2007
Hoe groot zal dan uw vreugde zijn
Oktober 2007


Participatieperiode

Hoe groot zal dan uw vreugde zijn

‘Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken’ (Matteüs 5:16).

Heb je wel eens gemerkt dat als je iets lekkers of een speeltje met iemand deelt, dat je je dan fijn voelt? Natuurlijk heb je dat wel eens gemerkt. Maar je kunt ook andere dingen delen, zoals kennis. Als je kennis deelt, kan dat veel blijdschap geven — niet alleen aan de ontvanger, maar ook aan de gever. De beste kennis die je met iemand kunt delen, is het evangelie van Jezus Christus.

Ashley van negen was ook blij toen ze het evangelie met iemand deelde. Ze had de uitdaging gekregen om iemand een boek-van-mormon te geven. Ashley’s vader reed haar naar het huis van het schoolhoofd, die ze een boek gaf. En Ashley gaf de zendelingen de naam van het schoolhoofd. Wat was ze blij! (Zie ‘Nine-Year-Old Member Missionary’, Friend, juli 1997, pp. 42–43.)

Het belangrijkste dat je met iemand kunt delen, is het evangelie van Jezus Christus. De Heer riep Oliver Cowdery en David Whitmer om het evangelie te verkondigen. Hij legde uit hoe blij ze daarvan zouden worden:

‘En al ware het zo dat u al uw dagen arbeidde om dit volk bekering toe te roepen, en slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde met hem zijn in het koninkrijk van mijn Vader!

‘En nu, indien uw vreugde groot zal zijn met één ziel die u tot Mij hebt gebracht in het koninkrijk van mijn Vader, hoe groot zal dan uw vreugde zijn indien u vele zielen tot Mij brengt!’ (LV 18:15–16.)

Als we het evangelie met andere mensen delen, tonen we ons geloof in Jezus Christus. En wat worden we blij als we andere mensen vertellen over Jezus Christus en het plan van onze hemelse Vader.

Activiteit

Schrijf uw naam onder een van de zendelingenfiguren. Knip de figuur uit en plak hem op stevig papier. Leg tijdens de gezinsavond uw zendelingenfiguur naast elk plaatje en leg uit hoe de persoon in elke situatie zich als zendeling gedraagt. Vraag de anderen om de situaties op de plaatjes, of andere situaties die ze bedenken kunnen, na te spelen en u de gelegenheid te geven het evangelie te delen.

Ideeën voor de participatieperiode

  1. 1. Schrijf op enkele papiertjes daden waarmee je een goed of een slecht voorbeeld geeft. Laat de kinderen ieder eentje uit een doos trekken. Laat ze om de beurt oplezen. Vraag de kinderen of er in de genoemde situatie een goed voorbeeld of een slecht voorbeeld wordt gegeven. Hang de papiertjes aan het bord, respectievelijk onder het kopje ‘Goed voorbeeld’ of het kopje ‘Slecht voorbeeld’. Een paar voorbeelden: ‘Ik draag fatsoenlijke kleding’ gaat onder ‘Goed voorbeeld’, terwijl ‘Ik vloek wel eens’ onder ‘Slecht voorbeeld’ gaat. Laat de kinderen Matteüs 5:16 opzoeken, voorlezen en uit het hoofd leren. Geef uw getuigenis dat Jezus Christus ons allemaal het goede voorbeeld heeft gegeven.

  2. 2. Vraag de kinderen om aan een keer te denken dat ze andere mensen hun getuigenis hoorden geven. Leg uit dat we ons getuigenis niet alleen in getuigenisdiensten geven, maar ook bij andere gelegenheden. Zoek 2 Timoteüs 1:7–8 op. President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: ‘Mijn wens is dat elk lid van deze kerk die woorden ergens ophangt, waar ze elke morgen gezien worden.’ (‘Wees niet bevreesd’, Liahona, februari 2005, K2.) Hij zegt dat we door die woorden, moed, geloof en kracht krijgen. Laat de kinderen vers 7 en het eerste deel van vers 8 opschrijven om mee naar huis te nemen en het ergens te plaatsen waar ze het elke ochtend zien. Laat de kinderen de kracht voelen die uitgaat van het getuigenis van profeten en apostelen. Laat zo mogelijk een opname zien van een getuigenis dat tijdens een algemene conferentie is gegeven, of een uit de video Bijzondere getuigen van Christus. Of lees er een voor uit de Liahona.

Noot: Als u geen pagina’s uit het tijdschrift wilt halen, kunt u de activiteit kopiëren. Of ga op het internet naar www.lds.org, ‘Languages’, ‘Nederlands’, en klik onder ‘Liahona’ op ‘tijdschrift van de kerk’.