2013
De Heer had nooit tegen mij geschreeuwd
September 2013


Ons gezin, ons thuis

De Heer had nooit tegen mij geschreeuwd

Ik voelde me machteloos toen ik mijn oudste zoon in Satans val zag lopen en ik reageerde daar vaak boos op. Ik moest zelf veranderen en niet mijn zoon proberen te veranderen.

Toen onze vier kinderen nog jong waren, gingen mijn man en ik ervan uit dat ze zeker niet van het goede pad af zouden dwalen als wij het goede voorbeeld zouden geven en hen liefdevol en consequent in het evangelie zouden opvoeden.

Maar op een zomerdag moesten we die aanname gedwongen laten varen. Onze oudste zoon, die veertien was, ging met zijn vrienden zwemmen. Toen ik met de jonge kinderen in het zwembad aankwam, leek het alsof hij een sigaret tussen zijn vingers had. Ik maakte me zorgen, dus sprak ik hem er later op aan. Hij zei eenvoudigweg dat ik het mis had. Helaas bleek dat een leugen te zijn, en niet zijn laatste ook.

In de loop van de tijd sloot hij zich steeds meer van ons af. Er viel niet meer met hem te praten en vaak werd hij zonder aanleiding boos. Op de sigaretten volgden alcohol, drugs, smerige taal en een lange reeks leugens. Zijn gedrag jegens de andere gezinsleden was onuitstaanbaar.

Eerst probeerden we hem voor zijn eigen bestwil beperkingen op te leggen, maar dat werkte alleen maar averechts. Straffen had geen zin. Als ik hem verwijten maakte en hem op zijn gedrag aansprak, kwamen we als twee kemphanen tegenover elkaar te staan, wat de kloof tussen ons alleen maar groter maakte.

Mijn man en ik maakten ons grote zorgen over onze oudste zoon. Hoewel we om hemelse hulp baden, zag ik niet in hoe we mijn oudste zoon tot bezinning konden brengen. Toen we baden, kregen we de ingeving dat we onze zoon meer ruimte moesten geven in plaats van hem strengere regels op te leggen. Daar stonden we sceptisch tegenover, maar al onze eerdere pogingen om hem bij te laten draaien, waren op niets uitgelopen. Dus besloten we hem alleen te straffen of beperkingen op te leggen als zijn daden ons gezinsleven ontregelden.

Hoewel we de raad van de Heer probeerden op te volgen, werd de situatie almaar erger. Ik vond het moeilijk om moed te houden en niet aan mezelf te twijfelen. Mijn man en ik probeerden consequent gezinsavond en gezinsgebed te houden. Maar ik voelde mij schuldig als ik aan al die keren dacht dat we daarin tekort waren geschoten en ik boos op onze zoon was geworden. Ik huilde veel, sliep weinig en was soms lichamelijk zo uitgeput dat ik het nauwelijks aankon.

Ons gezinsleven was zo goed als ontspoord. De gezinsavond liep regelmatig uit op herrie en ruzie. Mijn dierbaren konden niet veel goed meer doen en dat liet ik hen door zoveel bewoordingen weten ook.

Mijn man en ik zagen in dat we ervoor moesten zorgen dat ons gezin er niet aan onderdoor ging. We besloten om de raad van de Heer en de profeten op te volgen: we begonnen spontane, informele gezinsavonden te houden met de kinderen die dat wilden. Maar ik had het er nog steeds moeilijk mee dat onze oudste zoon in Satans val was gelopen. We vastten, baden en hoopten — dat was het enige wat we nog konden doen — en legden onze lasten bij de Heer en vertrouwden op Hem.

Het ging van kwaad tot erger. Op een gegeven moment had ik het er zo moeilijk mee dat ik mijn man om een priesterschapszegen vroeg. Ik hoopte troost en bemoediging te krijgen. Maar de Heer wist wat ik echt nodig had. Ik werd terechtgewezen omdat ik luidkeels tegen mijn zoon was uitgevallen. De Heer maakte me ervan bewust dat Hij nog nooit tegen me geschreeuwd had — maar dat ik heel vaak tegen mijn kinderen schreeuwde.

Daarnaast raadde Hij me aan om met mijn zoon over mijn zorgen te praten in plaats van hem verwijten te maken. Het begon tot mij door te dringen dat mijn boosheid en afkeuring eigenlijk verkeerd geuite angst was. Ik hakte voortdurend op hem in en hij verdedigde zich op alle mogelijke manieren. Ik overwoog hoe ik mij daarin kon veranderen.

In die tijd was ik instituutleerkracht. Ik merkte dat ik het niet moeilijk vond om kalm en geduldig met de jongeren in de kerk om te gaan, want dat waren mijn kinderen niet, dus speelden er geen moederlijke gevoelens mee.

Ik probeerde mijn zoon niet door de ogen van een bezorgde moeder te zien maar als buitenstaander. Door die aanpak, en door bidden en vasten, kon ik mijn emoties in toom houden en mijn inmiddels bijna achttienjarige zoon met andere ogen bekijken. Ik zag zijn goede eigenschappen weer. Het lukte me om mijn gevoelens en zorgen oprecht met hem te bespreken zonder dat de schrik mij om het hart sloeg.

Dat werd het keerpunt in onze relatie. Mijn zoon en ik bespraken van alles, waarbij ik hem de ruimte liet om zelf tot conclusies over zijn gedrag te komen. Mijn man en ik voorzagen hem enkel van wat raad en advies om zijn eigen boontjes te kunnen doppen.

Langzamerhand begon hij onze liefde en steun te waarderen. Onze omgang met hem wordt nu, na vijf moeilijke jaren, met name gekenmerkt door respect. Zijn leven ligt in veel opzichten nog steeds overhoop, maar hij is bezig om het op orde te krijgen. Langzaam maar zeker begint hij in te zien wat er echt toe doet en waar hij blijvende voldoening uit kan halen.

Door de raad van de Heer op te volgen is ons gezin er veel gelukkiger op geworden. Mijn man en ik hebben geleerd om onszelf en ons gezinsleven te veranderen in plaats van te proberen onze zoon te veranderen.

Ik weet nu wat het betekent om mijn kinderen aan de Heer toe te vertrouwen. Hij kent ze beter dan ik. Ik heb geleerd dat ik me niet verantwoordelijk hoef te voelen voor alle beslissingen van mijn kinderen. Mijn man en ik hebben ontdekt dat we onze zoon het beste kunnen helpen als we ons tot de Heer wenden en op zijn wil en raad vertrouwen.

Illustratie BEN SOWARD