2007
Hulp bieden aan wie worstelen met aantrekking tot hetzelfde geslacht
Oktober 2007


Hulp bieden aan wie worstelen met aantrekking tot hetzelfde geslacht

Afbeelding

Een vriendelijke jongeman, begin twintig, zat tegenover mij. Hij had een aangename glimlach, hoewel hij tijdens ons gesprek niet erg vaak glimlachte. Het was dan ook het verdriet in zijn ogen dat mijn blik vasthield.

‘Ik weet niet of ik lid van de kerk moet blijven’, zei hij. ‘Ik denk niet dat ik dat waardig ben.’

‘Waarom zou je dat niet zijn?’ vroeg ik.

‘Ik ben homo.’

Hij dacht waarschijnlijk dat ik daarvan zou schrikken. Maar dat was niet zo. ‘En dus … ?’ informeerde ik.

Ik zag even de opluchting op zijn gezicht toen hij merkte dat ik nog steeds met hem begaan was. ‘Ik voel me niet aangetrokken tot vrouwen. Ik voel me aangetrokken tot mannen. Ik heb geprobeerd die gevoelens te negeren of ze te veranderen, maar … .’

Hij slaakte een zucht. ‘Waarom ben ik zo? Ik heb die gevoelens écht.’

Ik was even stil en zei toen: ‘Ik heb wat meer informatie nodig voordat ik je van advies kan dienen. Weet je, je aangetrokken voelen tot hetzelfde geslacht is geen zonde — alleen handelen naar die gevoelens is een zonde, net zoals dat geldt voor mensen met heteroseksuele gevoelens. Overtreed je de wet van kuisheid?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee.’

Ik leunde voorover en zei: ‘Fijn dat je dit probleem aan wilt pakken. Daar is moed voor nodig en ik prijs je omdat je jezelf rein houdt.

‘Op de vraag waarom je die gevoelens hebt, heb ik geen antwoord. Dat kan aan allerlei factoren liggen en dat kan per persoon verschillen, want iedereen is anders. Sommige dingen, zoals de oorzaak van je gevoelens, zullen we misschien nooit te weten komen in dit leven. Maar weten waarom je die gevoelens hebt, is niet zo belangrijk als weten dat je geen overtreding hebt begaan. Als je volgens de geboden leeft, dan ben je waardig om functies te vervullen in de kerk en een volwaardig lid te zijn, naar de tempel te gaan en alle zegeningen van de verzoening van de Heiland te ontvangen.’

Hij ging een klein beetje rechterop zitten. Ik vervolgde: ‘Je doet jezelf tekort als je je voornamelijk identificeert aan de hand van je seksuele voorkeur. Dat is niet je enige kenmerk, dus geef dat niet onevenredig veel aandacht. Allereerst ben je een zoon van God en Hij heeft je lief.

‘Bovendien heb ik je lief. Mijn broeders onder de algemene autoriteiten hebben je lief. Ik denk ook aan een opmerking die president Boyd K. Packer eens heeft gemaakt in een toespraak tot mensen die zich tot het eigen geslacht aangetrokken voelen. “Wij verwerpen u niet”, zei hij. “Wij kunnen u niet verwerpen, want u bent allen zoons en dochters van God. “Wij zullen u niet verwerpen, want wij hebben u lief.”’1

We spraken nog een half uur met elkaar. Omdat ik wist dat ik hem niet verder persoonlijk van advies kon blijven dienen, verwees ik hem naar zijn plaatselijke priesterschapsleiders. Vervolgens namen we afscheid. Ik dacht een glimp van hoop op te vangen in zijn ogen die er eerst niet was. Hoewel hij beslist nog moeilijkheden had te doorstaan — of eenvoudigweg te verdragen, had ik het gevoel dat hij dat goed aan zou kunnen.

God heeft zijn kinderen lief

Toen een engel Nephi een vraag stelde over God, antwoordde Nephi: ‘Ik weet dat Hij zijn kinderen liefheeft; toch ken ik niet de betekenis van alle dingen’ (1 Nephi 11:17). Ik bevestig ook dat God al zijn kinderen liefheeft en ik erken dat veel vragen, inclusief enkele met betrekking tot aantrekking tot hetzelfde geslacht, op een toekomstig antwoord moeten wachten, misschien zelfs tot het leven hierna.

