Leringen van kerkpresidenten
Het leven en de bediening van Lorenzo Snow


Het leven en de bediening van Lorenzo Snow

Toen de 21-jarige Lorenzo Snow op een dag in 1835 te paard wegreed van de woning van zijn ouders, ging hij op weg naar Oberlin College in Oberlin (Ohio, VS). Hij wist niet dat deze korte tocht zijn leven een andere wending zou geven.

Terwijl hij de weg afreed in zijn woonplaats Mantua (Ohio), ontmoette hij een man die ook te paard was. Deze man, David W. Patten, was onlangs tot apostel van de Heer Jezus Christus geordend. Hij was op terugreis naar de heiligen der laatste dagen in Kirtland (Ohio) nadat hij een zending had vervuld. De twee mannen reden circa vijftig kilometer lang samen op. Lorenzo Snow vertelde later:

‘Ons gesprek kwam op godsdienst en filosofie, en aanvankelijk was ik als jongeling die enige opleiding had genoten, geneigd zijn opvattingen niet al te serieus te nemen. Daar kwam nog bij dat zijn taalgebruik in grammaticaal opzicht nogal wat te wensen overliet. Maar toen hij mij op ernstige en nederige wijze het heilsplan uiteenzette, kon ik niet anders dan toegeven dat hij wel een man van God moest zijn en dat zijn getuigenis waar was.’1

Lorenzo Snow was toen hij met ouderling Patten sprak geen lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, maar hij was wel enigszins bekend met de leerstellingen van de kerk. De profeet Joseph Smith had de familie Snow zelfs thuis opgezocht, en Lorenzo’s moeder en zijn zussen Leonora en Eliza hadden zich laten dopen en zich tot lid van de kerk laten bevestigen. Lorenzo was in die tijd echter ‘met andere dingen bezig’ en had er verder ‘niet veel aandacht meer aan geschonken’.2 Daar kwam verandering in toen hij met ouderling Patten in gesprek raakte. Hij zei later over die ervaring: ‘Dat was het keerpunt in mijn leven.’3 Hij beschreef wat hij tijdens het gesprek voelde:

‘Ik werd diep in mijn hart getroffen. Dat had hij kennelijk in de gaten, want na zijn getuigenis voegde hij mij tegen het einde van onze ontmoeting toe dat ik me ’s avonds tot de Heer moest wenden om het aan Hem zelf te vragen. Dat heb ik gedaan, en sindsdien, na die ontmoeting met deze geweldige apostel, ben ik hogere en betere aspiraties gaan koesteren.’

Ouderling Pattens ‘absolute oprechtheid, zijn ernst en zijn geestelijke kracht’4 hadden een blijvende uitwerking op de jonge man die eenmaal zelf tot apostel zou worden geroepen. En dat rustige gesprek leidde tot andere ervaringen die Lorenzo Snow erop voorbereidden om president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, de spreekbuis van God op aarde, te worden.

Opgroeien in een gezin waarin geloof en hard werken centraal stonden

Twee sterke families, rijk aan geloof en religieuze traditie, kwamen met het huwelijk van Oliver Snow en Rosetta Leonora Pettibone op 6 mei 1800 samen. De bruidegom en de bruid stamden af van de eerste Europese kolonisten in de Verenigde Staten — pelgrims uit Engeland die in de zeventiende eeuw de Atlantische Oceaan waren overgestoken om aan godsdienstige vervolging te ontsnappen. Oliver en Rosetta woonden de eerste jaren van hun huwelijk in de staat Massachusetts, waar hun dochters Leonora Abigail en Eliza Roxcy werden geboren. Daarna verhuisden ze naar Mantua (Ohio), destijds een van de meest westelijk gelegen nederzettingen in de Verenigde Staten. Ze waren het elfde gezin dat in het gebied ging wonen. In Mantua werd het gezin met nog twee dochters, Amanda Percy en Melissa, uitgebreid. Lorenzo, het vijfde kind en de eerste zoon van Oliver en Rosetta, zag op 3 april 1814 in Mantua het levenslicht. Later kwamen daar nog twee broertjes bij: Lucius Augustus en Samuel Pearce.5

Olivia en Rosetta brachten hun kinderen traditiegetrouw het belang van geloof, hard werken en een opleiding bij. Ze vertelden verhalen over de moeilijkheden die ze hadden ondervonden om hun gezin te stichten en leerden hun kinderen daarmee hoe ze ontmoediging konden overwinnen en de zegeningen van God in hun leven waarderen. Eliza schreef: ‘We kunnen echt van onze ouders zeggen dat ze volkomen integer waren en betrouwbaar in alle sociale betrekkingen en zakelijke transacties. Ook brachten ze hun kinderen de gewoonten van vlijt, zuinigheid en een strikte moraal bij.’6 Lorenzo uitte zijn dankbaarheid dat zij altijd ‘liefdevol en teder’ met hem zijn omgegaan.7

Lorenzo streefde in zijn jonge jaren ijverig materiële en intellectuele doelen na. Zijn vader was vaak van huis weg om de gemeenschap van dienst te zijn. In Olivers afwezigheid was Lorenzo, als oudste zoon, verantwoordelijk voor de gang van zaken op de boerderij — wat hij ernstig nam en dat hem goed afging. Wanneer Lorenzo niet aan het werk was, was hij meestal aan het lezen. Volgens Eliza ‘zat hij voortdurend met zijn neus in de boeken’.8

Terugkijkend op Lorenzo’s ontluikende persoonlijkheid merkte Eliza op: ‘Van kinds af aan legde [hij] de energie en het kordate karakter aan de dag die kenmerkend waren voor de verdere ontwikkeling in zijn leven.’9

