Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 28: Het kwaad van mishandeling


Hoofdstuk 28

Het kwaad van mishandeling

Wij mogen anderen nooit mishandelen, maar moeten barmhartig en zachtaardig zijn, vooral voor onze huisgenoten.

Uit het leven van Joseph F. Smith

President Joseph F. Smith was een lieve, zachte man die zijn verdriet uitsprak over elke vorm van mishandeling. Hij begreep dat geweld ook geweld zou oogsten, en zijn eigen leven was een eerlijke uiting van mededogen en geduld, warmte en begrip.

President Smith heeft eens gezegd: ‘Ik zag vandaag tijdens onze bijeenkomst iets voorvallen in het middenpad. Een klein kind zat naast haar moeder op de bank. Er kwam iemand aan die het kind van de bank tilde, zelf ging zitten en het kind liet staan. Ik wil tegen u zeggen, broeders en zusters, dat dit mij pijn deed. Ik zou nooit (…) een klein kind willen kwetsen in het huis van God, om geen indruk bij het kind achter te laten dat het huis van aanbidding een onprettige plek zou zijn, waardoor het zou prefereren om er niet meer te komen, dan om wel te gaan en gekwetst te worden.’1

President Smith heeft zijn broeders en zusters vaak de raad gegeven om elkaar uiterst vriendelijk te behandelen. Geweld of gedrag dat iemand anders verlaagde, was ondenkbaar voor hem. Man en vrouw moesten elkaar de allergrootste achting betonen en hun kinderen met een goed voorbeeld leren om hun gezinsleden en alle andere mensen te respecteren.

Leringen van Joseph F. Smith

We zouden elkaar met het grootste respect en de uiterste hoffelijkheid moeten behandelen

Laten wij onszelf overwinnen, en vervolgens al het kwaad overwinnen dat wij om ons heen zien, voor zover wij dat kunnen. En we zullen het doen zonder geweld te gebruiken; we zullen het doen zonder de keuzevrijheid van man of vrouw te beperken. We zullen het doen door overreding, lankmoedigheid, geduld, vergevensgezindheid en ongeveinsde liefde, waardoor we het hart, de gunst en de ziel van de mensenkinderen zullen winnen voor de waarheid zoals God die aan ons geopenbaard heeft.2

[God] heeft ons geschapen naar zijn eigen beeld, en hier zijn we dan: man en vrouw, ouders en kinderen. En wij moeten steeds meer worden zoals Hij – meer zoals Hij in liefde, vergevensgezindheid, geduld, lankmoedigheid en verdraagzaamheid, in reinheid van gedachten en gedrag, intelligentie, en in alle aspecten, opdat wij de verhoging in zijn tegenwoordigheid waardig mogen zijn.3

Ouders (…) moeten elkaar liefhebben en respecteren, en elkaar altijd behandelen met respect, vriendelijkheid en achting. De man moet zijn vrouw met de uiterste hoffelijkheid en respect behandelen. De man mag haar nooit beledigen; hij mag nooit kleinerend over haar spreken, maar moet haar thuis, in het bijzijn van hun kinderen, altijd hoogachten. (…) De vrouw moet de man ook met de grootste achting en hoffelijkheid behandelen. Haar woorden tegen hem mogen niet scherp en sarcastisch zijn. Zij mag niets insinuerends tegen hem zeggen. Ze mag hem niet sarren. Ze mag niet proberen om hem boos te maken of het thuis onplezierig te maken. De vrouw moet een vreugde zijn voor haar man, en zij moet thuis zo leven en zich zo gedragen dat het voor haar man thuis de prettigste en gezegendste plek op aarde is. Dat zouden de man, de vrouw, de vader en de moeder op die heilige plek, thuis, moeten doen.

Dan wordt het makkelijk voor de ouders om hun kinderen niet alleen liefde in hun hart te geven voor hun vader en moeder, maar ook respect en hoffelijkheid voor hun ouders, en liefde, hoffelijkheid en achting voor elkaar. De broertjes zullen hun zusjes respecteren. De jongetjes zullen elkaar respecteren. De meisjes zullen elkaar respecteren, en de meisjes en jongens zullen elkaar respecteren en elkaar behandelen met de liefde, achting en het respect die alle kleine kinderen thuis zouden moeten hebben. Dan (…) is thuis het fundament van een juiste opvoeding gelegd in het hart en het verstand van het kind.4

