2005
Vrede in onze Verlosser
Juni 2005


BOODSCHAP VAN HET EERSTE PRESIDIUM

Vrede in onze Verlosser

Jaren geleden bezocht ik met mijn vrouw en kinderen een populair attractiepark. Bij een attractie namen we plaats in een boot, waarmee we even later bijna verticaal een waterval afdenderden, wat aan de passagiers heel wat angstkreten ontlokte. Net voor de duik, zag ik aan een van de muren een bordje hangen met daarop een grote waarheid: ‘Je kunt niet ontkomen aan je problemen… zo ver kun je niet wegvluchten!’

Die woorden zijn me bijgebleven. Ze gelden niet alleen voor die bootreis, maar ook voor onze levensreis.

Het leven is een leerschool, een proeftijd. We leren van onze ellende en overleven ons hartzeer.

Denken we na over wat ons allemaal kan overkomen — een ernstige ziekte, een ongeluk, de dood en massa’s andere problemen — dan slaat Job de spijker op de kop: ‘De mens wordt tot moeite geboren’.1 Job was ‘vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad.’2 Vroom in zijn levenswandel, voorspoedig, welvarend, stond Job opeens oog in oog met een beproeving die menig ander eronder had gekregen. Beroofd van zijn bezittingen, bespot door zijn vrienden, ziek, ontredderd door het verlies van zijn kinderen, gaf zijn vrouw hem de raad: ‘Zeg God vaarwel en sterf!’3 Hij weerstond die verleiding en verklaarde vanuit het diepst van zijn edele ziel: ‘Zie, mijn Getuige is in de hemel, mijn Pleitbezorger in den hoge.’4 ‘Ik weet: mijn redder leeft.’5 Job behield het geloof.

We kunnen veilig aannemen dat er nooit iemand heeft geleefd die volkomen vrij is geweest van lijden en beproeving en die geen rampspoed heeft gekend, noch is er ooit een periode in de geschiedenis geweest waarin zich geen beroering, verval en ellende heeft voorgedaan.

Als het leven een wrede wending neemt, zijn we al gauw geneigd om ons af te vragen: ‘Waarom overkomt mij dat?’ Vaak maken we onszelf de hardste verwijten, zelfs als we het niet hadden kunnen voorkomen. Soms lijkt er geen licht op te doemen aan het eind van de tunnel, lijkt er geen dageraad aan te breken. We voelen ons ingesloten door de pijn van een gebroken hart, de teleurstelling van verbrijzelde dromen, en de vertwijfeling van vervaagde hoop. Ook uit onze mond klinkt de bijbelse smeking: ‘Is er geen balsem in Gilead’?6 We voelen ons verlaten, gebroken en alleen.

In een van de psalmen staat een zekerheid waar ik alle wanhopigen op wil wijzen: ‘Des avonds vernacht het geween, tegen de morgen is er gejuich.’7

Als we ooit de neiging hebben om ons door de klappen van het leven uit te laten tellen, laten we dan bedenken dat anderen ook hun problemen hebben gehad, dat zij hebben volgehouden en uiteindelijk gewonnen.

Voor iedereen lijkt er een torenhoge stapel problemen klaar te liggen. We verwachten vaak instantoplossingen en vergeten vaak dat het juist geduld is, die hemelse deugd, dat we moeten leren.

Komt een van de volgende problemen u bekend voor?

  • Een kind met een handicap

  • Een dierbare die overlijdt

  • Werkeloosheid

  • Ouderdomsverschijnselen

  • Een afgedwaalde zoon of dochter

  • Mentale en psychische ziekte

  • Ongelukken

  • Echtscheiding

  • Mishandeling

  • Buitensporige schulden

Er komt geen eind aan de lijst. In de wereld van vandaag voelt men zich bij tijden ver verwijderd — zelfs afgezonderd — van de Schenker van elke goede gave. We maken ons zorgen dat we er alleen voorstaan en vragen: ‘Hoe kunnen we dit aan?’ Wat maximale troost schenkt is het evangelie.

