Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 34: Heilige tempels van de Heer


Hoofdstuk 34

Heilige tempels van de Heer

In heilige tempels verrichten wij verlossende verordeningen voor de levenden en de doden, en sluiten wij verbonden die wij ons leven lang trouw moeten zijn.

Uit het leven van Joseph F. Smith

Tijdens de inwijdingsdienst in augustus 1907 van de tabernakel van de ring Uintah in Vernal (Utah), zei president Joseph F. Smith tegen de aanwezige heiligen dat het hem niet zou verbazen als er ooit in hun midden een tempel werd gebouwd.1 In november 1997 werd de verbouwde tabernakel ingewijd als de Vernal-tempel, de 51e tempel van de kerk.

Het leven en de bediening van Joseph F. Smith waren nauw verbonden met tempelwerk. Zijn persoonlijke ervaringen daarmee begonnen in de winter van 1845-1846, toen zijn moeder en haar zuster, Mercy R. Thompson, ‘druk bezig waren met werk dat in de tempel verricht werd’. President Smith zei daarover later: ‘Daar werden de kinderen van mijn vader aan hun ouders verzegeld.’2 Hij was in 1853 aanwezig bij het leggen van de hoeksteen van de Salt Lake-tempel en bij de inwijding van die tempel in 1893.

In afwachting van de inwijding, zei hij: ‘Veertig jaar lang zijn de hoop, de verlangens en de verwachtingen van de hele kerk geconcentreerd geweest op de voltooiing van dit heilige gebouw. (…) Nu dit geweldige gebouw eindelijk voltooid is, en klaar is om voor goddelijke doeleinden gebruikt te worden, hoeven we toch niet te zeggen dat er een evenement nadert dat voor ons als volk van het allergrootste gewicht is?’3 Hij was van 1898 tot en met 1911 president van de Salt Lake-tempel. Negen van die jaren was hij tevens president van de kerk.

President Smith nam deel aan de inwijdingsdiensten in de tempels te St. George, Logan en Manti. In 1913 wijdde hij de bouwplaats voor de tempel in Cardston (Alberta, Canada). En in 1915 wijdde hij de grond in van zijn geliefde adoptie-vaderland Hawaii voor de eerste tempel buiten Noord-Amerika. Maar hij zag in dat de kerk nog slechts op de drempel stond van het werk van de tempelbouw: ‘Ik voorzie de noodzaak om andere tempels te bouwen (…) die aan de Heer toegewijd worden voor de verrichting van de verordeningen van Gods huis, zodat de mensen baat mogen hebben bij het huis van de Heer zonder er honderden mijlen voor te hoeven reizen.’4

Leringen van Joseph F. Smith

Tempels zijn er voor de verrichting van heilige verlossende verordeningen

Wij doen tempelwerk. Wij hebben vier tempels gebouwd in dit land, en wij hebben er twee gebouwd in het oosten voordat wij hier kwamen. Tijdens het leven van de profeet Joseph Smith is er één gebouwd en ingewijd, en is het fundament gelegd van een tweede. De bouw van de muren was al ver gevorderd toen hij de martelaarsdood onderging. Hij werd door de inzet van de mensen onder de allermoeilijkste omstandigheden en in armoede voltooid, en werd gewijd aan de Heer. De verordeningen van het huis van God werden erin bediend zoals de leidende autoriteiten van de kerk geleerd was door de profeet Joseph Smith zelf. (…) Datzelfde evangelie is er nu nog, en diezelfde verordeningen worden nu nog bediend, zowel voor de levenden als de doden - dezelfde verordeningen die bediend werden door de profeet zelf, en die hij de kerk gegeven had.5

Wij hopen de tijd te zien dat er tempels zijn in de verschillende delen van het land waar ze nodig zijn voor het gemak van de mensen. En wij beseffen dat een van de grootste taken van het volk van God in deze tijd is om hun hart tot de vaders te wenden en het werk te doen dat nodig is om samen, van generatie tot generatie, in de band van het nieuw en eeuwigdurend verbond te worden samengebonden.6

De tempels staan niet open voor het publiek. Zij zijn er voor het verrichten van heilige verordeningen met betrekking tot de verlossing van de levenden en de doden. De voornaamste ceremonies zijn begiftigingen, huwelijken en verzegelingen. (…) Veel van dit werk voor de doden is plaatsvervangend van aard. De heiligen der laatste dagen hebben hoop op de verlossing van hen die dit leven verlaten hebben zonder het evangelie te gehoorzamen, op voorwaarde dat ze haar vereisten gehoorzamen in de andere wereld, de plek voor de geest van hen die zijn heengegaan. Het evangelie zal hun verkondigd worden door de dienstknechten van de Heer die het paradijs in zijn gegaan. En zij die blijk geven van geloof en die zich bekeren, kunnen hier plaatsvervangend hun doop ontvangen, en op dezelfde wijze andere bedieningen ontvangen, tot het einde, waarbij zij verhoogd en verheerlijkt kunnen worden.7