De man moet zijn vrouw zachtaardig behandelen

Bedenk wat het inhoudt om de sleutels van het gezag te bezitten die – mits zij in wijsheid en rechtschapenheid worden gebruikt – absoluut gerespecteerd worden door de Vader, de Zoon en de Heilige Geest! Respecteert u dit priesterschap? (…) Zou u, als ouderling in de kerk van Christus, uw vrouw en kinderen schandelijk behandelen? Zou u de moeder van uw kinderen verlaten, de vrouw van uw boezem, de gave van God aan u die meer waarde heeft dan het leven zelf? Want in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw.5

Ik kan niet begrijpen hoe een man onvriendelijk kan zijn voor een vrouw, en al helemaal niet voor de vrouw van zijn boezem, en de moeder van zijn kinderen, en er wordt mij verteld dat er mannen zijn die absoluut bruut zijn, die de naam ‘man’ niet waard zijn.6

Als ik denk aan onze moeder, de moeder van onze kinderen, en besef dat zij onder de inspiratie van het evangelie een deugdzaam, rein, eerbaar leven leidt, trouw aan haar man, trouw aan haar kinderen, trouw aan haar overtuiging van het evangelie, o, wat welt er in mijn ziel dan een zuivere liefde voor haar op; hoe edel, wat een gave van God, hoe uitgelezen, hoe begeerlijk en hoe onmisbaar is zij dan voor het bereiken van de doeleinden van God en de uitvoering van zijn besluiten! Broeders, kunt u uw vrouw, de moeder van uw kinderen mishandelen? Kunt u zich ervan weerhouden haar liefdevol en vriendelijk te behandelen? Kunt u zich ervan weerhouden haar leven zo gemakkelijk en gelukkig mogelijk te maken, haar lasten zoveel u kunt te verlichten, het leven voor haar en haar kinderen thuis zo aangenaam mogelijk te maken? Hoe kunt u zich daarvan weerhouden? Hoe kan iemand zich ervan weerhouden een grote belangstelling aan de dag te leggen voor de moeder van zijn kinderen, en voor zijn kinderen? Als wij de Geest van God bezitten, kunnen we niet anders. Pas als een man afwijkt van de juiste geest, als hij afwijkt van zijn plicht, zal hij enige ziel die aan zijn zorg is toevertrouwd verwaarlozen of schandelijk behandelen. De man is verplicht om zijn vrouw en kinderen te respecteren.7

Intelligente mannen, zakenmensen, mannen die voortdurend aan het werk zijn, die hun energie en gedachten aan hun werk en taken moeten wijden, genieten misschien niet zoveel van de gemakken in hun gezin als ze zouden willen, maar als ze de Geest van de Heer bij zich hebben in de uitvoering van hun materiële taken, zullen ze de moeder van hun kinderen niet verwaarlozen, en hun kinderen ook niet.8

Vader en moeder, jaag uw kinderen niet weg

O, broeders, wees uw gezin trouw, wees uw vrouw en kinderen trouw. Leer ze de juiste manier van leven. Laat ze niet zo ver weg van u gaan dat ze u en alle beginselen van eerbaarheid, reinheid of waarheid vergeten. (…) Als u zorgt dat uw jongens u na aan het hart blijven liggen, binnen het bereik van uw omarming; als u ze laat voelen dat u van ze houdt, dat u hun ouders bent, dat zij uw kinderen zijn, en als u ze dichtbij u houdt, dan zullen ze niet ver van u verwijderen, en zullen ze geen erg grote zonden begaan. Maar als u hen buiten de deur zet, ze uw liefde onthoudt, gaan ze ’s avonds het donker in met als gezelschap de ontaarden en verlaagden. Als ze u vermoeien, of als u hun onschuldig kabaal en gebabbel thuis beu bent, en u zegt: ‘Ga ergens anders heen’, dan is dat de behandeling waarmee u uw kinderen verjaagt.9

Onze kinderen zijn net als wij: wij lieten ons niet drijven; we laten ons nog steeds niet drijven. Wij zijn net als enkele andere dieren in de wereld die wij kennen. Je kunt ze overhalen; je kunt ze leiden door ze met iets te lokken en door vriendelijk tegen ze te praten, maar je kunt ze niet drijven; ze laten zich niet drijven. Wij laten ons niet drijven. De mens heeft niet de gewoonte zich te laten drijven; zo is de mens niet gemaakt. (…)

