Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 7: Het heerlijke werk van bekering en de doop


Hoofdstuk 7

Het heerlijke werk van bekering en de doop

Bekering en de doop zijn essentieel voor hen die erfgenaam van het celestiale koninkrijk willen worden.

Uit het leven van Joseph F. Smith

Joseph F. Smith werd op 21 mei 1852 gedoopt in de City Creek, vlakbij de noordoosthoek van Temple Square in Salt Lake City. De verordening werd verricht door president Heber C. Kimball, lid van het Eerste Presidium en een goede vriend van de vader van Joseph, die de martelaarsdood had gevonden. Joseph F. Smith heeft over die dag onder meer gezegd: ‘Ik voelde in mijn ziel dat als ik gezondigd had - en ik was beslist niet zonder zonde - het mij vergeven was; dat ik daadwerkelijk van zonde gereinigd was; mijn hart was geraakt en ik had het gevoel dat ik nog niet het kleinste insect onder mijn voeten wilde pijn doen. Ik had het gevoel dat ik alle mensen en alle dingen overal goed wilde doen. Ik voelde een hernieuwing van mijn leven, een hernieuwd verlangen om het goede te doen. Er was geen enkel verlangen naar het kwade over in mijn ziel. Ik was nog maar een kleine jongen, maar ik weet dat het van God kwam, en is en was altijd een levend getuigenis voor mij van mijn aanvaarding van de Heer.’1

Zijn hele leven lang heeft president Smith ernaar gestreefd om zich te houden aan de verbonden die hij bij zijn doop gesloten had. Hij leerde de leden dat bekering van zonde essentieel is om zich aan die verbonden te houden: ‘Ik geloof in het beginsel van bekering, omdat ik het heb getest en weet dat het goed is. Als ik op een kwaad moment ook maar iets had gedaan dat mijn broeder gekwetst had, zou ik nooit tevreden kunnen zijn of maar enige mate van vrijheid van slavernij voelen tot ik naar die broeder was gegaan, mij bekeerd had van mijn zonde en het met hem had goed gemaakt. Dan zou de last worden weggenomen en zou ik weer de goede gevolgen van bekering van zonde voelen.’2

Leringen van Joseph F. Smith

Bekering en de doop zijn ware evangeliebeginselen

Ik wil zeggen dat de evangeliebeginselen altijd waar zijn - de beginselen van geloof in God, van bekering van zonde, van de doop voor de vergeving van zonden door het gezag van God, en de oplegging van handen voor de gave van de Heilige Geest; die beginselen zijn altijd waar en zijn altijd absoluut noodzakelijk voor het heil van de mensenkinderen, ongeacht wie of waar zij zijn. (…) Geen mens kan het koninkrijk van de hemel binnengaan als hij niet uit water en de Geest geboren is. Die beginselen zijn onmisbaar, want God heeft ze verklaard. Niet alleen heeft Christus ze met zijn eigen stem verklaard, en zijn discipelen vanouds van generatie op generatie, maar in deze laatste dagen hebben zij hetzelfde getuigenis opgepakt en deze dingen aan de wereld verkondigd. Ze zijn nu net zo waar als ze destijds waren, en wij moeten ze gehoorzamen.3

Wij moeten de wil van de Vader gehoorzamen. Ik hoor vaak mensen zeggen: ‘Al wat er in deze wereld van een mens verlangd wordt, is dat hij eerlijk en goed is’, en dat zo iemand heerlijkheid en de verhoging zal bereiken. Maar zij die dit zeggen, denken niet aan deze uitspraak van de Heer: ‘(…) tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien’ [zie Johannes 3:3]. (…) Hoe goed, hoe eerzaam, hoe eerlijk hij ook is, hij moet door die deur gaan om het koninkrijk Gods binnen te gaan. De Heer eist het. Als hij dus weigert om door de deur de schaapskooi binnen te gaan, kan hij nooit een erfgenaam van God worden en mede-erfgenaam van Jezus Christus.4

Bekering van zonde is een eeuwig beginsel, en is net zo essentieel en net zo’n integraal onderdeel van het evangelie van Jezus Christus als ‘gij zult niet doden’ of ‘gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben’.

