2007
Volharden tot het begin
Oktober 2007


Volharden tot het begin

Het duurde zeven jaar, maar het was het wachten waard.

‘Wie geven er les?’ vroeg ik mijn vriendin terwijl we op een zaterdagochtend in februari 2000 over straat liepen. We waren toen veertien jaar.

‘Het zijn mijn vrienden en ze zijn hier op een soort zending’, zei ze. We hadden het nog nooit over godsdienst gehad, ook al waren we elkaars beste vriendin. Ze zei dat we naar een Engelse les gingen die haar vrienden gratis gaven. Ze wist dat het me zou interesseren omdat ik naar een Engelse school ging.

Toen we het gebouw in gingen, raakte ik geboeid door de platen die aan de muren hingen. Was dit een kerk? Het zag er niet uit als een Bulgaars-orthodoxe kerk, de enige waar ik ooit naartoe was geweest. De meeste mensen beschouwen alle andere kerken als sektes. Bovendien, toen Bulgarije tot 1989 onder een communistisch bewind gebukt ging, werden godsdienstige overtuigingen veroordeeld, en veel mensen zien godsdienst nog steeds als iets dat niet goed is.

Mijn vriendin vroeg me of ik de volgende dag ook naar de kerk kwam. Ik zei ja, maar meer uit nieuwsgierigheid dan uit vroomheid. Ik wist dat als zij erheen ging, er niets mis mee was.

Ik begon geregeld naar de kerk te gaan. Ik wilde meer te weten komen over hun leringen. Ik wilde weten waarom die jonge mensen met hun naamplaatjes hun land hadden verlaten om zich in Bulgarije in de vijandige godsdienstige sfeer te storten. Hoewel ik toen niet godsdienstig was, was er iets waardoor ik naar activiteiten van de kerk bleef gaan. Ik genoot van de vriendschappelijke geest van de zendelingen en de hartelijke glimlach van de leden.

Ik sloot vriendschap met de jonge vrouwen in de gemeente. Hun geloof en hun grote verlangen om andere mensen te dienen, verbaasden me. Ik herinner me dat ik in een jongevrouwenklas voor het eerst een gebed uitsprak. Ik had nog nooit gebeden en ik wist niet hoe krachtig een gebed kon zijn. Ik had nog nooit de sterke band met onze hemelse Vader gevoeld die je door een gebed krijgt. Ik wist niet dat ik zijn dochter was. Daarna ben ik nooit meer opgehouden met bidden. Elke keer als ik een moeilijkheid moest overwinnen, wist ik dat ik mijn hemelse Vader om raad kon vragen. Vaak kreeg ik door die gebeden tranen in mijn ogen, omdat ik de verzekering van de Heilige Geest voelde dat God mij liefheeft. Ik begon op de Heer te vertrouwen.

Toen de verleidingen van de tienerjaren kwamen, had ik al een vast geloof in Jezus Christus, waardoor ik de kracht kreeg om die verleidingen te weerstaan. Ik kon zien dat Satan mijn leeftijdgenoten verleidde met wereldse zaken, en dat van het een het ander kwam. Het was moeilijk om pal te blijven staan voor mijn principes, maar door de band die ik door het gebed met mijn Vader in de hemel had, kon ik verleidingen uit de weg gaan. Ik had besloten om naar de beginselen van het heilsplan te leven. Ik wist zonder enige twijfel dat ik op een dag gezegend zou worden.

Helaas kon ik toen geen lid worden van de kerk. Mijn ouders hadden er ernstig bezwaar tegen, vooral mijn vader. Maar ik begreep hem wel. Zijn ouders hadden hem nooit meegenomen naar de kerk. Hij was opgegroeid onder het communistische bewind. Toch wist ik dat de Heer een manier voor mij had bereid om op een dag lid van de kerk te worden. Ik wist al dat het een erg moeilijke manier zou zijn. Maar ik had van de Schriften geleerd dat beproevingen goed voor ons kunnen zijn.

Ik ging naar het seminarie en later naar het instituut. Ik woonde kerkactiviteiten bij en begon zelfs aan mijn eigen Persoonlijke vooruitgang. Ik kon niet wachten tot ik naar jongevrouwenactiviteiten kon. Ik zal nooit de uren vergeten die we doorbrachten met koken, ansichtkaarten of boekenleggers maken, de klas versieren, of spelletjes doen — en natuurlijk de fijne vriendschapsband die we hadden. Met elke activiteit ging ik mijn goddelijke aard en mijn rol in het leven beter begrijpen.

Een van de moeilijkste projecten voor mijn Persoonlijke vooruitgang was dat ik ‘De levende Christus’ uit het hoofd moest leren. Toen ik de tekst zag, dacht ik dat het erg moeilijk zou zijn die uit het hoofd te leren. Maar na enkele weken wist ik al waarom dat project onder de waarde Geloof stond. Het was een beproeving van mijn geloof en geduld, een beproeving met een grote beloning. Het getuigenis van de apostelen hielp mij om mijn eigen geloof en getuigenis te sterken. Door hun inspirerende woorden over Christus’ goddelijke leven en zending uit mijn hoofd te leren, kreeg ik de moed om zelf van Hem te getuigen.

Toen ik ongeveer zestien was, hadden we een activiteit waarbij we een voorproefje kregen van het leven van een voltijdzendeling. We splitsten op in koppels en leefden een week lang als zendelingen. Dat was de eerste keer dat ik erachter kwam hoe belangrijk het is om andere mensen ons getuigenis te geven. Door die activiteit zag ik in dat het niet alleen moeilijk is om de Heer te dienen, maar ook dat we vreugde krijgen door anderen over het evangelie te vertellen en te zien hoe iemands leven verandert door de leringen van Christus. Daardoor begreep ik wat het inhoudt om ‘als getuige van God op [te treden], in alle dingen en in alle plaatsen’ (Mosiah 18:9).

Als ‘actief niet-lid’, zoals iedereen me noemde, leerde ik geduld te hebben en te hopen dat ik ooit lid van de kerk zou worden. Ik wist dat het een beproeving van mijn geloof en geduld was. Ik vroeg me af hoe lang ik nodig zou hebben om me te zuiveren en een nieuw leven te beginnen.

Die dag brak aan, bijna zeven jaar nadat mijn vriendin me mee naar de kerk had genomen op die koude februariochtend in het jaar 2000. Ik was 21 toen ik werd gedoopt in het zendingshuis in Sofia. Mijn doopdag was een van de fijnste dagen van mijn leven. Op dat moment voelde ik de grote verlossende liefde die mijn hemelse Vader voor mij heeft. Ik voelde het zelfs nog sterker toen ik de volgende dag aan het avondmaal deelnam. Ik kon mijn tranen niet bedwingen. De Geest, die mij innerlijk een brandend gevoel gaf, zei mij dat het de moeite van het wachten waard was geweest. Eindelijk kon ik gebruik maken van de gave van de Heilige Geest en de andere zegeningen ontvangen die leden van de kerk ter beschikking staan.

Ik ben dankbaar dat ik het herstelde evangelie ken. Ik weet dat wij de beproevingen van het leven door geloof en geduld kunnen overwinnen. Wij hebben geen groter en lonender voorrecht dan ons lidmaatschap in de enige ware kerk op aarde. Niets geeft een sterker gevoel van geluk dan weten dat wij als goed lid van de kerk ooit weer bij God kunnen wonen.

Noot

  1. Zie ‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’, Liahona, april 2000, p. 2.