We worden van ons ziekbed, van het kussen nat van de tranen, hemelwaarts geheven door die goddelijke zekerheid en prachtige belofte: ‘Ik zal u niet begeven en u niet verlaten.’8

Die troost is van onschatbare waarde voor onze reis over de levensweg, met zijn vele bochten en splitsingen. Zelden komt die zekerheid tot ons door middel van een lichtflits of een luide stem. De taal van de Geest is eerder aangenaam, rustig, hartverheffend en zielverzachtend.

Bij moeilijkheden moeten we niet de Heer in twijfel trekken, we kunnen er beter aan denken dat de wijsheid van God niet gemakkelijk door stervelingen begrepen wordt; en de grootste les die we kunnen leren is dat wanneer God spreekt en de mens gehoorzaamt, die mens het altijd bij het juiste eind heeft.

De ervaring van de Tisbiet Elia illustreert deze waarheid. Middenin een nijpende hongersnood, droogte en de wanhoop die honger, lijden en misschien zelfs de dood met zich meebrachten, ‘kwam het woord des Heren tot hem: Maak u gereed, ga naar Sarefat, (…) en houd daar verblijf. Zie, Ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen.’9

Elia trok de Heer niet in twijfel. ‘Daarop maakte hij zich gereed en ging naar Sarefat. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was een weduwe bezig hout te sprokkelen. Hij riep haar toe en zeide: Haal mij toch in een kruik een weinig water, opdat ik drinke.

‘Toen zij het ging halen, riep hij haar na en zeide: Breng mij ook een bete broods mee.

‘Daarop zeide zij: Zo waar de Here, uw God, leeft, ik heb geen broodkoek, maar enkel een handvol meel in de pot en een weinig olie in de kruik. En zie, ik ben bezig een paar stukken hout te sprokkelen. Dan wil ik het thuis voor mij en mijn zoon gaan bereiden, en als wij het gegeten hebben, moeten wij maar sterven.

‘Doch Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga het thuis bereiden, zoals gij gezegd hebt, doch bereid mij daarvan eerst een kleine koek en breng mij die hier; voor u en uw zoon kunt gij het later bereiden.

‘Want zo zegt de Here, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Here regen op de aardbodem geven zal.’10

Zij trok de onwaarschijnlijke belofte niet in twijfel. ‘Daarop ging zij heen en deed, zoals Elia gezegd had, en een tijdlang at zij, evenals hij, en haar huis.

‘Het meel in de pot raakte niet op, en de olie in de kruik ontbrak niet, naar het woord des Heren, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had.’11

Laten we nu door de bladzijden van de geschiedenis heen bladeren naar die bijzondere nacht toen de herders bij hun kudden lagen en de heilige aankondiging hoorden: ‘Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen.

‘U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David.’12

Met de geboorte van het Kind in Betlehem kwam er een grote begiftiging, een macht die sterker was dan wapens, een rijkdom die blijvender was dan de munten van Caesar. De sinds lang voorzegde belofte was in vervulling gegaan, het Christuskind was geboren.

De heilige kroniek openbaart dat de jonge ‘Jezus [toenam] in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen.’13 Later in het verslag staat er terloops dat ‘Hij is rondgegaan, weldoende’.14

Uit Nazaret en van eeuwen her komen zijn voortreffelijke voorbeeld, zijn welkome woorden en zijn goddelijke daden. Ze inspireren tot het geduld om beproeving te doorstaan, tot de kracht om verdriet te dragen, tot de moed om de dood onder ogen te zien, en tot het vertrouwen om het leven aan te kunnen. Onze behoefte aan goddelijke leiding is nog nooit zo nijpend geweest nu de wereld steeds chaotischer, problematischer en onzekerder wordt.

De lessen uit Nazaret, Kapernaüm, Jeruzalem en Galilea overstijgen afstand, tijd en onbegrip en schenken licht en een uitweg aan het angstige hart.