Niemand kan Gods koninkrijk ingaan zonder door de deur te gaan, en op de manier die Jezus Christus de mensenkinderen aangeboden heeft. (…) Niemand die ooit op deze aardbol geleefd heeft en is gestorven, zal de kans ontlopen om het evangelie van Jezus Christus te horen. Als zij het ontvangen en gehoorzamen, zullen de evangelieverordeningen voor en namens hen verricht worden door hun familie of nageslacht in een generatie na hen, zodat aan elke wet en vereiste van het evangelie van Jezus Christus voldaan wordt, en de beloften en vereisten vervuld worden voor de verlossing van zowel de levenden als de doden.8

Als er daarom een man of vrouw onder de heiligen der laatste dagen is die niet de noodzaak inziet van de verordeningen van Gods huis, die niet beantwoordt aan de eisen van het evangelie in al haar riten en verordeningen, dan kan hij of zij geen juist begrip hebben van het grote werk waartoe de heiligen der laatste dagen in deze tijd geroepen zijn, noch kan hij of zij de zegen krijgen die komt door de deugd van gehoorzaamheid aan een wet die hoger is dan die van de mens.9

Laat niemand de verordeningen van Gods huis lichtvaardig behandelen. 10

Wij leven niet alleen de paar ellendige jaren die wij op deze aarde doorbrengen, maar ook gedurende het leven dat oneindig is. En wij willen elke zegen hebben in die ontelbare tijdperken van de eeuwigheid. Maar als ze niet voor ons worden veilig gesteld door de verzegelbevoegdheid die door de Zoon van God aan de apostel Petrus was gegeven, kunnen we ze niet bezitten. Als we ze niet bemachtigen door dat beginsel, dan hebben we in het toekomende leven geen vader, moeder, zuster, echtgenote, kinderen, vrienden, rijkdom of eer, want alle aardse ‘verbonden, overeenkomsten, verbintenissen, verplichtingen, eden, geloften, voltrekkingen, betrekkingen, verenigingen of beloften’ [zie LV 132:7] vervallen in het graf als ze niet door de macht van God verzegeld en bekrachtigd zijn.11

Laten wij naar de tempel gaan met getrouwe vastbeslotenheid Gods wil te doen

Een zeker man (…) kwam eens met de aanbeveling van zijn bisschop (…) en vroeg het voorrecht om zich te mogen laten dopen voor een aantal van zijn doden. Daar hij op de juiste wijze was aanbevolen, kreeg hij dat voorrecht. Hij liet zich dopen voor zijn doden. Daarna mocht hij verder gaan en andere verordeningen voor hen verrichten. Zodra het werk gedaan was, kondigde hij zijn besluit aan om de kerk te verlaten. Ik bewonderde de man in zeker opzicht, want hij was vastbesloten om alles te doen wat hij kon voor zijn overleden vrienden, voordat hij zichzelf beroofde van het voorrecht om het te doen. Men kan zeggen: ‘Wordt dat werk dan wel geaccepteerd door de Heer?’ Nou, misschien wel wat de doden betreft, want de verslagen zijn bijgehouden en de ceremonie was verricht volgens de wet die God heeft ingesteld. Alles was op de juiste manier gedaan, en onder leiding van het juiste gezag, dus waarom zou het niet in orde zijn wat de doden betreft? Maar hoeveel baat zal de man zelf hebben bij wat hij heeft gedaan? Niet veel. ‘Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden?’ [Marcus 8:36.]

