2013
Hij zegende mijn valse noot
September 2013


Hij zegende mijn valse noot

Randy Lonsdale (Alberta, Canada)

Ik liep rood aan van schaamte terwijl mijn tienerzoon, Derek, en ik ‘Kalm nu, mijn ziel’1 in de avondmaalsdienst zongen. Ik had voor de dienst niet geoefend met zingen. Daarom sloeg mijn stem over toen ik een hoge noot probeerde te zingen.

Ik ging enigszins gegeneerd weer in de bank zitten, ofschoon mijn vrouw mij met een lieve blik liet weten dat ik de sfeer van de dienst niet bedorven had.

Na het slotgebed liep ik naar mijn auto om er een lesboek uit te pakken. Een zuster in onze wijk stond vlakbij de deur te snikken. Een vriendin van haar had een arm om haar heen geslagen. Toen ik langsliep, sprak de huilende zuster mij aan en zei hoe zeer ze het waardeerde dat we die lofzang hadden uitgekozen en dat we hem zo mooi hadden vertolkt dat het haar had ontroerd.

Ze legde uit dat ze een paar jaar eerder een doodgeboren baby had gekregen en dat ze sindsdien met boosheid en wanhoop kampte. Toen Derek en ik de lofzang zongen, was het alsof de Geest haar gekwelde ziel in een warme deken van gemoedsrust en troost wikkelde. Daardoor had ze hoop gekregen en kon ze haar kruis van verdriet dragen.

Ik mompelde onhandig dankjewel en liep de kerk uit. Ik voelde mij een stuk beter en ook nederig. Toen ik bij de auto aankwam, moest ik aan een haardvuuravond denken waarop Kim B. Clark, president van de Brigham Young University – Idaho had gesproken. In zijn toespraak had hij gezegd: ‘Als wij het werk van Jezus in geloof doen, gaat Hij met ons mee’ om anderen te dienen en ‘laat Hij ons precies weten wat we tegen anderen moeten zeggen.’ Hij zei ook dat ‘wat we dan zeggen en doen misschien een beetje onhandig of ongerijmd aanvoelt. […] Maar de Heiland neemt onze woorden en daden en voert die door zijn Geest tot het hart van de mensen. Hij verandert onze oprechte maar onvolmaakte inspanningen in iets wat precies goed is, ofwel, iets wat eigenlijk volmaakt is.’2

Toen ik naar de kerk terugliep, kreeg ik tranen van dankbaarheid in mijn ogen. De Heer had een ongepolijste lofzang gezegend en de boodschap ervan op volmaakte wijze tot het droevige hart van de jonge zuster gevoerd om haar zielsdiep te troosten. Daarnaast had de Heer met behulp van deze ontroerende belevenis een ruimer begrip van een diepzinnig evangeliebeginsel tot mijn hart gevoerd.