Helaas denken sommige mensen overal een antwoord op te hebben en ze geven hun mening waar ze maar kunnen. Gelukkig spreken die mensen niet namens De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Hoewel ik geloof dat leden in principe graag begrip tonen voor mensen die anders zijn dan zij, ligt het in de menselijke natuur om ons terug te trekken als we geconfronteerd worden met een situatie die we niet begrijpen. Dat geldt vooral voor aantrekking tot mensen van hetzelfde geslacht. We hebben daarover zo weinig betrouwbare informatie dat mensen die willen helpen zich wat onzeker voelen. Hoewel ik de wijsheid in dat opzicht niet in pacht heb, wil ik toch enkele suggesties doen aan mensen die dierbaren of vrienden hebben die zich aangetrokken voelen tot mensen van hetzelfde geslacht.

Het geluksplan van onze Vader

Ten eerste moeten we heel duidelijk zijn over de vraag wat God voor ieder van ons wil. Hij wil dat wij allemaal de zegeningen van het eeuwige leven ontvangen. Hij wil dat wij net zo worden als Hij. Om ons daarmee te helpen, heeft Hij ons een plan gegeven. Dat plan is gebaseerd op eeuwige waarheden en verandert niet mee met maatschappelijke trends en stromingen.

Centraal in dat plan staat het krijgen van kinderen, wat een van de belangrijkste redenen is dat Adam en Eva de hof van Eden verlieten (zie 2 Nephi 2:19–25; Mozes 5:10–12). Zij kregen het gebod om ‘vruchtbaar [te zijn en] talrijk’ te worden, en zij besloten dat gebod te onderhouden. Wij worden geacht hun voorbeeld te volgen, te trouwen en stoffelijke lichamen te verschaffen aan geestkinderen van onze hemelse Vader. Dan is duidelijk dat een relatie tussen mensen van hetzelfde geslacht niet in dit plan past.

Om allerlei redenen kan niet iedereen meteen trouwen of kinderen krijgen. Misschien is er niet meteen een huwelijkspartner in zicht. Of misschien kan men zelfs na een huwelijk geen kinderen krijgen. Of misschien voelt men zich niet aangetrokken tot mensen van het andere geslacht. Maar wat de reden ook is, Gods grootste zegeningen worden uiteindelijk aan al zijn kinderen ter beschikking gesteld, mits ze rein en getrouw zijn.

Sommigen kunnen door geloof te oefenen, zich in te spannen en te vertrouwen op de macht van de verzoening in dit leven nog hun aantrekking tot hetzelfde geslacht van zich afschudden, en trouwen. Maar anderen zullen die aantrekking in dit leven misschien niet kwijtraken.

Als medekerkleden, familieleden en vrienden moeten wij inzien dat zij die zich aangetrokken voelen tot mensen van hetzelfde geslacht unieke beperkingen hebben in het uiten van hun gevoelens. Hoewel zij die aantrekkingskracht wel degelijk voelen, mogen zij er geen fysieke uitingen aan geven. Het verlangen tot lichamelijke bevrediging geeft niemand recht op onzedelijk gedrag, ongeacht de seksuele voorkeur van de persoon. Die gevoelens kunnen sterk zijn, maar ze zijn nooit zó sterk dat ze iemand de vrijheid benemen om voor goed gedrag te kiezen.

Dat gezegd hebbende, moet ik wel duidelijk maken dat alleen die aantrekking, hoe lastig die ook mag zijn, iemand geen slecht kerklid maken. Het Eerste Presidium heeft gezegd: ‘Er is een verschil tussen onreine gedachten en gevoelens en deelname aan onzedelijk heteroseksueel of homoseksueel gedrag.’2 Wie niet toegeeft aan verleiding, begaat geen overtreding.

Als iemand dat onderscheid niet ziet, kan dat soms tot wanhoop leiden. Ik heb medelijden met mensen die niet begrijpen dat iedere zegening die God ons biedt, ter beschikking staat aan ieder die de wetten gehoorzaamt waarop zij zijn gegrond (zie LV 130:20–21). Niemand die het evangelie naleeft, moet wanhopen. Wij krijgen hoop en vrede van de Trooster, en de oplossing voor wanhoop is de Heilige Geest uit te nodigen bij ons te zijn.

Manieren om te helpen

Laten we aannemen dat u een familielid of vriend bent van iemand die worstelt met aantrekking tot het eigen geslacht en hij vraagt u om hulp. Wat zegt u dan? Wat doet u?

Ik zou uw zoon, dochter, broer, zus, vriend of vriendin allereerst prijzen omdat er moed voor nodig was om naar u toe te gaan. Ik zou vermelden hoe fijn het was dat hij of zij mij vertrouwde. Deze kwestie met iemand bespreken die te vertrouwen is, is een gezonde eerste stap om te kunnen omgaan met verwarrende gevoelens, en het is absoluut noodzakelijk dat men bij die eerste stappen op medeleven stuit.

