Seminarie
Unit 7: Dag 2, 2 Nephi 17–20


Unit 7: Dag 2

2 Nephi 17–20

Inleiding

In 2 Nephi 17–20 tekende Nephi op dat Jesaja probeerde de koning van Juda en zijn volk ertoe te bewegen op de Heer te vertrouwen, in plaats van op wereldse bondgenootschappen. Met behulp van zinnebeelden en afschaduwingen — symbolen of voorstellingen die grote waarheden onderwijzen en ervan getuigen — profeteerde Jesaja aangaande de gebeurtenissen in zijn eigen tijd, de geboorte van Jezus Christus en de vernietiging van de goddelozen bij de wederkomst van de Heer.

2 Nephi 17–18

Het koninkrijk Juda wordt gezegend als zij haar vertrouwen in Jezus Christus stelt

Denk ter voorbereiding van deze les aan een keer dat je met een beangstigende situatie te maken kreeg. Herinner je je eerste reactie nog? Probeer tijdens het bestuderen van 2 Nephi 17–18 Jesaja’s raad vast te stellen aan hen die zich in een moeilijke of beangstigende situatie bevinden.

Bij je studie van 2 Nephi 17–18 moet je iets afweten van de drie kleine natiën Syrië, Israël en Juda, alsmede van het veel grotere Assyrische Rijk, dat deze drie kleinere landen wilde veroveren. Bekijk de volgende kaart en het bijbehorende overzicht.

Afbeelding
map of Israel and Judah

Natie

Syrië

Israël (Efraïm)

Juda

Koning

Resin

Pekach

Achaz

Hoofdstad

Damascus

Samaria

Jeruzalem

Lees 2 Nephi 17:1–2 en raadpleeg de kaart. ‘Syrië heeft een bondgenootschap met Efraïm aangegaan’ betekent dat deze twee landen een verbond met elkaar hadden gesloten. Probeer vast te stellen wie wie aanviel. Wees er bedacht op dat de zinsnede ‘huis van David’ in vers 2 naar Achaz en het volk van Juda verwijst.

De koninkrijken Israël en Syrië wilden het koninkrijk Juda veroveren en haar dwingen een bondgenootschap met hen te sluiten tegen het machtige Assyrische Rijk. Assyrië dreigde in die tijd een groot deel van de wereld te veroveren. Israël en Syrië dachten dat ze meer mensen en meer middelen zouden krijgen om tegen de naderende Assyriërs te vechten door Juda te veroveren (zie 2 Nephi 17:5–6). Koning Achaz dacht erover na dit bondgenootschap met Israël en Syrië aan te gaan.

Denk erover na wat jij zou doen als je koning Achaz was. Aan de ene kant dreigt Assyrië jouw volk aan te vallen. Aan de andere kant dreigen Syrië en Israël jou aan te vallen als je niet samen met hen tegen Assyrië strijdt. Jesaja leefde in het koninkrijk van Juda, en de Heer stuurde hem naar Achaz met een boodschap. Hoe zou jij je als koning Achaz gevoeld hebben als je een boodschap van de profeet ontving?

  1. Lees 2 Nephi 17:3–8 en onderstreep Jesaja’s boodschap namens de Heer aan Achaz en zijn volk. (De term ‘rokende stompen brandhout’ in vers 4 verwijst naar een fakkel waarvan de vlam is gedoofd, wat symbolisch is voor het feit dat deze twee koninkrijken uiteen zouden vallen en veroverd zouden worden.) Stel je voor dat je Jesaja dit tegen Achaz zou horen zeggen. Later vraagt een vriend(in) wat Jesaja heeft gezegd. Schrijf twee of drie zinnen in je Schriftendagboek op waarin je beschrijft hoe je je vriend(in) zou antwoorden.

Jesaja probeerde de koning en zijn volk vertrouwen te laten stellen in de hulp van de Heer, in plaats van te vertrouwen op instabiele politieke bondgenootschappen.

  1. Beantwoord de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Waarom is het voor ons belangrijk om ons tot de Heer, en niet tot anderen, te wenden als we hulp nodig hebben?

    2. Op welke manieren worden sommige jongeren verleid om hun relatie met anderen op de eerste plaats te stellen in plaats van hun relatie met onze hemelse Vader en Jezus Christus?