U kunt uw jongens, en uw meisjes, niet de hemel in dwingen. U kunt ze de hel in dwingen, door harde middelen te gebruiken bij uw pogingen om ze goed te maken, als u zelf niet zo goed bent als u zou moeten zijn. De man die boos is op zijn jongen, en probeert hem in zijn boosheid te corrigeren, maakt de grootste fout; men moet eerder medelijden met hem hebben en hem eerder veroordelen dan het kind dat iets verkeerd heeft gedaan. U kunt uw kinderen alleen maar corrigeren met liefde, vriendelijkheid en ongeveinsde liefde, door overreding en rede.10

Vaders, als u uw kinderen wilt onderwijzen in de evangeliebeginselen, als u wilt dat ze van de waarheid houden en die begrijpen, als u wilt dat ze u gehoorzamen en één met u zijn, houd dan van ze! Bewijs met ieder woord en iedere daad dat u van ze houdt. Voor uw eigen bestwil, voor de liefde die er tussen u en uw jongens zou moeten bestaan – hoe opstandig ze ook mogen zijn, of hoe opstandig de een of de ander ook mag zijn – als u met ze praat, doe dat dan niet in boosheid, doe het niet hardvochtig, of met een veroordelende geest. Spreek vriendelijk tegen ze; laat ze zo nodig naar beneden komen en huil met ze, en laat hen met u huilen. Verzacht hun hart; geeft ze een gevoel van liefde voor u. Gebruik geen zweep en geen geweld, maar (…) benader ze met rede, met overreding en ongeveinsde liefde.11

Mogen de vaders in Israël zo leven als ze zouden moeten leven, hun vrouw zo behandelen als ze haar zouden moeten behandelen, hun woning zo comfortabel maken als ze kunnen, de last voor hun levensgezellin zo licht mogelijk maken, een goed voorbeeld geven aan hun kinderen, hun leren om ’s morgens en ’s avonds bijeen te komen in gebed, en als ze gaan zitten om voedsel tot zich te nemen, de genade te erkennen van God door hen het voedsel te geven dat zij eten en de kleding die zij dragen, en de hand van God in alles te erkennen.12

Studiesuggesties

  • Wat betekent het om ‘onszelf te overwinnen’? Hoe kunnen wij ‘het hart’ van onze kinderen en anderen voor de waarheid ‘winnen’?

  • Hoe kunnen man en vrouw elkaar met de ‘uiterste hoffelijkheid’ behandelen en met het ‘grootste respect’? Wat zijn de voordelen daarvan? Wat voor invloed heeft het op het gedrag van de kinderen als de ouders elkaar met respect en hoffelijkheid behandelen?

  • Wat zijn de beste manieren waarop wij andere mensen ertoe kunnen bewegen om goed te leven? (Zie LV 121:41–44.) Noem enkele soorten mishandeling die tegen deze raad van de Heer zijn.

  • Hoe jagen wij soms onze kinderen weg? Wat kan er met ons en met onze kinderen gebeuren als we ze wegjagen?

  • Waarom maakt de ouder die zijn kind in boosheid corrigeert een grotere fout dan het kind? Wat zou een ouder kunnen doen als hij boos is op kinderen?

  • Hoe behandelde de Heiland kleine kinderen? (Zie Matteüs 19:13–15; 3 Nephi 17:11–24.) Wat was zijn waarschuwing aan het adres van hen die kleine kinderen mishandelen? (Zie Matteüs 18:1–6.)

  • Hoe kunnen wij onze kinderen dicht bij ons houden en bij de evangeliebeginselen? Welke zegeningen krijgen zij die hun kinderen ‘’na aan [hun] hart’ houden?

Noten

  1. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 283.

  2. Gospel Doctrine, blz. 253-254.

  3. Gospel Doctrine, blz. 276.

  4. Gospel Doctrine, blz. 283-284; alinea-indeling toegevoegd.

  5. Gospel Doctrine, blz. 165.

  6. Gospel Doctrine, blz. 352.

  7. Conference Report, april 1915, blz. 6-7.

  8. Gospel Doctrine, blz. 285.

  9. Gospel Doctrine, blz. 281-282.

  10. Gospel Doctrine, blz. 316-317.

  11. Gospel Doctrine, blz. 316.

  12. Gospel Doctrine, blz. 288.

Afbeelding
Christ with the Children

Harry Anderson, Christus bij de kinderen. Jezus Christus hield van kleine kinderen, en leerde de mensen: ‘En wie een van deze kleinen, die [in Mij] geloven, [kwetst] , het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen’ (Marcus 9:42; naar de NBG- en de King James-vertaling van de Bijbel).