Uitstijgen boven jeugdige ambities

Oliver en Rosetta Snow moedigden oprecht onderzoek op godsdienstig gebied aan. Zij lieten hun kinderen kennismaken met verschillende kerkgenootschappen en verwelkomden ‘het goede en intelligente van alle geloofsrichtingen’ bij hen thuis. Maar zelfs met die aanmoediging schonk Lorenzo ‘weinig of geen aandacht aan godsdienstige zaken, althans niet genoeg om een voorkeur te ontwikkelen voor een bepaald genootschap’.10 Hij droomde van een carrière als militair bevelhebber, en die droom overschaduwde andere invloeden in zijn leven, ‘niet omdat hij van strijd hield’, scheef historicus Orson F. Whitney, maar omdat hij ‘gecharmeerd was van de romantische en ridderlijke kanten van een militaire loopbaan’.11 Maar die ambitie verruilde hij al snel voor een andere. Hij ging het huis uit om aan het nabijgelegen Oberlin College een ‘hogere opleiding’ te gaan volgen.12

Tijdens zijn studie in Oberlin werd zijn belangstelling voor godsdienst aangewakkerd. Zijn gesprek met ouderling Patten liet hem niet los. Hij dacht niet alleen over de leerstellingen van het herstelde evangelie na, maar besprak die ook met anderen in Oberlin — zelfs met studenten die predikant wilden worden. In een brief aan zijn zus Eliza, die zich bij de heiligen in Kirtland had gevoegd, schreef hij: ‘Onder de predikanten en toekomstige predikanten, kan ik je zeggen, ben ik goed ontvangen als pleitbezorger van het mormonisme. Ik heb weliswaar niet veel bekeerlingen gemaakt, omdat ik er zelf niet een ben, maar toch heb ik sommigen van hen er bijna toe gebracht om toe te geven dat er enige [wijsheid] in jullie leer te bespeuren valt. Het is echter bepaald geen eenvoudige zaak om de vooroordelen tegen het mormonisme bij een student aan het Oberlin College weg te nemen.’

In diezelfde brief reageert Lorenzo op een uitnodiging die hij van Eliza had gekregen. Ze had voor hem geregeld dat hij bij haar in Kirtland kon logeren om Hebreeuws te studeren in een klas met de profeet Joseph Smith en enkele leden van het Quorum der Twaalf Apostelen. Hij zei: ‘Ik ben blij met je bericht dat je het zo naar je zin hebt in Kirtland. Ik heb momenteel echter geen plannen om mijn verblijfplaats te verruilen voor die van jou. Maar als de voordelen van studeren daar net zo zijn als hier, ben ik bijna geneigd om een poging te wagen. Het is in mijn ogen in elk geval interessant en wellicht nuttig om de leerstellingen te horen prediken die ik hier in Oberlin al zo lang probeer te verdedigen en uit te dragen.’

Hoewel Lorenzo onder de indruk was van de leer van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, aarzelde hij om tot de kerk toe te treden. Maar belangstelling had hij wel. In zijn brief aan Eliza stelde hij verscheidene vragen over de kerk. Hij zei dat de studenten in Oberlin die de opleiding tot predikant volgden ‘zeven jaar of langer ijverig moesten studeren voordat ze de ongelovigen mochten vertellen dat er een God in de hemel is, zoals een advocaat die bepaalde kwalificaties moet hebben voordat hij het woord mag voeren’. Daarentegen zei hij tegen zijn zus: ‘Jullie mensen lijken bij de prediking van jullie leer meer op goddelijke hulp te vertrouwen dan op een universitaire opleiding.’ Hij gaf blijk van het verlangen om de werkingen van de Geest te leren begrijpen en vroeg of mensen ‘in dit tijdperk van de wereld’ de Heilige Geest konden ontvangen. Als mensen inderdaad de Heilige Geest konden ontvangen, ‘verleent God die dan door tussenkomst van een tweede persoon?’ vroeg hij.13 Met andere woorden, hij wilde weten of priesterschapsgezag noodzakelijk was om de Heilige Geest te ontvangen.

Lorenzo stelde de vriendschappen en de kennis die hij op het Oberlin College had opgedaan op prijs, maar hij kon zich steeds minder vinden in het godsdienstonderricht daar. Uiteindelijk hield hij de universiteit voor gezien en nam de uitnodiging van zijn zus aan om in Kirtland Hebreeuws te gaan studeren. Hij zei dat hij alleen Hebreeuws wilde leren zodat hij later in het oosten van de Verenigde Staten kon gaan studeren.14 Toch merkte Eliza op dat ‘zijn geest ook het levende geloof van het eeuwigdurende evangelie in zich opnam en zijn hart er vol van raakte’.15 Hij vond al snel de antwoorden op de vragen die hij op het Oberlin College had gesteld en liet zich in juni 1836 dopen door ouderling John Boynton, een van de oorspronkelijke leden van het Quorum van Twaalf Apostelen in deze bedeling. Hij werd tevens bevestigd als lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Zo’n twee weken later stelde een vriend hem deze vraag: ‘Broeder Snow, heb je de Heilige Geest ontvangen sinds je doop?’ Hij vertelde later: ‘Die vraag bracht me van mijn stuk. Ik moest toegeven dat ik misschien wel alles had ontvangen wat ik nodig had, maar niet waarnaar ik had uitgekeken’ — waarmee hij bedoelde dat hij weliswaar bevestigd was, maar geen bijzondere manifestatie van de Heilige Geest had ontvangen. ‘Ik was teleurgesteld,’ zei hij, ‘niet om wat ik had gedaan, maar in mezelf. Met dat gevoel trok ik mij die avond terug op de plek waar ik gewoontegetrouw de Heer aanriep.’ Hij knielde neer in gebed en kreeg direct antwoord op zijn smeekbede. ‘Dat zal altijd in mijn geheugen gegrift blijven, zolang mijn geheugen intact blijft’, vertelde hij later. ‘(…) Ik ontving een volmaakte kennis dat er een God is, dat Jezus, die op Golgota stierf, zijn Zoon is, en dat Joseph de profeet het gezag had ontvangen dat hij beweerde te hebben. De voldoening en heerlijkheid van die manifestatie zijn met geen pen te beschrijven! Ik liep naar mijn slaapvertrek terug. Ik kon nu tot de hele wereld getuigen dat ik ten stelligste wist dat het evangelie van de Zoon van God was hersteld en dat Joseph een profeet van God was, met het gezag om in zijn naam te spreken.’16