De Heer zei dat Hij Achaz en het koninkrijk Juda een teken zou geven dat Hij hun zou beschermen en dat zij zich niet op wereldse bondgenootschappen hoefden te verlaten. Lees 2 Nephi 17:14 om het teken vast te stellen. Omcirkel in dit vers het woord Immanuël. Noteer naast dit vers Mattheüs 1:22–23’. Lees Mattheüs 1:22–23 om de betekenis van de titel Immanuël te ontdekken.

Hoe zou op dat moment een teken dat ‘God met ons’ betekende Achaz hebben geholpen? Op welke manier verwijst deze profetie van Jesaja tevens naar de geboorte van Christus, een paar eeuwen later?

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

Overweeg de volgende verklaring van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voor een beter begrip van het teken van het geboren kind: ‘Deze profetie bevat meerdere of parallelle elementen, zoals dat zo vaak voorkomt in de geschriften van Jesaja. De directe betekenis was vermoedelijk gericht op Jesaja’s vrouw, een reine en goede vrouw die rond die tijd een zoon baarde (zie 2 Nephi 18:3), waarbij het kind een zinnebeeld en een afschaduwing werd van de belangrijkere, latere vervulling van de profetie van de geboorte van Jezus Christus.’ (Christ and the New Covenant, 1997, p. 79.)

Afbeelding
Jesaja schrijft over de geboorte van Christus

Jesaja profeteerde dat Assyrië het leger van zowel Israël (Efraïm) als Syrië zou hebben veroverd voordat het kind was opgegroeid (zie 2 Nephi 17:15–25). Het teken met de betekenis ‘God met ons’ was bedoeld om koning Achaz te garanderen dat God ons zal bijstaan als wij op Hem vertrouwen, ook op moeilijke en bange momenten. Je kunt dit beginsel in je Schriften noteren.

Lees 2 Nephi 18:6–8 en onderstreep de zinsnede ‘wateren van Siloach’. De wateren van Siloach stonden voor Jesaja symbool voor de kalme, standvastige en ondersteunende invloed en macht van God die onderdeel dienden te zijn van de politieke bedrijvigheid van de natie (zie 2 Nephi 18:6). Jesaja gebruikte de verwijzing naar de wateren van Siloach als contrast met het volk van Israël en Juda die de Messias verwierpen — ‘de wateren van Siloach’, ofwel de kalme, zachte, standvastige, ondersteunende macht van God. Zoals Jesaja voorspelde, veroverden de koning van Assyrië en de vreselijke invloed en grootse macht van zijn leger — gesymboliseerd door ‘de machtige en geweldige wateren van de Rivier’ — de natiën Syrië en Israël.

Jesaja gebruikte als dichter de twee stromende, maar totaal verschillende, waterstromen om uit te leggen wat er met Juda zou gebeuren. Het Assyrische leger zou dan tot Juda komen — gesymboliseerd door het woord land. Maar het leger veroverde Jeruzalem niet — gesymboliseerd door de uitspraak ‘hij zal het overstromen en steeds verder om zich heen grijpen, en zelfs de hals bereiken’.

Lees 2 Nephi 18:9–12 en let op hoe vaak de Heer Juda de raad gaf om niet met Syrië en Israël samen te werken. Waar moest Juda volgens 2 Nephi 18:13 op advies van de Heer naartoe gaan voor hulp?

Tegen de tijd dat de Assyriërs Juda hadden ingenomen en Jeruzalem bedreigden, had het koninkrijk Juda een nieuwe koning gekregen. Hij heette Hizkia. Hij vertrouwde op de Heer en de profeet Jesaja. Uiteindelijk werden 185.000 Assyrische soldaten in hun kamp omgebracht door een engel van de Heer (zie 2 Koningen 19:35, Jesaja 37:36).

  1. Beantwoord een of meer van de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Wat zijn de gevaren als we ons vertrouwen in wereldse machten en invloeden stellen in plaats van in de Heer? (Denk aan situaties waarin je geneigd zou kunnen zijn beslissingen uit angst te nemen.)

    2. Wanneer heb je een beroep gedaan op de kracht van de Heer hoewel je geneigd was je eerst tot andere bronnen te wenden? Wat hebt je van die ervaring geleerd?

    3. Onder de regering van koning Hizkia was het volk van Juda gespaard gebleven voor vernietiging omdat zij Jesaja’s raad van de Heer opvolgden. Hoe kan het volgen van hedendaagse profeten je beschermen tegen geestelijke schade?