De doop voor de vergeving van zonden, verricht door iemand die daartoe het gezag bezit, is een eeuwig beginsel, want God heeft het ingesteld en geboden, en Christus zelf stond niet boven gehoorzaamheid eraan; Hij moest het gehoorzamen om de wet der gerechtigheid te vervullen.5

De Heer heeft ons door Joseph Smith geleerd: bekering van zonden, vervolgens doop door onderdompeling met Christus, met Hem in het water begraven worden, in het vloeibaar graf, en weer opkomen uit het vloeibaar graf als gelijkenis van zijn opstanding uit de dood tot het leven, de doop door onderdompeling, en de doop van de Heilige Geest door de oplegging van handen; dat is nodig voor het heil van de mensenkinderen.6

Alleen ware bekering is aanvaardbaar voor God

De mens kan alleen in rechtschapenheid zijn heil en de verhoging ontvangen in het koninkrijk van God, daarom moeten we ons bekeren van onze zonden en in het licht wandelen zoals Christus in het licht is, opdat zijn bloed ons van alle zonden mag reinigen, en opdat wij omgang mogen hebben met God en van zijn heerlijkheid en de verhoging mogen ontvangen.7

Bestaat bekering uit berouw om onze verkeerde daden? Ja, maar is dat alles? Absoluut niet. Alleen ware bekering is aanvaardbaar voor God, niets minder voldoet aan het doel. Wat, is dan ware bekering? Ware bekering is niet alleen maar berouw om zonde en nederige boetedoening en wroeging tegenover God, maar het omvat ook de noodzaak om ons van de zonde af te keren, op te houden met alle kwade gebruiken en daden, een hervorming van ons leven, een essentiële verandering van kwaad naar goed, van ondeugd naar deugd, van duisternis naar licht. En niet alleen dat, maar we moeten ook, voor zover mogelijk, herstellen wat wij verkeerd gedaan hebben, onze schulden betalen en God en de mens hun rechten teruggeven - wat zij van ons tegoed hebben. Dat is ware bekering, en de uitoefening van de wil en alle machten van lichaam en geest is ervoor nodig, om dit heerlijke werk van bekering te voleindigen, waarop God het zal aanvaarden.8

Geen mondelinge uiting van bekering is aanvaardbaar voor God als hij niet in praktijk wordt gebracht. Wij moeten werken hebben, niet alleen geloof; wij moeten zowel doen als voorgeven te doen.9

Wie kan in zijn hart zeggen, in de tegenwoordigheid van God en de mens: ‘Ik heb mij echt bekeerd van al mijn zonden.’ (…) Ik heb veel zwakheden en onvolmaaktheden. Ik heb net zoveel zwakheden als velen van u, en ik weet niet of ik er meer heb dan zeer velen van u. (…) Ik ben nog niet in staat geweest om dit tweede beginsel van het evangelie van Jezus Christus na te leven en te respecteren; en ik zou weleens kennis willen maken met de persoon die dat wél heeft gedaan. Ik zou weleens kennis willen maken met de prediker die dat heeft gedaan. Maar ik probeer het. Ik wil dat u dit begrijpt, broeders en zusters, ik probeer het nog steeds.10

Je kunt niet een moordenaar nemen, (…) een overspelige, een leugenaar of iemand die echt slecht is geweest in dit leven, en hem eenvoudig door het verrichten van een evangelieverordening reinigen van zonde en hem de tegenwoordigheid van God induwen. God heeft zo’n plan niet opgesteld en het is niet mogelijk. Hij heeft gezegd dat u zich van uw zonden moet bekeren. De slechten moeten zich bekeren van hun slechtheid. Zij die overlijden zonder kennis van het evangelie zullen die kennis moeten krijgen, en zij die zondigen tegen het licht zullen de laatste penning moeten betalen voor hun overtreding en hun afdwalen van het evangelie voordat zij weer kunnen terugkeren naar het evangelie. Vergeet dat niet. Vergeet het niet, ouderlingen in Israël, of moeders in Israël; en als u de levenden of de doden wilt redden, bedenk dan dat u dat alleen kunt op basis van het beginsel van hun bekering en aanvaarding van het plan van het leven.11

Er is een tijd voor verzoening gekomen (…) dat wij (…) de Heer om de geest van bekering zullen smeken. En als wij die hebben ontvangen, zullen wij zijn ingevingen volgen; zodat wij, door ons voor Hem te verootmoedigen en elkaar om vergeving te vragen, hen die naastenliefde en weldaad zullen geven die onze vergeving verlangen die wij vragen en verwachten van de hemel.12

Zolang er leven is, is er hoop; en zolang er bekering is, is er kans op vergeving; en als er vergeving is, is er kans op groei en ontwikkeling tot we de volledige kennis van deze beginselen ontvangen, de beginselen die ons zullen verhogen en redden en ons voorbereiden om de tegenwoordigheid van God de Vader in te gaan.13