Deze ervaring gaf Lorenzo de kracht om zich op een leven als zendeling voor te bereiden. Zoals zijn zus Eliza zei, bracht zijn bekering hem tot andere ambities en ‘ging er een nieuwe wereld voor hem open’. Ze merkte op: ‘In plaats van streven naar een aardse militaire reputatie [betrad] hij nu het strijdtoneel voor de overwinning met hemelse legerscharen.’17

Als voltijdzendeling problemen aanpakken

Lorenzo Snow begon zijn zending in het voorjaar van 1837 in de staat Ohio. Net als bij zijn besluit om lid te worden van de kerk, moest hij bij zijn besluit om een voltijdzending te vervullen zijn eerdere plannen en opvattingen laten varen. Hij schreef in zijn dagboek: ‘In het jaar 1837 gaf [ik] mijn langgekoesterde wensen allemaal op.’18 Hij liet zijn plan om een ‘klassieke opleiding’ te volgen aan een universiteit in het oosten van de Verenigde Staten voor wat het was.19 Hij stemde er ook mee in om zonder beurs of reiszak te reizen — ofwel zonder geld op pad te gaan en op de goedheid van anderen voor voedsel en onderdak te vertrouwen. Dat was vooral moeilijk voor hem omdat hij in zijn jeugd al vond dat iemand in zijn eigen onderhoud moest voorzien, wat hij ook deed met het geld dat hij verdiende op de hoeve van zijn vader. Hij zei: ‘Ik was niet gewend om op anderen te leunen voor eten of onderdak. Als ik ergens heen ging, zag mijn vader er altijd op toe dat ik meer dan genoeg geld bij me had om alle onkosten te betalen. En nu moest ik op pad gaan en vragen om wat eten en een plek om te slapen, wat ik erg moeilijk vond, omdat het lijnrecht tegen mijn opvoeding inging.’20 Hij ‘besloot het te doen’, maar alleen omdat hij ‘een zekere kennis ontving dat God dat zo wilde’.21

Enkele ooms, tantes, neven, nichten en vrienden van ouderling Snow woonden de eerste bijeenkomsten bij die hij als zendeling hield. Hij herinnerde zich zijn eerste preekbeurt nog goed: ‘Ik was nogal verlegen en (…) ik vond het erg moeilijk om daar te staan prediken tot mijn verwanten en de mensen uit de buurt die ook waren gekomen. Ik bad bijna de hele dag voorafgaand aan de avond dat ik zou spreken. Ik zonderde me af en vroeg de Heer om me iets te zeggen te geven. Mijn tante vertelde me na afloop dat ze haar hart had vastgehouden toen ze me zag opstaan om te spreken, maar ik deed mijn mond open en hoewel ik niet meer zou weten wat ik heb gezegd, zei mijn tante dat ik zo’n drie kwartier mooi had gesproken.’22 Met dankbaarheid wist hij te vertellen: ‘Ik geloofde en wist diep vanbinnen dat de Geest van inspiratie me zou ingeven wat ik moest zeggen. Ik had gebeden en gevast, ik had me voor de Heer verootmoedigd en Hem in krachtig gebed aangeroepen om mij de macht en inspiratie van het heilig priesterschap te verlenen. En toen ik voor die menigte stond, had ik geen idee wat ik zou zeggen. Maar zodra ik mijn mond opendeed, rustte de Heilige Geest op mij en werd mijn verstand met licht, ideeën en de juiste woorden vervuld.’23 Tegen de tijd dat hij uit het gebied vertrok, had hij een oom, een tante, verscheidene neven en nichten en enkele vrienden gedoopt.24

Nadat hij met familie en vrienden over het evangelie had gesproken, zette ouderling Snow zijn zendingswerk ongeveer een jaar lang in andere steden en dorpen voort. Hij vertelde: ‘Tijdens deze zending reisde ik naar verschillende delen van de staat Ohio en doopte in die periode veel mensen die trouw aan de waarheid zijn gebleven.’25

Lorenzo Snow was nog niet thuis van die eerste zending of hij wilde alweer op zijn volgende zending vertrekken. ‘De geest van mijn zending liet me maar niet los,’ zei hij, ‘zodat ik eigenlijk niets liever wilde dan weer aan het werk gaan.’26 Deze keer predikte hij het herstelde evangelie in de staten Missouri, Kentucky en Illinois, en wederom in Ohio.

Sommige mensen waren ouderling Snow en de boodschap die hij uitdroeg vijandig gezind. Hij vertelde bijvoorbeeld over een voorval in Kentucky toen een groep mensen bijeenkwam in iemands huis om hem te horen prediken. Na zijn prediking kwam hij erachter dat sommige aanwezigen hem wilden molesteren zodra hij vertrok. Hij zei dat ‘in alle gedrang van de menigte’ in het huis een van de mannen ‘bij toeval met zijn hand in aanraking kwam met een van de zakken van mijn overjas, wat een hevige schrikreactie bij hem teweegbracht’. Hij had iets hards in ouderling Snows jaszak gevoeld, en waarschuwde direct zijn vrienden dat de zendeling met een pistool gewapend was. Ouderling Snow schreef later: ‘Dat was afdoende — de bandieten in spe lieten hun snode plannen varen.’ Met enig leedvermaak voegde ouderling Snow daaraan toe: ‘Het vermeende pistool dat hun de schrik op het lijf joeg en mij bescherming bood, was mijn Bijbel in zakformaat, een waardevol geschenk dat ik van de geliefde patriarch, vader Joseph Smith [sr.], had gekregen.’27

Andere mensen verwelkomden ouderling Snow hartelijk en omarmden de boodschap die hij uitdroeg. In een nederzetting in Missouri onderwees hij vijf mensen die zich hartje winter lieten dopen. Ouderling Snow en anderen moesten een gat in het rivierijs hakken zodat hij de verordening kon verrichten. Ondanks de kou kwamen sommige bekeerlingen ‘uit het water, waarbij ze in de handen klapten en God lof toeriepen’.28

