2008
Zijt één
September 2008


Boodschap van het Eerste Presidium

Zijt één

Afbeelding
President Henry B. Eyring

De Heiland van de wereld, Jezus Christus, zei van hen die tot zijn kerk wilden behoren: ‘Zijt één; en indien gij niet één zijt, zijt gij de mijnen niet’ (LV 38:27). En bij de schepping van man en vrouw, werd huwelijkseenheid hun niet als een hoop voorgesteld, maar als een gebod gegeven! ‘Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven. En zij zullen tot één vlees zijn’ (Genesis 2:24). Onze hemelse Vader wil dat we innig verbonden zijn. Die eenheid van liefde is meer dan alleen een ideaal. Het is een noodzaak.

De eis om één te zijn, geldt niet alleen voor dit leven. Hij geldt altijd. God sloot in de hof van Eden het eerste huwelijk, toen Adam en Eva nog niet aan de dood onderworpen waren. Hij gaf de mens vanaf het begin het verlangen om voor eeuwig als man en vrouw verenigd te zijn, en om als gezin in een volmaakte, rechtschapen eenheid te leven. Hij gaf zijn kinderen het verlangen om in vrede met iedereen om hen heen te leven.

Maar na de val werd al snel duidelijk dat het niet zo eenvoudig zou zijn om in eenheid te leven. Al snel sloeg het noodlot toe. Kaïn doodde zijn broer Abel. De kinderen van Adam en Eva waren aan de verleidingen van Satan overgeleverd. Handig, doortrapt en vol haat streeft Satan zijn doel na. Het tegenovergestelde doel van onze hemelse Vader en de Heiland. Zij willen ons volmaakte eenheid en eeuwig leven geven. Onze gezamenlijke vijand Satan kent het heilsplan al van vóór de schepping. Hij weet dat deze heilige, vreugdevolle gezinsbanden zich alleen in de eeuwigheid kunnen handhaven. Satan wil ons van onze dierbaren scheiden en ons ellendig maken. En hij zaait de zaden van onenigheid in het hart van de mens, in de hoop dat wij onderling verdeeld raken en afstand van elkaar nemen.

Wij hebben allemaal weleens eenheid en verdeeldheid meegemaakt. In het gezin, en misschien ook in andere omstandigheden, hebben we allemaal weleens gezien dat iemand liefdevol de belangen van een ander boven zijn eigen belangen stelde. En we kennen allemaal het gevoel van verdriet en eenzaamheid als we alleen zijn. Er hoeft ons niet gezegd te worden waar we voor moeten kiezen. Dat weten we wel. Maar we hebben hoop nodig zodat we die eenheid in dit leven kunnen hebben en er in de toekomende wereld voor in aanmerking kunnen komen. En we moeten weten hoe we die geweldige zegen kunnen ontvangen om te weten wat we moeten doen.

We kunnen veranderen

De Heiland van de wereld sprak zowel over eenheid als over de manier waarop we onze houding kunnen veranderen om die eenheid mogelijk te maken. Hij leerde ons dat in het gebed dat Hij voor zijn dood uitsprak bij de laatste bijeenkomst met zijn apostelen. Dit prachtige, verheven gebed staat in het boek Johannes. Hij stond op het punt om dat verschrikkelijke offer voor ons te brengen dat het eeuwige leven mogelijk zou maken. Hij stond op het punt de apostelen te verlaten die Hij had geordend, die Hij liefhad, en die Hij de sleutels had gegeven om zijn kerk te leiden. En daarom bad Hij tot zijn Vader, de volmaakte Zoon tot zijn volmaakte Vader. We zien in zijn woorden de manier waarop gezinnen verenigd worden, zoals alle kinderen van onze hemelse Vader die de Heiland en zijn dienstknechten volgen:

‘Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld;

‘En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.

‘En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven.

‘Opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt’ (Johannes 17:18–21).

