2005
Het huis in de ORKAAN
Juni 2005


Het huis in de ORKAAN

Roep God ter bescherming aan (zie 3 Nephi 4:30).

Gebaseerd op een voorval in het leven van de auteur

Tegen de tijd dat oma’s auto bij het huis van Ana Luisa aankwam, huilde de wind en liet de palmbomen schudden. ‘Pak je spullen, meisjes, en ga naar binnen’, zei oma. ‘Ik zoek wat stenen om achter de banden van de auto te leggen.’

‘Waarom?’ vroeg Rebecca.

‘Hopelijk waait de auto dan niet weg’, zei oma.

Rebecca en Sarah keken elkaar met grote ogen aan.

Ze herinnerden zich de vorige orkaan niet die acht jaar eerder Puerto Rico had bereikt, want Sarah was twee en Rebecca nog maar één. Maar ze wisten dat de rivier Arecibo hun woonwijk onder water had gezet en dat er veel huizen verwoest waren. Nu was orkaan Georges onderweg en nieuwslezers waarschuwden dat deze orkaan wel eens erger zou kunnen zijn.

‘Zo, meisjes, zijn jullie klaar voor orkaan Georges?’ vroeg Ana Luisa toen ze binnenkwam.

‘Broeder Soto is vanmorgen langsgekomen en heeft platen voor alle ramen getimmerd. Oma zegt dat we moeten bidden dat alles goed komt’, zei Sarah.

‘Dat klopt’, zei Ana Luisa. ‘Onze hemelse Vader zal over ons waken.’

Ana Luisa was een vriendin uit hun nieuwe kerk. Hoewel de meisjes ongerust waren, gingen ze zich wat beter voelen door de troostende woorden van Ana Luisa en de bekende geur van rijst en bonen in haar gezellige woning.

De zendelingzusters, die oma en de meisjes nog maar drie maanden geleden het evangelie hadden geleerd, brachten ook de nacht door bij Ana Luisa. ‘Het wordt echt leuk’, zei zuster Lewis, een van de zendelinges. ‘Net een feestje, maar dan met erg slecht weer.’

Een tijd lang was het inderdaad net een feestje. Ze hadden een warme maaltijd, aten wat koekjes en luisterden naar de radio. Af en toe hoorden ze buiten een harde knal. Rebecca en Sarah vroegen zich af of oma’s auto toch nog was weggewaaid, maar het was te donker om dat te zien.

Later knipperden de lichten en gingen toen uit. Terwijl Rebecca in het licht van haar zaklamp een gek gezicht trok, zei oma: ‘Dit is waarschijnlijk een goede tijd om naar bed te gaan.’

Toen ze hun pyjama hadden aangedaan, riep oma Sarah en Rebecca terug naar de woonkamer. ‘Laten we samen bidden’, zei oma. Zuster Lewis vroeg hun hemelse Vader om hen allen te beschermen tijdens de orkaan en ook het huis van Rebecca en Sarah te beschermen. Toen de meisjes zuster Lewis hoorden bidden, werden ze wat rustiger.

* * *

Toen Sarah de volgende ochtend de metalen raamlamellen opendeed, zag de straat waar Ana Luisa woonde eruit alsof zij bij een andere planeet hoorde. Oma’s auto was er nog, maar er waren wat bomen omgevallen en er lagen stukken golfplaat van andere huizen op Ana Luisa’s grasveld. Er waggelden duiven over de stoep die door het vele regenwater te zwaar waren om te vliegen. ‘Als Ana Luisa’s straat er al zo uitziet, hoe zou onze straat er dan uitzien?’ vroeg Sarah zenuwachtig aan Rebecca.

Oma was die ochtend al vroeg weggereden om naar hun huis te gaan kijken. Rond lunchtijd kwam ze eindelijk terug. ‘De hele buurt staat onder water’, zei ze. ‘Ik kon niet eens bij onze straat in de buurt komen.’

Rebecca ging bijna huilen. Sarah vroeg: ‘Wat doen we nu, oma?’

‘Als Ana Luisa het goed vindt, blijven we hier nog een paar dagen. Misschien zakt het water dan weer en kunnen we naar huis.’

* * *

Iedereen in de kerk wilde oma, Rebecca en Sarah helpen. Ana Luisa kookte voor ze, de zendelingzusters brachten kleren die de familie van zuster Lewis had gestuurd. Bisschop Espinosa kwam oma zelfs zalven omdat ze zich niet goed voelde. Maar het was moeilijk om niet in hun eigen huis te zijn. En het was nog moeilijker om niet te weten of hun huis er nog wel was.

Na acht dagen waren de straten in hun buurt eindelijk weer bereikbaar. Onder de veiligheidsgordel op de achterbank van oma’s auto waren Sarah en Rebecca opgewonden en een beetje bang tegelijk. Tijdens de rit zagen ze huizen die waren omgewaaid. Kapotte tafels, doorweekte matrassen en met modder bedekte koelkasten lagen verlaten langs de kant van de weg.

‘Als ons huis er nu eens niet meer is?’ vroeg Rebecca.

‘Dan helpt onze hemelse Vader ons wel om een ander huis te vinden’, antwoordde oma.

De straten in hun buurt waren nog bedekt met een dikke laag modder, dus ze moesten erg langzaam rijden. Eindelijk draaide oma de bocht om, hun straat in.

‘Ik zie het!’ riep Rebecca uit. ‘Ons huis staat er nog!’

‘Er zit een gat in het dak’, wees Sarah.

Binnen rook alles muf. De meisjes zetten de matrassen tegen de muur om ze te laten luchten en ze hielpen oma met opdweilen van het water dat door het gat in het dak gekomen was. ‘Kunnen we hier vannacht slapen, oma?’ vroeg Rebecca.

‘Ik denk het niet. We zullen een paar nachtjes moeten wachten tot het dak gerepareerd is.’

Rebecca slaakte een zucht en liet zich op de vochtige bank zakken. ‘Ik was graag gebleven.’

‘Ik ben al blij dat ons huis er nog is’, zei Sarah.

‘Onze hemelse Vader luistert echt naar onze gebeden’, zei oma. Toen keek ze naar buiten en wees naar de straat. ‘Ik denk dat Hij nog steeds luistert.’

Buiten hield een grote vrachtwagen met een kraan stil. Bisschop Espinosa en broeder Soto sprongen eruit, en enkele andere mannen uit de wijk.

‘Hebt u hulp nodig?’ riep de bisschop. ‘Misschien wat mensen om uw dak te repareren?’

Sarah en Rebecca pakten elkaar bij de hand en riepen het uit van vreugde. ‘Betekent dit dat we hier kunnen blijven, oma? Kunnen we hier vannacht slapen?’

Oma glimlachte en knikte. ‘Welkom thuis, meisjes.’

Melody Warnick is lid van de wijk Ames in de ring Ames (Iowa).

‘De bescherming die de getrouwen is beloofd (…) is nu nog net zo geldig als in de tijd van de Bijbel.’

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen, ‘Bible Stories and Personal Protection’, Ensign, november 1992, p. 39.