De eerste twee zendingen van ouderling Snow besloegen de periode van het voorjaar van 1837 tot mei 1840. Fragmenten uit zijn brieven typeren die tijd in dienst van de Heer: ‘Ik heb me de rest van de winter van 1839 beziggehouden met reizen en prediken, (…) met wisselend succes, en een wisselende bejegening — soms werd ik uiterst beleefd ontvangen en luisterde men vol belangstelling, op andere momenten werd ik schaamteloos behandeld en beledigd; echter nooit erger dan Jezus, wiens volgeling ik beweer te zijn.’29 ‘Als ik nu terugkijk op wat ik heb meegemaakt, (…) sta ik versteld en verwonder ik mij ten zeerste.’30 ‘De Heer was met mij en ik ben rijkelijk gezegend bij de uitoefening van mijn zware taak.’31

Zending in Engeland

Begin mei 1840 voegde Lorenzo Snow zich bij de heiligen in Nauvoo (Illinois), maar hij bleef daar niet lang. Hij werd geroepen om de Atlantische Oceaan over te steken en een zending in Engeland te vervullen. Diezelfde maand nog vertrok hij uit Nauvoo. Voordat hij vertrok, bezocht hij de gezinnen van enkele van de negen apostelen die op dat moment al in Engeland op zending waren.

Toen hij het gezin van Brigham Young in hun blokhut opzocht, zag hij dat de spleten tussen de planken niet waren opgevuld, waardoor ze ‘blootstonden aan storm en wind’. Zuster Young was moe omdat ze net van een vergeefse zoektocht naar de melkkoe van het gezin was teruggekeerd. Ondanks haar penibele omstandigheden zei ze tegen ouderling Snow: ‘Je ziet hoe we eraan toe zijn, maar vertel hem [mijn man] zich in het geheel geen zorgen over mij te maken — ik wil dat hij in zijn werkveld blijft tot hij eervol ontheven wordt.’ De ‘armoedige, ellendige toestand’ van zuster Young raakte ouderling Snow en hij wilde haar helpen: ‘Ik had niet veel geld — bij lange na niet genoeg om zelfs maar een tiende van de reis naar mijn zendingsveld te volbrengen, zonder enig vooruitzicht op de rest van het geld, en dit was aan de vooravond van mijn vertrek. Ik haalde een deel van mijn schamele beetje geld uit mijn zak, (…) maar zij weigerde het aan te nemen. Terwijl ik ten zeerste aandrong het aan te nemen, en zij bij haar weigering bleef — liet ik het geld deels met opzet en deels per ongeluk op de grond vallen. De munten rolden door de kieren tussen de losse vloerplaten, wat het geschil besliste. Ik nam afscheid van haar en vertrok, zodat ik haar de keuze liet of ze ze wilde oprapen of niet.’32

Ouderling Snow reisde van Illinois naar New York, waar hij aan boord van een schip ging dat de Atlantische Oceaan zou oversteken. Tijdens de zeereis van 42 dagen werd het schip door drie hevige stormen geteisterd. Te midden van bange, huilende medepassagiers bleef ouderling Snow kalm, want hij vertrouwde erop dat God hem zou beschermen. Toen het schip de haven van Liverpool bereikte, liep het hart van ouderling Snow over ‘van uitermate grote dankbaarheid jegens God, die bewaart en schraagt wie Hij roept en uitzendt als predikanten van heil tot de natiën der aarde’.33

Na zo’n vier maanden als zendeling in Engeland werkzaam te zijn geweest, kreeg ouderling Snow er een taak bij. Hij werd president van de ‘London Conference’, een roeping die lijkt op die van een huidige districtspresident. Hij bleef het evangelie prediken en zag daarnaast toe op het werk van priesterschapsleiders, zoals de gemeentepresidenten, in het gebied. In die leiderschapspositie rapporteerde hij vaak aan ouderling Parley P. Pratt, een van de leden van het Quorum der Twaalf Apostelen en de president van het zendingsgebied. Hij schreef over veel mensen die ‘op zoek zijn naar de weg tot heil’, over een ‘overvolle’ ruimte voor een zondagse bijeenkomst, en over ‘het voorrecht om [bekeerlingen] te dopen en in de kudde van onze Heer en Heiland Jezus Christus op te nemen’. Hij was enthousiast en optimistisch over het werk en zei: ‘Hoewel omringd door goddeloosheid van allerlei aard, begint Zion door te breken. Ik heb het volste vertrouwen dat zij spoedig een brandende lamp in deze stad zal zijn.’34

Met ouderling Snow als president maakte de London Conference een aanzienlijke groei door. Hoewel ouderling Snow zich in zijn succes verheugde, bezorgde zijn leidersrol hem de nodige hoofdbrekens. In een brief aan ouderling Heber C. Kimball van het Quorum der Twaalf gaf hij te kennen dat die hoofdbrekens hem ertoe brachten een ‘andere koers in management te varen dan hij ooit eerder had gedaan’.35 Hij vertelde ouderling Kimball: ‘U en ouderling [Wilford] Woodruff zeiden dat dit een leerschool zou blijken te zijn, wat inderdaad het geval is. (…) Sinds ik hier ben, is er steeds weer iets nieuws aan de hand onder de heiligen. Het ene was nog niet voorbij of het volgende diende zich al weer aan.’ Hij noemde een waarheid die hij door zijn nieuwe taak al snel had geleerd: ‘Ik kan de moeilijkheden niet het hoofd bieden, [tenzij] God me in zeer grote mate helpt.’36 Hij uitte diezelfde gevoelens in een brief aan ouderling George A. Smith van het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘Het kleine beetje dat ik heb gedaan, kwam van God, niet van mijzelf. Als ik één ding geleerd heb terwijl ik mijn roeping als leraar in Israël probeerde groot te maken dan is het wel dat ik uit mijzelf niets weet of tot stand kan brengen: ik zie ook duidelijk in dat geen heilige vooruitgang kan maken tenzij hij de aanwijzingen en raadgevingen opvolgt van wie een presiderende taak in de kerk toegewezen hebben gekregen. Ik weet zeker dat de Here God mij in mijn roeping zal steunen en schragen zolang ik me aan zijn wetten houd. (…) Wanneer ik nederig voor zijn aangezicht wandel, geeft Hij mij het vermogen om in rechtschapenheid en de geest van openbaring raad te geven.’37

Ouderling Snow predikte niet alleen het evangelie en was niet alleen werkzaam als president van de London Conference, hij schreef ook een religieuze verhandeling, of brochure, aan de hand waarvan de zendelingen het herstelde evangelie konden uitleggen. Deze brochure, The Only Way to Be Saved [De enige weg tot behoud], werd later in diverse talen vertaald en is de hele tweede helft van de negentiende eeuw gebruikt.