Door de doop komen wij in de kerk en in het koninkrijk van God

Hebben we ons zo bekeerd, dan is de volgende vereiste de doop, die een essentieel beginsel van het evangelie is - niemand kan het evangelieverbond aangaan zonder de doop. Het is de deur van de kerk van Christus. We kunnen er op geen enkele andere manier ingaan, want Christus heeft het gezegd: ‘sprenkelen’ of ‘gieten’ is geen doop. Doop betekent onderdompeling in water, en het moet verricht worden door iemand die daartoe het gezag bezit, in de naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest. Zonder goddelijk gezag is de doop niet geldig. Het is een symbool van de begrafenis en de opstanding van Jezus Christus, anders is het niet geldig en wordt het niet door Hem geaccepteerd, noch zal het een vergeving van zonden teweegbrengen, wat het doel ervan is, maar wie geloof heeft, zich oprecht bekeert en ‘met Christus in de doop wordt begraven’, door iemand die daartoe het gezag bezit, zal vergeving van zonden ontvangen, en maakt aanspraak op de gave van de Heilige Geest door de oplegging van handen.14

Wij worden gedoopt in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Wij worden ingewijd in de kerk en het koninkrijk van God, in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en wij aanbidden de Vader. Wij streven ernaar de Zoon te gehoorzamen en in zijn voetspoor te volgen.15

Het is de plicht van alle heiligen der laatste dagen om hun kinderen de waarheid te leren, hen te oefenen in de eis van hun weg, hun de eerste beginselen van het evangelie bij te brengen, alsmede de noodzaak van de doop voor de vergeving van zonden en voor het lidmaatschap in de kerk van Christus.16

De doop door onderdompeling voor de vergeving van zonden, door iemand die daartoe het gezag bezit, is een waar beginsel, want Christus onderwees erin; Christus gehoorzaamde het en zou de vervulling ervan voor niets uit de weg gegaan zijn - niet omdat Hij zondig zou zijn geweest en gedoopt moest worden voor de vergeving van zonden. Hij moest het alleen maar doen om alle gerechtigheid te vervullen, dat wil zeggen, Hij moest de wet vervullen.17

Jezus zelf bediende de verordening van de doop; Hij stelde het avondmaal van de Heer in en verordineerde de naleving ervan; en Hij voerde andere riten uit die Hij essentieel achtte voor het heil van de mens. In het geval van Nicodemus beklemtoonde Hij de doop dusdanig dat Hij de geboorte uit water en de Geest noodzakelijk maakte voor het heil van de mens [zie Johannes 3:1–5].18

Er lijkt onder sommige mensen een onvolledig beeld te bestaan van de heilige aard van bepaalde verordeningen van het heilig priesterschap. Toegegeven, de bediening van de gezagsdragers onder ons gaat niet vergezeld van (…) pracht en praal en wereldse ceremonieën (…), maar het feit dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen het priesterschap bezit, is voldoende om elke willekeurige verordening die met het juiste gezag binnen de kerk verricht wordt, een gebeurtenis van allesovertreffend belang te maken. Bij het verrichten van zo’n verordening spreekt en handelt degene die officieert niet voor zichzelf of uit zijn eigen gezag, maar bij machte van zijn ordening en aanstelling als vertegenwoordiger van de machten van de hemel. Wij maken (…) van de verordening van de doop geen spectaculaire vertoning; maar de eenvoud van de orde die gevestigd is in de kerk van Christus zou de heilige aard van de verschillende verordeningen eerder moeten onderstrepen dan die te verminderen.19

God zal hen verhogen die zich bekeren, zich laten dopen en getrouw blijven

Er zijn zegeningen die betrekking hebben op het evangelie van Jezus Christus en op de toekomende wereld die niet verkregen kunnen worden door onze persoonlijke invloed, noch kunnen ze gekocht worden met geld. En geen mens kan ze door zijn eigen intelligentie of wijsheid verkrijgen, maar alleen door zich te houden aan bepaalde verordeningen, wetten en geboden die ons zijn gegeven. En naar mijn mening zou elke heilige der laatste dagen er goed aan doen om eraan te denken dat hij de zegeningen van het evangelie, die van onschatbare waarde zijn, ontvangen heeft door zijn geloof, dat vergeving van zonden verkregen is door de doop en door bekering, en dat hij alleen door blijvende getrouwheid de gaven en zegeningen van het eeuwige leven kan behouden.20

Vervolgens zeggen wij tot u die zich bekeerd hebben van uw zonden, die met Christus begraven zijn in de doop, die uit het vloeibaar graf bent opgewekt tot een hernieuwd leven, die geboren bent uit water en Geest, en die kinderen van de Vader bent geworden, erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Jezus Christus - tot u zeggen wij: als u de wetten van God onderhoudt, en ophoudt kwaad te doen, (…) en geloof hebt in God, gelooft in de waarheid en die ontvangt, en eerlijk bent voor God en de mens, zult u verheven worden en zal God u aan het hoofd stellen, net zo zeker als u deze geboden onderhoudt. Wie ook de geboden van God onderhoudt, ongeacht of u dat bent of iemand anders, die zal opstaan en niet vallen, zal leiden en niet volgen, zal opwaarts gaan en niet neerwaarts. God zal hem verhogen en grootmaken voor de volken der aarde en zal zijn zegel van goedkeuring aan hem hechten en hem de zijne noemen. Dat is mijn getuigenis aan u.21