Met die paar woorden maakte Hij duidelijk hoe het evangelie van Jezus Christus ons in staat stelt om één te worden. Wie de waarheid geloven die Hij verkondigde, kunnen de verordeningen en verbonden aanvaarden die door zijn bevoegde dienstknechten worden aangeboden. Dan wordt hun aard door gehoorzaamheid aan de verordeningen en verbonden veranderd. De verzoening van de Heiland stelt ons op die manier in staat om geheiligd te worden. Dan kunnen wij in eenheid door het leven gaan. Dan kunnen wij vrede in dit leven hebben, en in de eeuwigheid met de Vader en zijn Zoon vertoeven.

Het was de zending van de apostelen en profeten in die tijd, net als in onze tijd, om de kinderen van Adam en Eva tot een eenheid van geloof in Jezus Christus te brengen. Het uiteindelijke doel van wat zij de mensen leerden, en wat wij leren, is families te verenigen: mannen, vrouwen, kinderen, kleinkinderen, voorouders en uiteindelijk alle kinderen van Adam en Eva die voor eenheid kiezen.

U herinnert zich vast wel dat de Heiland bad: ‘En Ik heilig Mijzelf voor hen [daarmee bedoelde Hij de apostelen], opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid’ (Johannes 17:19). De Heilige Geest heiligt. Wij kunnen Hem als metgezel hebben omdat de Heer het Melchizedeks priesterschap door middel van de profeet Joseph Smith heeft hersteld. De sleutels van dat priesterschap bevinden zich nu op aarde. Door die sleutels kunnen wij verbonden sluiten waardoor wij de Heilige Geest voortdurend bij ons kunnen hebben.

Als mensen die Geest bij zich hebben, mogen we eensgezindheid verwachten. De Geest plaatst het getuigenis van waarheid in ons hart, waardoor zij die anderen in dat getuigenis laten delen, verenigd worden. De Geest van God brengt nooit onenigheid voort (zie 3 Nephi 11:29). Deze Geest brengt nooit de gevoelens van onderscheid tussen mensen voort die tot onenigheid leiden.1 Luisteren naar de Heilige Geest leidt tot gemoedsrust en een gevoel van eenheid met anderen. Het verenigt zielen. Een verenigd gezin, een verenigde kerk en een vredige wereld zijn afhankelijk van verenigde zielen.

Het gezelschap van de Heilige Geest

Zelfs een kind kan begrijpen wat het moet doen om de Heilige Geest bij zich te hebben. Dat staat namelijk in het avondmaalsgebed. We horen het iedere week als we de avondmaalsdienst bijwonen. Op die heilige momenten vernieuwen we de verbonden die we bij de doop gesloten hebben. En de Heer herinnert ons aan de belofte die we ontvingen toen we als lid van de kerk bevestigd werden en de Heilige Geest ontvingen. Dit is de tekst van het avondmaalsgebed: ‘(…) dat zij gewillig zijn de naam van uw Zoon op zich te nemen en Hem altijd indachtig te zijn, en zijn geboden te onderhouden die Hij hun heeft gegeven, opdat zij zijn Geest altijd bij zich mogen hebben’ (LV 20:77).

Als we dat verbond nakomen, kunnen we zijn Geest bij ons hebben. Als eerste beloven we zijn naam op ons te nemen. Dat betekent dat wij erkennen dat wij Hem toebehoren. Wij stellen Hem in ons leven op de eerste plaats. We willen wat Hij wil, en niet wat we zelf willen of wat de wereld van ons verwacht. Zolang we wereldse zaken op de eerste plaats stellen, hebben we geen gemoedsrust. Als een familie of een volk het vergaren van materiële goederen als ideaal heeft, zal hen dat uiteindelijk verdelen.2 Het ideaal om voor elkaar te doen wat de Heer van ons verwacht, wat een natuurlijk gevolg is van zijn naam op ons nemen, kan ons op een geestelijk niveau brengen dat een stukje hemel op aarde oplevert.

Ten tweede beloven we Hem altijd indachtig te zijn. Dat doen we iedere keer als we in zijn naam bidden. We zijn Hem vooral indachtig als we Hem om vergeving vragen, en dat moeten we vaak doen. Op dat moment gedenken wij zijn zoenoffer, waardoor bekering en vergeving mogelijk worden. Als we onze zaak bij de Heer bepleiten, gedenken wij Hem als onze Voorspraak bij de Vader. En als we gevoelens van vergeving en gemoedsrust krijgen, denken wij aan zijn geduld en zijn eindeloze liefde. Dan loopt ons hart over van liefde.