Ouderling Snow was tot januari 1843 in Engeland werkzaam. Vóór zijn vertrek voerde hij een opdracht uit die hij van president Brigham Young had gekregen. In de kantlijn van een pagina in zijn dagboek maakte hij de enige melding van die opdracht: ‘Op verzoek van pres. B. Young twee exemplaren van het Boek van Mormon bezorgd aan koningin Victoria en prins Albert.’38

Bij zijn vertrek uit Engeland gaf ouderling Snow leiding aan een groep Britse heiligen der laatste dagen die naar Nauvoo emigreerden. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Ik had de leiding over een groep van 250 emigranten. Met velen ervan was ik goed bevriend, want ze waren tijdens mijn bediening tot het verbond toegetreden. De situatie waarin ik me bevond nu ik de oceaan te midden van vrienden wederom overstak, was zeer benijdenswaardig ten opzichte van de eenzaamheid die ik tweeënhalf jaar eerder had ervaren.’39 Aan boord van de Swanton gaf ouderling Snow blijk van zijn leiderskwaliteiten en zijn geloof in God. Het volgende verhaal staat in zijn dagboek opgetekend:

‘Ik riep [de heiligen] bijeen en bracht ze met instemming van alle betrokkenen onder in afdelingen en onderafdelingen, stelde de nodige leidinggevenden aan en stelde regels op om de groep te besturen. Er bleken zich enkele hogepriesters en zo’n dertig ouderlingen onder ons te bevinden, en ik was me bewust van de natuurlijke neiging van vele ouderlingen om iets te willen doen waardoor ze enig aanzien verwierven, hetzij linksom of rechtsom. Het leek mij beter om het heft in eigen handen te nemen en zo veel mogelijk mensen een of andere positie of taak toe te wijzen en iedereen verantwoordelijk te maken. Elke avond van de week kwam de groep [voor] gebed bijeen. Twee keer per week werd er gepredikt en op de zondagen hielden we bijeenkomsten en namen we van het avondmaal.

‘De kapitein van het schip, met wie ik een vriendschappelijke band wilde opbouwen, kwam erg afstandelijk en gereserveerd over. (…) Ik kon goed merken dat hij vooroordelen jegens ons koesterde. We waren circa twee weken op zee zonder dat er iets bijzonders gebeurde, toen het volgende zich voordeed.

‘Door een ongeval raakte de hofmeester, een jonge Duitser, levensgevaarlijk gewond. Hij was een uitermate deugdzame, ernstige en betrouwbare jongeman die al verscheidene reizen met de kapitein had gemaakt, en het hart van de kapitein, de stuurlieden en de verdere bemanning had gewonnen. Ook de heiligen waren erg op hem gesteld geraakt. Zijn naderende dood (…) zorgde dan ook voor groot leedwezen en verdriet op het hele schip.

‘Hij bloedde uit zijn mond, wat gepaard ging met hevige krampen en stuiptrekkingen. Uiteindelijk, nadat men vergeefs uiteenlopende behandelingen had geprobeerd, werd de hoop opgegeven. De zeelieden kregen van de kapitein het verzoek om, voordat ze naar bed gingen, een voor een de hut binnen te gaan om afscheid van hem te nemen; wat ze deden zonder de hoop dat ze hem de volgende ochtend nog levend zouden aantreffen. Velen hadden tranen in de ogen toen ze uit de hut kwamen.

‘Toen zuster Martin [een van de heiligen der laatste dagen op het schip] alleen aan zijn bed zat, sprak ze haar wens tegen hem uit dat ik geroepen zou worden om hem de handen op te leggen zodat hij wellicht alsnog kon genezen. Daar stemde hij blij mee in. Ik sliep in mijn kooi toen de boodschap kwam, het was omstreeks twaalf uur ’s nacht. Ik stond onmiddellijk op en liep naar de hut toe. Onderweg kwam ik de eerste stuurman tegen, die net bij hem vandaan kwam. We waren elkaar net gepasseerd toen hij ene broeder Staines tegenkwam en hem vertelde dat de heer Snow de handen bij de hofmeester ging opleggen. “Maar”, zei hij (met verdrietige stem), “dat heeft allemaal geen zin meer, het is gedaan met die arme man.” “O,” zei ouderling Staines, “de Heer kan hem door handoplegging genezen.” “(…) Zou je denken?” antwoordde de stuurman in de eenvoud van zijn hart.

‘Verderop kwam ik de kapitein tegen bij de deur van de hut. Het leek erop dat hij had gehuild. “Ik ben blij dat u gekomen bent, meneer Snow,” zei hij, “maar het zal niets uithalen. De hofmeester is op sterven na dood.” Ik stapte zijn kamer binnen en ging naast zijn kooi zitten. Hij ademde met erg korte stoten en zijn einde leek nabij. Hij was te zwak om te spreken, maar gebaarde dat hij graag wilde [dat] ik hem de handen oplegde. Hij bleek een vrouw en twee kinderen te hebben in Hamburg (Duitsland), die voor hun levensonderhoud van hem afhankelijk waren. Hij leek zich grote zorgen om hen te maken.

‘Ik legde mijn handen op zijn hoofd en ik was nog niet uitgesproken of hij ging rechtop zitten, sloeg zijn handen ineen en prees de Heer uit volle borst dat hij genezen was. Weldra stond hij op [en] liep de hut uit naar het dek toe.

‘De volgende ochtend was iedereen stomverbaasd om de hofmeester gezond en wel te zien en verwonderd dat hij zijn dagelijkse werkzaamheden weer gewoon kon verrichten. De zeelieden zwoeren allemaal dat er sprake was van een wonder; de heiligen wisten dat dat zo was en prezen de Heer met vreugde. De kapitein geloofde er stellig in en was ontzettend dankbaar, en sindsdien werd zijn hart met dat van ons aaneengesmeed. Hij gunde ons allerhande privileges en was voortdurend bedacht op onze noden en behoeften, woonde al onze bijeenkomsten bij en kocht en las onze boeken. De stuurlieden deden hetzelfde, en toen we in New Orleans [Louisiana] uit elkaar gingen, beloofden ze me dat ze zich zouden laten dopen. Ongeveer een jaar later ontving ik een brief van de eerste stuurman, waarin hij schreef dat ze (…) hun belofte waren nagekomen. Ook de kapitein gaf te kennen dat hij het evangelie in de toekomst wilde ontvangen en bij de heiligen wonen. De hofmeester liet zich dopen toen we New Orleans hadden bereikt. Bij ons afscheid gaf hij me een Bijbel cadeau, die ik nog in mijn bezit heb.’40

Ouderling Snow schreef: ‘Verscheidene zeelieden huilden toen we van boord gingen. We waren eigenlijk allemaal ernstig gestemd.’41 Vanaf New Orleans gingen ouderling Snow en zijn medeheiligen aan boord van een veerboot en voeren ze de Mississippi op. Ze kwamen op 12 april 1843 in Nauvoo aan.

Voortgezette toewijding aan het werk van de Heer

Toen hij bijna zeven jaar lang als voltijdzendeling werkzaam was geweest, zag Lorenzo Snow enige tijd andere kansen om te dienen. In de winter van 1843–1844 bood het bestuur van een plaatselijke school hem een baan als leerkracht aan. Hij accepteerde het aanbod, ook al wist hij dat veel leerlingen ‘opschepten dat ze leerkrachten sloegen en scholen afbraken’. Hij besloot dat de enige manier om het respect van de leerlingen te verdienen was respect voor hen te tonen. Zijn zus Eliza vertelde later: ‘Hij sprak die jongens aan alsof ze zeer respectabele heren waren. (…) Hij zorgde vooral dat ze doordrongen raakten van zijn goede bedoelingen met hen’ en zijn verlangen om ‘ze in hun studie voort te helpen. (…) Op die manier, door vriendelijkheid en overreding, trokken hun gevoelens bij — hij wist hun vertrouwen te winnen, en met geduldige en niet-aflatende inspanning zag hij doortrapte rouwdouwers veranderen in fatsoenlijke leerlingen. Ruim voordat de periode was verstreken, waren ze allemaal, met verbluffende resultaten, studiebollen geworden.’42

In 1844 kreeg hij weer een kerktaak. Hij werd aangewezen om naar Ohio te reizen en toezicht te houden op een campagne om Joseph Smith tot president van de Verenigde Staten te verkiezen. De profeet was teleurgesteld in de wijze waarop de heiligen der laatste dagen door de overheid van de Verenigde Staten waren behandeld. Hij had de toenmalige presidentskandidaten geschreven om hun houding ten opzichte van de kerk te peilen. Hun antwoorden stemden hem niet tot tevredenheid, waarna hij besloot om zichzelf kandidaat voor het presidentschap te stellen.

Het Quorum der Twaalf benoemde Lorenzo Snow en anderen om ‘in de hele staat Ohio een politieke organisatie op touw te zetten om de presidentskandidatuur van Joseph kracht bij te zetten’.43 Daarbij brachten ze ook onder de aandacht hoe de grondwettelijke rechten van de heiligen waren geschonden. Lorenzo zei dat hij ‘een zeer interessante tijd’ meemaakte.44 Sommige mensen waren fel tegen de kandidatuur van de profeet gekant, terwijl anderen van mening waren dat Joseph Smith de natie voorspoed en succes kon brengen.

Lorenzo Snow vertelde later: ‘Te midden van deze uitersten kwamen mijn werkzaamheden in deze aangelegenheid abrupt ten einde door een bericht uit zeer betrouwbare bron dat de profeet en zijn broer Hyrum vermoord waren.’45 Hij keerde ‘met droefenis in het hart’ naar Nauvoo terug.46

Zelfs in deze tragische tijd werkten de heiligen ijverig aan de opbouw van Gods koninkrijk. Lorenzo zou later opmerken: ‘Onder leiding van de Almachtige ging het koninkrijk voort.’47 Zij bleven het evangelie prediken en elkaar versterken, en werkten samen om de bouw van een tempel in hun stad te voltooien.

Toen Lorenzo Snow zich bij de heiligen in Nauvoo voegde, had hij besloten nooit te trouwen maar zijn leven aan de prediking van het evangelie te wijden. Zijn zus Eliza merkte later op: ‘Hij wilde boven alles zijn tijd, zijn talenten, zijn gehele bezit toewijden aan de bediening.’ Hij vond dat een gezinsleven ‘hem minder geschikt’ zou maken voor het werk van de Heer.48

Lorenzo’s opvattingen over huwelijk en gezin begonnen in 1843 te veranderen, toen hij de profeet Joseph Smith alleen sprak aan de oevers van de Mississippi. De profeet getuigde van de openbaring die hij had ontvangen aangaande het meervoudig huwelijk. Hij vertelde Lorenzo: ‘De Heer zal een weg voor je openen om de wet van het celestiale huwelijk te ontvangen en te gehoorzamen.’49 Door die raad begon Lorenzo in te zien dat het huwelijk een gebod van de Heer en een essentieel onderdeel van het plan van geluk van onze hemelse Vader was.

In 1845 ging Lorenzo Snow een meervoudig huwelijk aan, dat in die tijd in de kerk werd uitgeoefend, met Charlotte Squires en Mary Adaline Goddard. Later werden nog meer vrouwen aan hem verzegeld. Zijn toewijding aan zijn vrouwen en kinderen werd een onderdeel van zijn toewijding aan het werk van de Heer.

De heiligen bleven het koninkrijk van God in Nauvoo opbouwen, maar de vervolging hield ook aan. In de barre winterkou van februari 1846 werden de heiligen door bendes gedwongen om hun huizen en tempel achter te laten. Ze begonnen aan een lange tocht naar het westen en een nieuwe woonplaats.

De heiligen helpen vergaderen in de Salt Lake Valley

Hoewel Lorenzo Snow en zijn gezin Nauvoo met de rest van de heiligen verlieten, kwamen ze pas ruim een jaar later na de eerste groep pioniers in de Salt Lake Valley aan. Zij verbleven net als de meeste pioniers van de kerk in de begindagen onderweg in tijdelijke nederzettingen. Zo verbleef Lorenzo een korte tijd met zijn gezin in de nederzetting Garden Grove in de staat Iowa, waar ze blokhutten bouwden voor de heiligen die na hen kwamen. Van daaruit trokken ze verder naar de nederzetting Mount Pisgah, eveneens in Iowa.

In Mount Pisgah togen Lorenzo en zijn gezinsleden met de andere heiligen aan het werk om in hun eigen behoeften en in die van latere pioniers naar de Salt Lake Valley te voorzien. Ze bouwden blokhutten, en plantten en kweekten gewassen in de hoop en wetenschap dat anderen de oogst zouden binnenhalen. Een deel van de tijd die ze in Mount Pisgah doorbrachten, was Lorenzo geroepen om de nederzetting te presideren. Veel mensen, onder wie leden van zijn eigen gezin, kampten met ellende, ziekte en dood. Hij werkte ijverig om ze hoop te bieden, kracht bij elkaar te vinden en gehoorzaam te blijven aan de geboden van de Heer.50

In het voorjaar van 1848 gaf president Brigham Young Lorenzo Snow de opdracht om Mount Pisgah te verlaten en naar de Salt Lake Valley af te reizen. Lorenzo kreeg wederom een leidinggevende positie toebedeeld, deze keer als aanvoerder van groepen pioniers. Deze groepen kwamen in september 1848 in de Salt Lake Valley aan.

Lid van het Quorum der Twaalf

Op 12 februari 1849 kreeg Lorenzo Snow de boodschap dat hij in een vergadering van het Quorum der Twaalf Apostelen werd verwacht. Hij hield direct met zijn bezigheden op en begaf zich naar de vergadering, die al begonnen was. Onderweg vroeg hij zich af waarom hij voor het Quorum der Twaalf moest verschijnen. Hij kon geen goede reden bedenken — werd hij ergens van beschuldigd? Hij wist dat hij zich trouw van zijn taken had gekweten, dus legde hij die zorg naast zich neer. Maar hij had geen idee wat hem te wachten stond. Toen hij aankwam, was hij verbaasd dat hij als lid van het quorum werd geroepen. In diezelfde vergadering werd hij met nog drie anderen — ouderling Charles C. Rich, ouderling Franklin D. Richards en ouderling Erastus Snow, een verre neef van hem — tot apostel geordend.51

Zijn ordening tot het apostelschap was bepalend voor het verdere leven van Lorenzo Snow. Zijn roeping als een van de ‘bijzondere getuigen van de naam van Christus’ (LV 107:23) had invloed op alles wat hij deed. Later bracht hij zijn gevoelens aangaande de verantwoordelijkheid van een apostel onder woorden:

‘In de eerste plaats moet een apostel door goddelijke openbaring weten dat Jezus leeft — dat Hij de Zoon van de levende God is.

‘In de tweede plaats moet hij met goddelijk gezag de Heilige Geest kunnen beloven; een goddelijk beginsel dat de dingen Gods openbaart, zijn wil en doeleinden bekendmaakt, tot alle waarheid leidt en toekomstige dingen toont, zoals de Heiland die verklaart.

‘In de derde plaats is hij door God gemachtigd om de heilige verordeningen van het evangelie te bedienen, die aan ieder door een goddelijk getuigenis persoonlijk worden bevestigd. Duizenden mensen die nu in de dalen van dit gebergte wonen en die deze verordeningen onder mijn hand hebben ontvangen, zijn levende getuigen van wat ik hier zeg.’52

Naast de verantwoordelijkheid van zijn roeping was ouderling Snow overtuigd van het belang van het apostelschap: ‘Wij, de Twaalf, zijn vastbesloten om alles opzij te zetten wat onze aandacht van onze plicht afleidt, opdat wij één mogen zijn zoals de leden van het [Eerste] Presidium één zijn, en verbonden mogen zijn door het beginsel van liefde dat de Zoon van God met de Vader verbindt.’53

In het besef van zijn roeping en de zending van het Quorum der Twaalf wijdde ouderling Lorenzo Snow zijn leven aan de opbouw van het koninkrijk van God op aarde. Hij gaf gehoor aan vele oproepen om op uiteenlopende manieren en plaatsen te dienen.

De Italiaanse zending

Tijdens de oktoberconferentie van 1849 werd Lorenzo Snow geroepen om in Italië een zendingsgebied te vestigen. Hoewel hij het land en de culturen en talen ervan niet kende, nam hij de roeping zonder aarzeling aan. Binnen twee weken na de conferentie was hij klaar om te gaan, nadat hij naar beste kunnen hulp voor zijn vrouwen en kinderen had geregeld.