En als u de ouder bent van iemand die worstelt met aantrekking tot het eigen geslacht, neem dan niet aan dat ú verantwoordelijk bent voor die gevoelens. Niemand, ook niet degene die met het probleem worstelt, hoeft de schuld op zich te nemen. Niemand mag iemand anders de schuld geven — ook God niet. Heb geloof en help de persoon die u dierbaar is om dit probleem zo goed mogelijk tegemoet te treden.

Bedenk daarbij dat een huwelijk niet een zaligmakende oplossing is. De aantrekking tot hetzelfde geslacht kan erg sterk zijn, en proberen een heteroseksuele relatie af te dwingen zal er waarschijnlijk geen verandering in brengen. We zijn allemaal dolblij als iemand die met dergelijke gevoelens worstelt erin slaagt om te trouwen, kinderen groot te brengen en gelukkig te worden in een gezin. Maar dergelijke pogingen hebben bij sommigen geleid tot gebroken harten en ontwrichte gezinnen.

Houd in elk geval de communicatielijnen open. Openhartige communicatie tussen ouders en kinderen is een duidelijke uiting van liefde. En als zuivere liefde vrijelijk wordt geuit, kan dat de gezinsband veranderen. Maar liefde voor een familielid houdt niet in dat u onrechtschapen gedrag moet tolereren. Uw kinderen kunnen natuurlijk gerust thuis blijven wonen, maar u hebt het volste recht om elk gedrag in uw huis te verbieden dat de Geest van de Heer mishaagt.

Het tuinbeginsel

Denk eens aan het volgende beginsel dat we van tuinieren leren. Iemand heeft eens gezegd dat als we voor het inzaaien van een tuin goed zaad gebruiken, er niet zo veel noodzaak tot schoffelen zal zijn. Dat geldt ook voor ons leven: als we het vullen met geestelijke voeding, kunnen we onze neigingen beter beheersen. Dat houdt in dat we thuis een positief klimaat scheppen waarin de Geest overvloedig aanwezig is. Een positief klimaat houdt regelmatige individuele en gezamenlijke aanbidding in, alsmede gebed, vasten, schriftstudie, dienstbaarheid en blootstelling aan opbouwende gesprekken, muziek, lectuur en andere media.

Datzelfde geldt voor onze ervaringen in de kerk. Sommige mensen die zich aangetrokken voelen tot hetzelfde geslacht, zijn bang en raken gekwetst in de kerk terwijl niemand de bedoeling heeft ze te kwetsen. Aan de andere kant sluiten sommige leden mensen buiten die anders zijn. Als onze daden of woorden iemand ontmoedigen om ten volle zijn lidmaatschap in de kerk te beleven, dan doen we ze tekort en falen we in de ogen van de Heer. De kerk wordt sterker als we elk lid overal bij betrekken en we elkaar sterken in ons dienstbetoon en onze liefde (zie LV 84:110).

U krijgt misschien de ingeving om de persoon die u probeert te helpen te laten praten met een priesterschapsleider die de sleutels van geïnspireerde raad bezit. Doe dat alstublieft, en weet dat het Eerste Presidium de kerkleiders heeft verzocht om dit soort zaken in vertrouwen en in een geest van christelijke naastenliefde te bespreken.3

In handen van de Heer

Niet zo lang geleden kreeg ik een brief van een man die begin dertig was en die worstelde met zijn aantrekking tot hetzelfde geslacht. Hij heeft het moeilijk gehad en is ongehuwd. Maar, schreef hij, ‘de Heer heeft mij geholpen om mijn huidige omstandigheden onder ogen te zien, en heb er vrede mee om mijn best te doen en mijn leven verder aan Hem over te laten.’

Ik ween van bewondering en respect vanwege het geloof en de moed van zo’n man die leeft met een probleem dat ik nooit heb gehad. Ik heb hem lief, net als de duizenden anderen zoals hij, man of vrouw, die ‘de goede strijd’ strijden (1 Timoteüs 6:12). Ik beveel deze houding aan iedereen aan die worstelt met aantrekking tot het eigen geslacht —of die anderen helpt die daarmee worstelen.

Aanvullende informatie

Sommige denkbeelden en aanhalingen in dit artikel komen uit een brochure die het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen hebben opgesteld voor mensen die zich aangetrokken voelen tot anderen van hetzelfde geslacht. De brochure heet God heeft zijn kinderen lief (bestelnummer 04824 120). Als de brochure in uw taal voorhanden is, kunt u hem bestellen bij het distributiecentrum, en anders kunt u hem downloaden van www.lds.org/ same-gender-attraction.

Noten

  1. ‘Gij [zijt] Gods tempel’, Liahona, januari 2001, p. 87.

  2. Brief van het Eerste Presidium, 14 november 1991.

  3. Zie brief van het Eerste Presidium, 14 november 1991.