2008
Familiehistorische overpeinzingen
September 2008


Familiehistorische overpeinzingen

In de zomer van 1979 vernam ik tot mijn verbazing dat enkele boeken en papieren van mijn moeder opgeslagen lagen in een schuurtje van wijkleden in de stad waar ik vandaan kwam, London (Ontario, Canada). Ik probeerde te redden wat er te redden viel uit de beschimmelde kartonnen dozen en ontdekte gedeeltelijk ingevulde stamboomlijsten van mijn familie, wat gezinslijsten en enkele onderzoeksnotities. Maar de ware schat was een persoonlijke geschiedenis van vier pagina’s van mijn moeder, die was overleden toen ik elf was. De vondst van deze documenten wekte interesse bij mij op voor mijn familiegeschiedenis en keerde mijn hart tot mijn voorouders.

Bijna twee jaar later, in april 1981, overleed mijn vader onverwachts. Tussen zijn bezittingen ontdekte ik een ring met zijn initialen, CMY, maar ik kon me niet herinneren dat ik hem die ooit had zien dragen. Hij moet die tijdens de oorlog gedragen hebben toen hij als jonge man dienst deed op een mijnenveger van de Canadese marine.

Nu, na zijn dood, was ik de enige levende persoon op mijn enige stamboomlijst, dus ik was afhankelijk van verre familieleden om meer gegevens te vergaren. Een van hen was Betty, mijn grootvaders schoonzuster, die nog in het huis van de familie in Bexleyheath in Kent (Engeland) woonde. Ik had altijd gehoopt haar te kunnen bezoeken en meer informatie te krijgen over mijn moeders familie, maar als alleenstaande student had ik daar het geld niet voor. Maar nu ik na mijn vaders overlijden een bescheiden erfenis had gekregen, kon ik een overzeese reis betalen.

Op de dag dat ik tante Betty voor het eerst zou bezoeken, was ik zenuwachtig. Zou ze begrip hebben voor mijn grote verlangen om meer te weten te komen over voorgaande generaties? Ik keek in het raam van de dubbeldekkerbus die ik had genomen naar de weerspiegeling van mijn vaders ring, die ik nu aan mijn eigen rechterhand droeg. Het gaf mij troost, alsof zijn hand op mijn knie lag en aangaf dat hij mij steunde in mijn streven.

Gelukkig ontving tante Betty mij hartelijk en onthulde ze veel nieuwe en nuttige details over mijn familie, waaronder het feit dat mijn overgrootvader het huis waarin zij woonde had gebouwd. Ik sliep die nacht zelfs in de kinderkamer van mijn grootvader. Ik had hem nooit ontmoet, maar aan de foto’s die ze me liet zien, zag ik dat ik verbazend veel op hem leek. Ze was zo vriendelijk om me enkele van die oude familiefoto’s te geven, alsmede brieven en een familiebijbel met de volledige namen, geboortedatums en geboorteplaatsen van twee generaties voorouders vanaf circa 1830.

Er zijn meer dan 25 jaren voorbijgegaan sinds die regenachtige septembermiddag in Engeland, toen ik schoorvoetend van de bushalte naar een onzeker welkom in mijn voorouderlijk huis liep. Sindsdien heb ik door verre familieleden schatten aan informatie ontdekt over mijn voorouders aan beide zijden van de Atlantische oceaan en heb ik ervoor gezorgd dat er tempelverordeningen voor ze werden verricht.

Ik zal me altijd herinneren dat ik naar de voordeur van Oaklands Road 32 liep en mijn weerspiegeling in het glas zag. Nu weet ik dat het bekende gezicht in die weerspiegeling aardig leek op het jonge gezicht van mijn grootvader, die mij welkom thuis heette.