De hof van Getsemane en de heuvel Golgota zouden volgen.

In de Bijbel lezen we: ‘Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden.

‘En Hij nam Petrus en [Jakobus en Johannes] mede en Hij begon bedroefd en beangst te worden.

‘Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij.

‘En Hij ging een weinig verder (…) en bad, zeggende’:15

‘Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!

‘En Hem verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven.

‘En Hij werd dodelijk beangst en bad des te vuriger. En zijn zweet werd als bloeddruppels, die op de aarde vielen.’16

Hoe groot was zijn lijden, zijn kwelling, zijn offer om verzoening te doen voor de zonden van de wereld!

Ter lering schreef de dichter:

Als de aarde in de gouden kinderjaren

slechts vrolijke gezangen lijkt te baren,

als de ziel blij is en het hart licht

en zon niet voor schaduw zwicht,

beseffen we het niet, maar ligt er

ergens onder de avondhemel her

een hof met vrij entree —

De hof van Getsemane (…)

Langs donk’re lanen, over vreemde stromen

overbrugd met verbrijzelde dromen,

achter de jaren met mist omhuld,

voorbij de fontein met onze tranen gevuld,

daar ligt die hof. Probeer zoveel u wilt,

u kunt hem niet ontlopen, da’s tijd verspild,

want elk pad, elke baan, steeg of allee

doorkruist wel ergens uw Getsemane.17

De aardse bediening van de Verlosser van de wereld zou spoedig ten einde komen. Vóór Hem lagen het kruis van Golgota en de ontaarde daden van onverlaten die dorsten naar het bloed van de Zoon van God. Zijn goddelijke reactie was een eenvoudige maar veelzeggende bede: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’18

Het einde diende zich aan: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had,’19 stierf de grote Verlosser. Hij werd in een graf gelegd. Hij herrees op de morgen van de derde dag. Zijn discipelen hebben Hem gezien. Die histori-sche gebeurtenis is verleden tijd, maar de woorden die Hij toen sprak, hebben hun weg gevonden door de poorten van de tijd en brengen onze ziel nog steeds de troost, de zekerheid, de balsem, de belofte: ‘Hij is hier niet, (…) Hij is opgewekt.’20 De opstanding is voor iedereen werkelijkheid geworden.

Enige tijd geleden ontving ik een brief van Laurence M. Hilton, waaruit veel geloof spreekt. Ik wil u vertellen wat er in die brief stond over persoonlijk leed en onwrikbaar geloof.

In 1892 gingen Thomas en Sarah Hilton, de grootouders van Laurence, naar Samoa, waar Thomas werd aangesteld als zendingspresident. Ze brachten een dochtertje mee; en zij kregen nog twee zoons tijdens hun zending. Helaas stierven alle drie kinderen op Samoa. In 1895 keerden de Hiltons zonder kinderen van hun zending terug.

David O. McKay was een vriend van de familie en hun verlies raakte hem diep. In 1921, toen ouderling McKay als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen een wereldreis maakte langs de kerkleden in veel landen, deed hij ook Samoa aan. Voordat hij op reis ging, had hij zuster Hilton beloofd, die inmiddels weduwe was, een bezoek te brengen aan de graven van haar drie kinderen. Dit is wat ouderling McKay haar na afloop vanaf Samoa schreef:

‘Geachte zuster Hilton,

‘In de middag van woensdag 18 mei 1921 stonden vijf personen, net toen de zon de toppen van de hoge kokosnootbomen raakte, met gebogen hoofd voor de kleine begraafplaats Fagali’i. (…) We waren daar, zoals je je zult herinneren, omdat ik je die belofte voor ons vertrek had gedaan.

‘De graven en zerken bevinden zich in goede staat. (…) Ik schrijf je wat ik daar toen heb overgeschreven toen ik mij (…) buiten de stenen muur die om de plek staat, bevond.

‘Janette Hilton
Geb.: 10 september 1891
Gest.: 4 juni 1892
“Rust zacht, lieve Jennie”

‘George Emmett Hilton
Geb.: 12 oktober 1894
Gest.: 19 oktober 1894
“Vredig is uw sluimer”

‘Thomas Harold Hilton
Geb.: 21 september 1892
Gest.: 17 maart 1894
“Rust op de heuvelflank, rust”

‘Toen ik naar die drie kleine graven keek, probeerde ik mij voor te stellen waar je hier in het oude Samoa als jonge moeder doorheen bent gegaan. En terwijl ik dat deed, werden die drie kleine grafzerken monumenten, niet alleen voor de baby’s die eronder slapen, maar ook voor het geloof en de toewijding van een moeder aan de eeuwige beginselen ten waarheid en leven. Jouw drie kleintjes, zuster Hilton, in hun stilzwijgen welbespraakt en doeltreffend, hebben jouw nobele zendingswerk voortgezet dat jij bijna dertig jaar geleden bent begonnen, en dat blijven ze doen zo lang bereidwillige handen zorg besteden aan hun laatste rustplaats.

‘Liefdevolle handen sloten hun stervende ogen;

Liefdevolle handen legden hun lichaampjes ter ruste;

Vreemde handen verzorgden hun graven;

Geëerd door vreemden, betreurd door vreemden.

‘Tofa Soifua,

‘David O. McKay’

Deze ontroerende brief brengt op het rouwende hart ‘de vrede [over], die alle verstand te boven gaat.’21

Onze hemelse Vader leeft. Jezus Christus is onze Heiland en Verlosser. Hij heeft de profeet Joseph geleid. Hij leidt nu onze profeet, president Gordon B. Hinckley. Van deze waarheid getuig ik.

Ik bid dat wij in onze smart volharden, onze lasten dragen en onze angsten onder ogen zien — zoals de Heiland heeft gedaan. Ik weet dat Hij leeft.

VOOR DE HUISONDERWIJZERS

Neem dit artikel eerst na gebed door. Breng het vervol- gens zo dat iedereen mee wil doen met de bespreking. Enkele voorbeelden:

  1. Neem het lijstje met problemen door. Nodig het gezin uit de lijst aan te vullen. Lees daarna de eerste drie alinea’s van het artikel voor en vraag daarna: ‘Hoe kunnen we staande blijven?’ Neem samen een of meer teksten of verhalen door die president Monson behandelt, om antwoord op deze vraag te krijgen.

  2. Vraag vier mensen om de tekst van de verteller, de Heer, Elia en de weduwe in 1 Koningen 17:8–16 voor te lezen. Wat kunnen we volgens president Monson uit dit verhaal leren? Vertel een ervaring waaruit blijkt dat gehoorzaamheid u gemoedsrust heeft gebracht.

  3. Lees samen het verhaal over de familie Hilton en de brief van ouderling David O. McKay. Vraag het gezin ervaringen te vertellen die aangeven hoe de Heiland hen geholpen heeft om met problemen om te gaan en vrede te vinden.

NOTEN

  1. Job 5:7.

  2. Job 1:1.

  3. Job 2:9.

  4. Job 16:19.

  5. Job 19:25, naar de NBV.

  6. Jeremia 8:22.

  7. Psalmen 30:5.

  8. Jozua 1:5.

  9. 1 Koningen 17:8–9.

  10. 1 Koningen 17:10–14.

  11. 1 Koningen 17:15–16.

  12. Lucas 2:10–11.

  13. Lucas 2:52.

  14. Handelingen 10:38.

  15. Matteüs 26:36–39.

  16. Lucas 22:42–44.

  17. Naar Ella Wheeler Wilcox, ‘Gethsemane’. In: Al Bryant, samensteller, Sourcebook of Poetry, 3 delen (1968). Deel 2, p. 435.

  18. Lucas 23:34.

  19. Lucas 23:46.

  20. Matteüs 28:6.

  21. Filippenzen 4:7.