2022
Ik ken dat liedje
December 2022


‘Ik ken dat liedje’, Liahona, december 2022.

Onder heiligen der laatste dagen

Ik ken dat liedje

Ik was broeder Tingey vergeten, maar God dacht aan hem.

Afbeelding
zingende vrouwen

Voor een wekelijkse activiteit regelden de jongevrouwenleidsters van onze wijk een bezoek aan een verpleeghuis in de buurt. We zouden kerstliederen zingen, mensen opvrolijken en daarna naar het kerkgebouw terugkeren voor warme chocolademelk en koekjes.

Ik wilde echt niet naar die ongemakkelijke ziekenhuisachtige kamers gaan, die ruiken naar ontsmettingsmiddel, schaars ingericht zijn en waar een verdrietige sfeer hangt. Ik geef toe dat ik meer geïnteresseerd was in de chocolademelk en het gezelschap van mijn vriendinnen dan in het zingen voor de bejaarden.

We kwamen aan en liepen langs een snoer met kerstlichtjes naar de kamers. Terwijl we enkele geliefde kerstliedjes zongen, kregen sommige bewoners tranen in hun ogen, probeerden sommigen mee te zingen en leken anderen onverschillig. Iedereen bedankte ons wanneer we hun kamer weer verlieten, maar ik voelde niet de vreugde die vaak met dienstbetoon gepaard gaat. Ik was verdrietig en vroeg me af hoeveel mensen het verpleeghuis alleen met Kerstmis bezochten.

‘We gaan nu naar de kamer van broeder Tingey’, zei een van onze leidsters. ‘Hij heeft alzheimer, dus hij herinnert zich niet veel meer. Zoals jullie weten is zuster Tingey een tijdje geleden overleden.’

Ik werd getroffen door berouw. Ik was de familie Tingey helemaal vergeten. Broeder Tingey en zijn lieve vrouw waren de witharige engelen van onze wijk geweest. Ik herinnerde me hun glimlach, de zachte aanraking van zuster Tingey en de vriendelijke begroetingen van broeder Tingey. Ik had niet gemerkt dat ze niet meer naar de kerk kwamen. Ik kon me niet eens herinneren dat zuster Tingey was overleden.

We kwamen de kamer van broeder Tingey binnen en gingen in een halve kring om zijn rolstoel staan. Ons gezang vulde de ruimte, maar hij zat stil met zijn hoofd naar beneden. Na twee liedjes stelde een van onze leidsters voor om ‘Ik ben een kind van God’ te zingen.1

Toen we begonnen, tilde broeder Tingey plotseling zijn hoofd op, deed zijn ogen open en keek ons aan. Hij glimlachte en zei met zwakke stem: ‘Ik ken dat liedje.’

De tranen liepen over zijn wangen. Tegen de tijd dat we klaar waren met zingen, huilden we allemaal. Toen omhelsden we broeder Tingey en namen we afscheid.

Door de eenvoud van een liedje en de onvolmaakte stemmen van een groep tienermeisjes werd broeder Tingey eraan herinnerd dat hij nog steeds een kind van God was en dat God hem niet vergeten was. Sinds dat bezoek ben ik hem ook niet meer vergeten.