Dit heeft in zoverre betrekking op de persoon die probeert onder valse voorwendselen voorrechten te krijgen in het huis van de Heer: wie probeert God te misleiden door voor te geven iets te zijn wat hij niet is, om dusdanig de voorrechten en zegeningen van het huis van God te stelen, zal daar op de lange duur geen baat bij hebben. Als wij de zegeningen en verordeningen van het huis van God willen ontvangen, laten wij ze dan met een eerlijk hart ontvangen, en laten wij dat huis betreden met een getrouwe en eerlijke vastbeslotenheid om de wil van God te doen in al die dingen - niet tijdelijk, maar ons hele leven te doen wat Hij ons gebiedt. Zolang wij de juiste geest blijven houden, zullen die zegens ons ter beschikking blijven, en zullen wij door God als zijn kinderen erkend worden. Pas als wij afwijken van het juiste pad en verzuimen onze plicht te doen, zal God zijn geest aan ons onttrekken en ons aan ons eigen lot overlaten. (…)

Als ik in mijn hart voelde dat ik een van mijn broeders onrecht had aangedaan; of ik had een van de w etten van God niet gehoorzaamd; of ik had een lid van de kerk onteerd, of wie dan ook die mij presideert in de kerk van God, dan zou ik het als mijn plicht zien om dat goed te maken voordat ik dat huis betrad. (…) Als ik u onrecht heb aangedaan; als ik u enig recht ontnomen heb; als ik mijn belofte aan u niet gehouden heb; als ik iets heb gedaan dat mij in enige mate in de ogen van God of mijn broeders verlaagd heeft, dan zou ik dat moeten proberen goed te maken voordat ik probeer naar het huis van God te gaan. Toch zou ik dat niet willen doen alleen maar met als doel naar dat huis te gaan. Ik zou dat willen doen omdat het mijn plicht is; en om zo goed te leven dat ik ervoor in aanmerking kom om erheen te gaan, en wanneer dan ook daarna in heilige plaatsen voor de Heer te staan, zou ik alles goed moeten maken met elke broeder die ik onrecht zou hebben aangedaan.

Ik zou hun eer moeten geven wie eer toekomt. Ik zou God, mijn hemelse Vader, nu, en van nu af aan altijd en voor eeuwig, eer moeten geven. Dat is het beginsel op basis waarvan ik het goede zou moeten doen, goed zou moeten maken en moeilijkheden zou moeten oplossen. Ik heb gehoord dat broeders met familiebanden, en met relaties in het kader van het nieuw en eeuwigdurend verbond, die onderlinge geschillen hebben, die gevoelens van verbittering in hun hart hebben tegenover elkaar, en geen van hen wil zichzelf verootmoedigen om naar de ander te gaan en zijn fouten toe te geven, of proberen een verzoening tot stand te brengen, terwijl beiden zich blind staren op de zwakheden van de ander, en tegelijkertijd geen acht slaat op zijn eigen fouten en zwakheden. En toch (…), als hun het voorrecht ontzegd werd om het huis van God te betreden, zouden ze vinden dat hun een groot onrecht was aangedaan.

Maar laat mij u vragen: Zijn zulke mensen waardig om daar naartoe te gaan? Is een persoon die gevoelens van verbittering in zijn hart draagt tegenover zijn naaste, en hem niet wil vergeven noch naar verzoening wil streven, waardig om het huis van God te betreden? En toch kunt u hem niet weigeren. Ondanks alles wat wij kunnen doen of zeggen, zullen er honderden zijn die in deze omstandigheden daarheen gaan. Kunnen ze verwachten dat God daar bij hen zal zijn, en dat zijn heerlijkheid op hen zal schijnen? Misleid uzelf niet. Als wij goed leven, zal God zich aan ons manifesteren. Als wij erop voorbereid zijn, zullen wij Hem zien zoals Hij is, en zullen wij Hem kennen. En wij zullen ook bekend zijn zoals wij zijn. Maar dat is als wij goed leven, en niet eerder.12

Wees de verbonden die u sluit in het huis van de Heer trouw

Wat betreft onze godsdienst, of onze eeuwige verbonden, mogen wij niet schipperen, noch mogen wij onze beginselen prijsgeven. Zij zijn afkomstig van God en zijn gebaseerd op de rots der eeuwigheid. Zij zullen nog leven en bestaan als rijken, machten en volken verbrokkelen en vergaan. En met de hulp van de Almachtige zullen wij onze verbonden met heilige geestdrift bewaken en onze belangen in stand houden, en zullen wij onze God trouw zijn, zolang de tijd voortduurt of de eeuwigheid bestaat.13

Moge de Heer u nu zegenen. In de naam van de Heer zegen ik u - deze aanwezigen, het verbondsvolk van de Heer, net als het oude Israël het verbondsvolk van God was, want u hebt een heilig verbond gesloten van het evangelie van Jezus Christus dat u de geboden van God zult onderhouden, dat u kwaad en goddeloosheid zult schuwen. U weet wat u hebt gedaan. U kent de aard van de verbonden die u voor God en getuigen en voor de engelen van de hemel hebt gesloten. Daarom bent u de verbintenis van het nieuw en eeuwigdurend verbond aangegaan en bent werkelijk het verbondsvolk van God in de laatste dagen.14

Zoals de Heer mij in het verleden geholpen heeft om mijn verbonden trouw te zijn die ik heb gesloten met Hem en met u, (…) ben ik van plan om ze met zijn hulp en zijn zegen de rest van mijn leven trouw te blijven, of ik nu nog lang of kort mag leven, dat maakt mij niet uit. Tijdens mijn leven hoop ik een getrouw man te zijn, een eerlijk man, een man die de hele mensheid onder ogen kan komen, en die uiteindelijk voor God kan staan, voor de Rechter van de levenden en de doden, zónder te schrikken van wat ik in de wereld heb gedaan.