2 Nephi 19:1–7

Jesaja spreekt aangaande de Messias

Heb je weleens een tijdje de zon en haar warmte niet gezien of gevoeld? Als dat niet zo is, probeer je eens het leven in een constante schaduw voor te stellen, waarin je geen toegang hebt tot het licht en de warmte van de zon (zoals het constant verblijven in een donkere ruimte). Jesaja gebruikte een dergelijk beeld om de geestelijke toestand van mensen zonder het licht van Jezus Christus te illustreren.

In 2 Nephi 19:1–2 worden twee landen genoemd. Lees deze verzen en markeer deze twee landen.

In de eeuwen voordat Jesaja deze verzen schreef, waren verschillende oorlogen gevoerd om zeggenschap in het gebied dat we nu kennen als het Heilige Land te verkrijgen. Sommigen verwezen naar dit gebied als ‘het land van de schaduw des doods’, omdat zovelen hun leven in de strijd verloren hadden. Gedurende de tijd van het Nieuwe Testament lagen Nazaret, Kafarnaüm, Naïn en Kana in de gebieden die voormalig bekend stonden als het land Zebulon en Naftali. 500 jaar later besteedde Jezus Christus veel tijd aan de bediening van de mensen in die steden. Nu staat het bekend als het gebied Galilea.

Markeer in 2 Nephi 19:2 wat volgens Jesaja het volk in dit gebied uiteindelijk zal zien.

Jesaja’s uitspraak over hen die ‘in duisternis [wandelden]’ en ‘[woonden] in het land van de schaduw des doods’, die ‘een groot licht [hadden] gezien’ was een profetie aangaande de aardse bediening van Jezus Christus in dat deel van de wereld. De mensen in het gebied van Galilea wandelden in geestelijke duisternis. Maar tijdens het leven van Jezus Christus, toen Hij onder hen uitging, zagen zij ‘een groot licht’.

  1. Lees 2 Nephi 19:6–7 en overweeg welke benamingen voor de Heiland in vers 6 van bijzondere betekenis waren voor het volk van Juda, gezien hun omstandigheden. Noteer in je Schriftendagboek hoe een of meerdere van deze benamingen jouw gevoelens voor de Heiland beschrijven.

2 Nephi 19–20

Jesaja beschrijft de vernietiging van de goddelozen bij de wederkomst

Jesaja’s profetie aangaande de ondergang van Assyrië in 2 Nephi 20 is tevens een profetie aangaande de vernietiging van de goddelozen bij de wederkomst. Vergeet bij het lezen van dit hoofdstuk niet dat, net zoals Hizkia zijn vertrouwen stelde in Jesaja’s raad van de Heer en gezegend werd, jij de oordelen niet hoeft te vrezen die aan de wederkomst voorafgaan en de mensen op aarde zullen treffen, als jij je vertrouwen in de Heer stelt.

Welke zin wordt in 2 Nephi 19:12, 17, 21 en 2 Nephi 20:4 herhaald? Je zou die zin in je Schriften kunnen markeren. Noteer deze zin in je Schriftendagboek en onderstreep de woorden toorn en hand. Schrijf onder het woord toorn oordeel, en onder het woord hand barmhartigheid. Lees de zin hardop voor, waarbij je de woorden oordeel en barmhartigheid invult. (‘Om dit alles keert zijn oordeel zich niet af, maar zijn barmhartigheid blijft uitgestrekt.’)

  1. Beantwoord de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Hoe beschrijft de zin in de opdracht hierboven de reactie van de Heer op natiën, gezinnen of individuen die Hem verwerpen?

    2. Hoe kun je de volgende waarheden op jezelf toepassen? Jezus Christus is een God van gerechtigheid en barmhartigheid. Zijn barmhartigheid strekt zich uit tot wie zich bekeren en zijn geboden onderhouden.

  2. Schrijf in je Schriftendagboek over een ervaring waarbij je gehoorzaam was aan een bepaald gebod en je Gods barmhartigheid voelde.

  3. Schrijf het volgende onderaan de opdrachten van vandaag in je Schriftendagboek:

    Ik heb 2 Nephi 17–20 bestudeerd en heb deze les afgerond op (datum).

    Aanvullende vragen, gedachten en inzichten die ik met mijn leerkracht wil bespreken: