2005
Het hogepriestersquorum
Juni 2005


Het hogepriestersquorum

Dit is het vijfde in een reeks artikelen over priesterschapsquorums en hun doelen.

Als hogepriester in het Melchizedeks priesterschap geordend worden, is een grote eer en verantwoordelijkheid, want het voorbeeld van hen die dit ambt dragen, is de Heiland zelf. De apostel Paulus heeft aan de Hebreeën geschreven: ‘Want elke hogepriester, die uit de mensen genomen wordt, treedt voor de mensen op bij God (…). En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron. Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer toegekend hogepriester te worden maar Hij, die tot Hem sprak: Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt; (…) Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizédek’(Hebreeën 5:1, 4–6). Net zoals de Heiland zichzelf die waardigheid niet aanmatigde, maar door God geroepen werd, worden alle hogepriesters in de kerk van de Heer door God geroepen. Het is hun verantwoordelijkheid om hun leven te vormen naar het voorbeeld van de Heiland, in woord en daad te getuigen van zijn genadige verzoening en de waarheid van zijn evangelie.

Geschiedenis in het kort

Gedurende de hele geschiedenis van de mens heeft de Heer hogepriesters geroepen om zijn werk te presideren in periodes waarin het evangelie in zijn volheid op aarde is geweest.

  • Adam, Henoch, Noach, Melchizedek, Abraham, Mozes en andere rechtschapen mannen worden tot hogepriester geordend (zie Alma 13; LV 84:6–17; 107:41–53).

  • Na de tijd van Mozes onttrekt de Heer het Melchizedeks priesterschap aan de aarde, met uitzondering van enkele getrouwe mannen.

  • De presiderende geestelijk leiders van de volken in het Boek van Mormon zijn hogepriester (zie Alma 8:23; 30:20–23).

  • Tijdens zijn bediening in het sterfelijk leven is Jezus Christus de presiderende hogepriester op aarde (zie Hebreeën 3:1). En als de grote hogepriester brengt de Heiland een eeuwig offer, waarmee Hij ‘eeuwige verlossing’ voor ons verwerft (zie Hebreeën 9:11–12). Hij presideert nog steeds zijn kerk.

  • In de bedeling van de volheid der tijden vindt tijdens een conferentie van de kerk in Kirtland (Ohio) in juni 1831 de eerste ordening tot het ambt van hogepriester plaats. Bij die gelegenheid worden 23 mannen tot hogepriester geordend.

  • Een tijd lang is er in elke wijk een hogepriestersquorum, elk met een eigen presidium. Maar in 1877 geeft president Brigham Young kort voor zijn dood aan dat de ringpresident verantwoordelijk dient te zijn voor die quorums.

  • In 1956 gaat de ringpresident fungeren als president van het hogepriestersquorum in zijn eigen ring.

  • In december 1975 legt het Eerste Presidium uit dat de hogepriestersgroep in de wijk fungeert als onderdeel van het hogepriestersquorum van de ring, met de ringpresident als president van dat quorum, en zijn raadgevers in het ringpresidium als raadgevers in het quorum. De ringpresident houdt toezicht op de hogepriestersgroepsleiders in de wijken.

Taken van het hogepriestersquorum

President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft gezegd dat ‘het de taak van het hogepriestersquorum is om in de beginselen van het bestuur, de eenheid, de vooruitgang en de groei in het koninkrijk Gods te onderwijzen. Zij zijn waarlijk de vaders van de leden in het algemeen. Tot onze hogepriestersquorums behoren de ringpresidenten en hun raadgevers, bisschoppen en hun raadgevers, patriarchen en allen die tot het ambt van hogepriester in het Melchizedeks priesterschap zijn geordend. (…) Zij behoren zo één te zijn met het quorum dat zij het alle kracht geven die ze ten goede kunnen leveren.’1

Taken van hogepriesters

‘De rechten en taken van hogepriesters zijn te presideren en al het gezag van ouderlingen te dragen (zie LV 107:10). Broeders worden tot hogepriester geordend als ze tot een functie in een ringpresidium, hoge raad of bisschap geroepen worden, of als de ringpresident dat om andere redenen raadzaam acht.’2

Hogepriesters moeten een groot vertrouwen verdienen. Zij die tot dit priesterschapsambt geordend worden, moeten gelovige, eerlijke en integere mannen zijn. Zij moeten betrouwbaar en toegewijd aan de kerk zijn, zodat men erop kan vertrouwen dat ze onder alle omstandigheden pal staan voor het evangelie.

Een van de belangrijkste taken van een hogepriester is huisonderwijs. Als huisonderwijzer ‘vertegenwoordigt hij de Heer, de bisschop en (…) de groepsleider. Hij steunt en dient alle leden van de gezinnen die hij bezoekt. Hij versterkt de vriendschapsband met deze leden, verdient hun respect, betoont hun oprechte zorg en liefde. (…) De huisonderwijzer is de primaire hulpbron die de kerk de leden te bieden heeft. De huisonderwijzers spreken met het gezinshoofd over de behoeften van het gezin en hoe zij het gezin het beste van dienst kunnen zijn. Zij bieden hun hulp aan als leden werkloos, ziek of eenzaam zijn, gaan verhuizen of andere hulp nodig hebben.’3

President Joseph F. Smith heeft gezegd dat elke hogepriester ‘een goed voorbeeld moet zijn voor jong en oud (…) en een positie moet innemen waarin hij een leraar van gerechtigheid is, niet alleen in voorschrift, maar vooral in voorbeeld — waarbij hij de jongeren tot nut is met zijn ervaring en leeftijd, en waardoor hij een bron van kracht wordt voor de gemeenschap waarin hij leeft. (…) Zij die dit ambt dragen, zijn over het algemeen rijpere mannen met een gevarieerde ervaring. (…) Hun ervaring bestaat uit de gerijpte vruchten van jaren inzet in de kerk, en zij moeten die wijsheid inzetten tot nut van allen met wie zij in aanraking komen.’4

De rol van hogepriesters in tempelwerk en familiegeschiedenis

Groepsleiders en quorumleden geven het goede voorbeeld in tempelwerk en familiegeschiedenis, inclusief geregeld tempelbezoek indien de omstandigheden dat toelaten. Zij zijn de leden behulpzaam bij het ontvangen van hun eigen tempelverordeningen. Ook moedigen zij de leden aan om vast te stellen wie hun overleden bloedverwanten zijn en voor hen de tempelverordeningen te ondergaan. Ouderlingenquorumpresidenten en hogepriestersgroepsleiders ‘zien er ook op toe dat de leerstellingen, beginselen en zegeningen in verband met de verlossing van de doden geregeld in de priesterschapsvergadering en tijdens het huisonderwijs ter sprake komen. Bovendien moedigen zij de leden aan om hun kinderen te onderrichten in het belang van de tempel. (…) Onder toezicht van de bisschap coördineert de hogepriestersgroepsleider het tempelwerk en familiehistorische werk in de wijk.’5

Hogepriesters zijn mannen die gerijpt zijn in het evangelie en die kunnen presideren. Zij zijn een voorbeeld voor minder ervaren broeders, met name leden van de Aäronische priesterschap. Samen met andere priesterschapsdragers behoren zij te ‘onderwijzen, uit te leggen, aan te sporen, te dopen en over de kerk te waken’ (LV 20:42). Hogepriesters zijn een belangrijke stabiliserende kracht in elke wijk, elke gemeente, elk district en elke ring. Zij bevorderen het uitvoeren van de zending van de kerk, namelijk het verkondigen van het evangelie, vervolmaken van de heiligen en verlossen van de doden. Maar boven alles zijn zij een patriarch in hun gezin en familie en geven zij een voorbeeld, waarmee zij een patroon van rechtschapenheid creëren voor de generaties na hen.

NOTEN

  1. Conference Report, april 1907, p. 5.

  2. Handboek kerkbestuur, boek 2: leidinggevenden in priesterschap en hulporganisaties (1998), p. 162.

  3. Zie Handboek kerkbestuur, boek 2, p. 169.

  4. Conference Report, april 1908, pp. 5–6.

  5. Zie Handboek kerkbestuur, boek 2, pp. 165, 265.