Dit is het evangelie van Jezus Christus, de enige ware en levende God te kennen en zijn Zoon, die Hij de wereld in heeft gezonden, welke kennis door gehoorzaamheid aan al zijn geboden komt, door geloof, bekering van zonden, doop door onderdompeling voor de vergeving van zonden, de gave van de Heilige Geest door oplegging van handen door middel van goddelijk gezag en niet door de wil van de mens. Dit is dan het evangelie van Jezus Christus, wat de macht van God tot heil is: gehoorzaamheid aan de waarheid, onderwerping aan de orde die God in zijn huis heeft ingesteld, want het huis van God is een huis van orde en geen huis van verwarring.22

Wij getuigen dat de hindernissen die de mens van God scheidden, overwonnen zijn, dat de Heer zijn wil weer aan de mens communiceert. ‘Maar,’ zegt men, ‘hoe komen we die dingen dan te weten? Hoe kunnen wij te weten komen dat u niet misleid bent?’ Tegen allen die dat vragen, zeggen wij: bekeer u oprecht van uw zonden, laat u dopen, laat u de handen opleggen voor de gave van de Heilige Geest, dan zal de Geest tot u getuigen van de waarheid van ons getuigenis, en zult u er net zo goed een getuige van worden als wij, en kunt u stoutmoedig tot de wereld getuigen net als wij.23

Studiesuggesties

  • Wat is ‘ware bekering’? Waarom gaat bekering aan de doop vooraf?

  • Wat voor uitwerking heeft ongehoorzaamheid aan een wet van God op ons? Waarom is het beter om Gods wetten te gehoorzamen dan zonde te begaan met de gedachte dat we ons later wel zullen bekeren?

  • Hoe geeft het beginsel van bekering ons hoop? (Zie ook Moroni 7:41.) In hoeverre is het juist om bekering te zien als ‘een kans op groei en ontwikkeling’?

  • Wat voor gevoel krijgt u door de kennis dat er iemand door Jezus Christus is gemachtigd om ons te dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest? (Zie ook LV 20:73.) Hoe voelde u zich toen u zich liet dopen, of toen u de doopdienst van iemand anders bijwoonde?

  • Waarom is het priesterschapsgezag om te dopen belangrijker voor de doopverordening dan enige ‘pracht en praal en wereldse ceremonieën’? Hoe kan de eenvoud van de doopverordeningen behouden en gerespecteerd worden?

  • Welke kennis en zegeningen hebt u ontvangen door bekering en de doop? Hoe kunt u die zegeningen behouden?

  • Welke verbonden sluiten we als we ons laten dopen? (Zie ook Mosiah 18:8–10; LV 20:37.) Hoe hebt u zich sinds uw doop aan uw verbonden met de Heiland gehouden?

Noten

  1. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 96.

  2. Deseret News: Semi-Weekly, 3 januari 1893, blz. 2.

  3. Gospel Doctrine, blz. 3.

  4. ‘The Gospel in Precept and Example’, Millennial Star, 15 maart 1906, blz. 162.

  5. Gospel Doctrine, blz. 11–12.

  6. Conference Report, oktober 1911, blz. 6.

  7. Gospel Doctrine, blz. 250–251.

  8. Gospel Doctrine, blz. 100–101.

  9. Deseret Evening News, 31 december 1870, blz. 2.

  10. Collected Discourses Delivered by President Wilford Woodruff, His Two Counselors, the Twelve Apostles, and Others, verz. door Brian H. Stuy, 5 delen (1987–1992), deel 2, blz. 300.

  11. Gospel Doctrine, blz. 95.

  12. Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, verz. door James R. Clark, 6 delen (1965–1975), deel 3, blz. 243.

  13. Gospel Doctrine, blz. 27-28.

  14. Gospel Doctrine, blz. 101.

  15. Gospel Doctrine, blz. 139.

  16. Gospel Doctrine, blz. 291.

  17. Conference Report, april 1912, blz. 9.

  18. Gospel Doctrine, blz. 212.

  19. Gospel Doctrine, blz. 142–143.

  20. Gospel Doctrine, blz. 48–49.

  21. Gospel Doctrine, blz. 312.

  22. Messages of the First Presidency, deel 5, blz. 9.

  23. Deseret News: Semi-Weekly, 1 december 1868, blz. 2.