We houden ons ook aan onze belofte om Hem te gedenken als we thuis samen bidden en de Schriften bestuderen. Tijdens het gezinsgebed aan de ontbijttafel kan een van de kinderen voor een ander kind bidden dat er die dag iets goed mag verlopen, zoals een proefwerk of een andere taak. Als de zegeningen ontvangen worden, denkt het gezegende kind beslist aan de liefde van de Voorspraak in wiens naam er ’s morgens gebeden is. En dan worden er harten in liefde verbonden.

Iedere keer als we met het gezin de Schriften bestuderen, houden we ons aan het verbond om Hem te gedenken. De Schriften getuigen van de Heer Jezus Christus, want dat is de boodschap van alle profeten in alle tijden. Zelfs als kinderen zich de woorden niet meer kunnen herinneren, zullen ze zich wél de ware schrijver, Jezus Christus, herinneren.

Ten derde beloven we als we aan het avondmaal deelnemen om zijn geboden te onderhouden — álle geboden. President J. Reuben Clark jr. (1871–1961) heeft ons als raadgever in het Eerste Presidium — zoals hij zo vaak deed — gewaarschuwd om niet selectief te zijn in het onderhouden van de geboden. Hij zei het zo: ‘De Heer heeft ons niets gegeven wat onnuttig of onnodig is. Hij heeft de Schriften gevuld met geboden, zodat wij het eeuwig heil kunnen ontvangen.’

President Clark vervolgde: ‘Als we aan het avondmaal deelnemen, beloven we zijn geboden te gehoorzamen en te onderhouden. Er zijn geen uitzonderingen. We kunnen geen onderscheid of verschil maken.’3 President Clark zegt dat we, net zoals we ons van álle zonden bekeren en niet slechts van enkele, we beloven om álle geboden te onderhouden. Dat klinkt misschien moeilijk, maar het is eigenlijk heel eenvoudig. We onderwerpen ons gewoon aan het gezag van de Heiland en beloven om al zijn geboden te gehoorzamen (zie Mosiah 3:19). Door onze overgave aan het gezag van Jezus Christus voelen we ons als gezin, als kerk en als kinderen van onze hemelse Vader met elkaar verbonden.

De Heer geeft dat gezag via zijn profeten door aan nederige dienstknechten. Door dat geloof kan ons bezoek als huisonderwijzer of huisbezoekster een boodschap van de Heer worden. Wij gaan erop uit op zijn gebod. Een doodgewone man en een tiener gaan bij de hun toegewezen gezinnen naar binnen met het geloof dat zij door de machten des hemels het gezin kunnen verenigen, en ervoor kunnen zorgen dat er geen ongenoegen is, noch liegen, lasteren of kwaadspreken (zie LV20:54). Door te geloven dat de Heer zijn dienstknechten roept, kunnen wij hun beperkingen door de vingers zien als zij ons vermanen. We zullen hun goede bedoelingen duidelijker zien dan hun menselijke beperkingen. We zullen minder snel beledigd zijn, en meer geneigd zijn om de Meester, die hen tenslotte geroepen heeft, dankbaar te zijn.

Hindernissen voor eensgezindheid

Enkele geboden zijn zo belangrijk voor de eensgezindheid dat overtreding ervan die eenheid vernietigt. Sommige hebben met onze woorden te maken, en andere met onze reacties tegenover anderen. We mogen over niemand kwaadspreken. We moeten het goede in elkaar zien en positief over elkaar spreken.4

We moeten ook stelling nemen tegen hen die minachtend over heilige zaken spreken, want daar neemt de Geest aanstoot aan en daardoor ontstaat er twist en verwarring. President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft ons laten zien hoe we een standpunt kunnen innemen zonder te twisten. Toen hij in een ziekenhuis een personeelslid in frustratie de naam van God ijdel hoorde gebruiken, zei hij tegen hem:

‘Doe dat alstublieft niet! Dat is de naam van mijn Heer die u misbruikt.’