(…) Ik smeek u om uw verbonden trouw te zijn; wees de verbonden trouw die u in de wateren van de doop hebt gesloten, de verbonden die u in het huis van de Heer hebt gesloten, en wees al uw plichten trouw. Om een heilige der laatste dagen te zijn, moet een man of een vrouw een denker zijn; hij of zij moet iemand zijn die van alles overdenkt, iemand die zijn koers in het leven zorgvuldig overweegt, alsmede de beginselen die hij of zij heeft geaccepteerd. Iemand kan geen getrouwe heilige der laatste dagen zijn zonder op zijn minst in enige mate de beginselen te bestuderen en te begrijpen van het evangelie dat hij heeft ontvangen. (…) Als iemand het evangelie van Jezus Christus begrijpt, zult u hem op het rechte pad voorwaarts zien gaan, overeenkomstig het woord van de Heer, en de wet van God, in strikte overeenstemming met dat wat consequent, rechtvaardig, rechtschapen en in alle opzichten aanvaardbaar is voor de Heer, die alleen aanvaardt wat goed is en Hem behaagt, want alleen dat wat goed is, behaagt Hem.15

Studiesuggesties

  • Waarom bouwen we tempels? Welke zegeningen ontvangen wij als we naar de tempel gaan en we de verbonden naleven die we daar sluiten? (Zie ook LV 109:10–23.) Hoe voelt u zich als u naar de tempel gaat?

  • In welke opzichten behandelen de mensen soms ‘de verordeningen van het huis van God lichtvaardig’?

  • Wat betekent het voor u om ‘elke zegen [te] hebben in die ontelbare tijdperken van de eeuwigheid’? Wat hebben wij in dat opzicht aan de tempelverordeningen? Hoe kan naar de tempel gaan ertoe bijdragen dat wij ‘de plechtige ernst der eeuwigheid’ in gedachten houden? (LV 43:34.)

  • Wat houdt het in waardig te zijn om naar het huis van God te gaan? Wat kunnen wij doen om ons beter voor te bereiden alvorens naar de tempel te gaan? Waarom kunnen wij geen ‘voorrechten en zegeningen van het huis van God stelen’?

  • Wat denkt u dat er van u vereist wordt om trouw te zijn aan de verbonden die u in de tempel gesloten hebt?

  • Hoe kunnen wij president Smiths uitdaging aannemen om ‘denkers en werkers’ te zijn?

  • Hoe kunnen wij het huis van God eer betonen? Hoe kunnen ouders hun kinderen leren om de tempel te eren?

Noten

  1. Historisch verslag ring Uintah: 1905-1909, kwartaalconferentie, 25 augustus 1907, archieven van de afdeling kerkgeschiedenis van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 246.

  2. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 197.

  3. In James R. Clark, comp, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latterday Saints, 6 vols. (1965–75), 3:241–42.

  4. Conference Report, april 1901, blz. 69.

  5. Gospel Doctrine, blz. 470.

  6. Gospel Doctrine, blz. 471.

  7. Messages of the First Presidency, deel 4, blz. 249–250.

  8. ‘Latter-day Saints Follow Teachings of the Savior’, Scrap Book of Mormon Literature, 2 delen (geen datering), deel 2, blz. 561–562.

  9. Gospel Doctrine,blz. 213.

  10. Gospel Doctrine, blz. 5.

  11. Deseret News: Semi-Weekly, 11 november 1873, blz. 1.

  12. Deseret News: Semi-Weekly, 21 maart 1893, blz. 2; alinea-indeling toegevoegd.

  13. Messages of the First Presidency, deel 2, blz. 346–347.

  14. Messages of the First Presidency, deel 4, blz. 186.

  15. Conference Report, oktober 1910, blz. 3–4.

Afbeelding
Vernal Utah Temple

De Vernal-tempel. In 1997 werd de tabernakel van de ring Uintah verbouwd tot Vernal-tempel.