‘Er volgde een dodelijke stilte, waarop een stem fluisterde: “Het spijt me.”’5 Een geïnspireerde, liefhebbende vermaning kan een uitnodiging tot eenheid zijn. Als we geen gehoor aan de influistering van de Geest geven, kan dat tot twist leiden.

Om eenheid te hebben, moeten we bepaalde geboden onderhouden die met onze gevoelens te maken hebben. We moeten vergevensgezind zijn en geen kwade gevoelens koesteren voor hen die ons beledigen of kwetsen. De Heiland heeft ons vanaf het kruis het voorbeeld gegeven: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Lucas 23:34). Wij kunnen niet in het hart kijken van degene die ons beledigt. Ook kennen wij niet alle bronnen van onze eigen boosheid en pijn. De apostel Paulus heeft ons verteld hoe wij in een wereld met onvolmaakte mensen liefde kunnen tonen: ‘De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen, zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe’ (1 Korintiërs 13:4–5). En hij gaf een ernstige waarschuwing aangaande onze reactie op de fouten van anderen, en het vergeten van onze eigen fouten: ‘Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben’ (1 Korintiërs 13:12).

Het avondmaalsgebed kan ons er iedere week aan herinneren hoe de gave van eenheid door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie van Jezus Christus tot stand komt. Als we ons aan de verbonden houden om zijn naam op ons te nemen, Hem altijd indachtig te zijn en zijn geboden te onderhouden, zullen we het gezelschap van zijn Geest ontvangen. Daardoor wordt ons hart verzacht en worden we eensgezind. Maar er zijn twee waarschuwingen die bij die belofte horen.

Ten eerste blijft de Heilige Geest alleen bij ons als wij rein blijven en geen liefde voor aardse zaken opvatten. De keuze om onrein te zijn, verdrijft de Heilige Geest. De Geest verblijft alleen bij hen die de Heer boven de wereld verkiezen. ‘Weest rein’ (3 Nephi 20:41; LV 38:42) en ‘Gij zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw macht, verstand en kracht’ (LV 59:5) zijn geen suggesties, maar geboden. En ze zijn noodzakelijk om de Geest bij ons te kunnen hebben, want zonder de Geest zijn wij niets.

De andere waarschuwing is om op te passen voor hoogmoed. Een gezin of een volk dat door de Geest wordt verenigd, krijgt grote macht. Met die macht komt ook de erkenning van de wereld. Of die erkenning nu lof of afgunst teweegbrengt, wij kunnen er hoogmoedig van worden. Daardoor raakt de Geest ontstemd. Er bestaat echter bescherming tegen hoogmoed, die een bron van verdeeldheid is. We moeten de gaven erkennen die God ons heeft gegeven, niet alleen als teken van zijn liefde voor ons, maar als hulpmiddel om anderen te kunnen dienen. Man en vrouw worden een eenheid als zij hun overeenkomsten gebruiken om elkaar te begrijpen, en hun verschillen om elkaar aan te vullen en elkaar en anderen om hen heen te dienen. Op dezelfde manier kunnen we een eenheid vormen met hen die onze leerstellingen niet aanvaarden, maar die wel hetzelfde verlangen als wij hebben om de kinderen van onze hemelse Vader tot zegen te zijn.

Wij kunnen vredestichters worden en verdienen kinderen Gods genoemd te worden (zie Matteüs 5:9).

God, onze Vader, leeft. Zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, staat aan het hoofd van zijn kerk en Hij biedt iedereen de vredesbanier aan. Mogen wij altijd zó leven dat wij die verdienen.

NOTEN

  1. Zie Joseph F. Smith, Gospel Doctrine, vijfde editie (1939), p. 131.

  2. Zie Harold B. Lee, Stand Ye in Holy Places (1974), p. 97.

  3. Conference Report, april 1955, pp. 10–11.

  4. Zie president David O. McKay, Conference Report, oktober 1967, pp. 7–8.

  5. Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball, (leergang Melchizedekse priesterschap en zustershulpvereniging, 2006), p. 157.