Hij reisde met andere zendelingen samen naar het oosten van de Verenigde Staten, vanwaar ze met een schip de Atlantische Oceaan zouden oversteken. Onderweg gingen zijn gedachten uit naar zijn gezin, alsook naar de mensen die hij spoedig zou dienen. In een brief aan zijn zus Eliza schreef hij onder andere: ‘Er gingen allerlei gemengde gevoelens door me heen. (…) We raakten in rap tempo steeds meer van de aantrekkingskracht van thuis verwijderd, maar wisten dat we de taak hadden om licht te brengen aan wie in dalen van diepe duisternis verkeerden. Ons hart stroomde over van liefde en onze tranen werden gestelpt.’54

Ouderling Snow en zijn metgezellen kwamen in juli 1850 in Genua (Italië) aan. Ze konden zien dat het werk van de Heer langzaam vooruit zou gaan. Ouderling Snow schreef: ‘Ik voel me een eenzame vreemdeling in deze grote stad, meer dan twaalfduizend kilometer bij mijn dierbaren vandaan, omgeven door een volk waarvan ik de gewoonten en eigenaardigheden niet ken. Ik ben gekomen om hun geest te verlichten en ze in rechtschapen beginselen te onderwijzen, maar ik zie geen kans om dat doel te verwezenlijken. Alle vooruitzichten zijn somber.’ Hij maakte zich zorgen om de ‘dwaasheden, (…) goddeloosheid, grote duisternis en bijgelovigheid’ van de mensen onder wie hij geroepen was te prediken, en schreef: ‘Ik vraag mijn hemelse Vader om barmhartig op dit volk neer te zien. O Heer, laat hen deelgenoot worden van uw mededogen, opdat zij niet allen verloren zullen gaan. Vergeef hun zonden en laat mij bekend worden onder hen, opdat zij U mogen kennen en weten dat U mij gestuurd hebt om uw Koninkrijk te vestigen. (…) Hebt U geen uitverkorenen onder dit volk tot wie U mij hebt gestuurd? Leid mij tot hen, en uw naam worde verheerlijkt door Jezus, uw Zoon.’55

Ouderling Snow vond deze ‘uitverkorenen’ onder een groep mensen die de Waldenzen werden genoemd. De Waldenzen woonden in een bergvallei in het gebied Piedmont, net ten zuiden van de Italiaans-Zwitserse grens en ten oosten van de Italiaans-Franse grens. Hun voorouders waren vervolgd en van plaats tot plaats verdreven omdat ze geloofden in het gezag van de apostelen van weleer en de leringen van de apostelen wilden volgen in plaats van zich bij de heersende godsdiensten van die tijd aan te sluiten.

In een brief aan president Brigham Young schreef ouderling Snow dat de Waldenzen eeuwenlang ‘onwetendheid en wreedheden’ hadden doorstaan en ‘standvastig waren gebleven, als rotsen in een ruwe zee’. Maar vlak voordat de zendelingen van de kerk in Italië aankwamen, was voor de Waldenzen ‘een periode van grote rust’ aangebroken en leken zij meer godsdienstvrijheid dan anderen in Italië te genieten. ‘Zo werd de weg geopend’, vertelde hij, ‘kort voordat de zending werd gevestigd, en geen enkel ander gebied van Italië wordt door zulke gunstige wetten bestuurd.’

Ouderling Snow ging in een bibliotheek op zoek naar meer informatie over deze mensen. Hij vertelde later: ‘De bibliothecaris tot wie ik me had gewend, vertelde me dat hij een boek had dat aan mijn beschrijving voldeed, maar dat het zeer recent was uitgeleend. Hij had de zin nog niet uitgesproken of er kwam een vrouw met het boek binnen. ‘O,’ zei hij, ‘wat een wonderlijk toeval, deze meneer vroeg net naar dat boek.’ Ik was al snel overtuigd dat deze mensen het waard waren om de eerste verkondiging van het evangelie in Italië te horen.’56

Ouderling Snow en zijn collega’s stonden te popelen om het evangelie in het gebied Piedmont te prediken, maar voelden aan dat ze behoedzaam te werk moesten gaan, vriendschappen moesten kweken en de mensen tonen dat ze betrouwbaar waren. Toen ze naar hun idee een goede verstandhouding met de bevolking hadden, beklommen ze een berg in de buurt, zongen ‘de God des hemels lof toe’ en zonden een gebed op waarbij ze het land Italië voor het zendingswerk toewijdden. Ze spraken ook ieder hun toewijding uit aan het werk, en ouderling Snow gaf zijn medearbeiders een priesterschapszegen om ze in hun taken bij te staan. Geïnspireerd door wat er op de berg plaatsvond, noemde ouderling Snow de plek Mount Brigham.57

Zelfs na die gebeurtenis duurde het nog bijna twee maanden voordat iemand te kennen gaf zich bij de kerk te willen aansluiten. Op 27 oktober 1850 mochten de zendelingen zich eindelijk verheugen in de eerste doop en bevestiging in Italië.58 Ouderling Snow rapporteerde later: ‘Het werk verloopt hier langzaam en moeizaam. (…) Toch is de kerk gevestigd. De boom is geplant en verspreidt zijn wortels.’59

Op een nacht had ouderling Snow een droom waardoor hij de aard van zijn zending in Italië beter ging begrijpen. In die droom was hij met zijn vrienden aan het vissen. ‘We zagen tot ons grote genoegen grote en prachtige vissen boven in het water, overal om ons heen, tot in de wijde omtrek toe’, zei hij. ‘We zagen vele mensen hun netten en lijnen uitwerpen, maar niemand leek zich te verplaatsen, terwijl wij voortdurend in beweging waren. Terwijl we iemand voorbijgingen, merkte ik dat ik een vis aan de haak had. Ik dacht dat die man zich wellicht in zijn wiek geschoten voelde dat de vis hem als het ware was ontglipt, toch gingen we verder en bereikten de oever. Ik haalde de lijn in en was stomverbaasd en vol schaamte over de geringe omvang van de buit. Ik vond het nogal vreemd dat ik tussen al die prachtige, formidabele vissen maar zo’n kleintje had weten te vangen. Maar mijn teleurstelling verdween als sneeuw voor de zon toen ik merkte dat de eigenschappen van de vis uitmuntend waren.’60

Ouderling Snows droom was profetisch. Hij maakte niet veel bekeerlingen in Italië en, zoals een andere zendeling het later verwoordde, wie het evangelie wel aannamen, behoorden ‘niet tot de rijken en edelen’.61 Ouderling Snow en zijn metgezellen waren echter werktuigen in de handen van de Heer om goede, trouwe mensen in het koninkrijk van God te brengen — mensen die hun dankbaarheid uitten dat zij waren ‘begonnen te wandelen op het pad van een nieuw en eindeloos leven’.62 Bovendien resulteerde het leiderschap van ouderling Snow in een Italiaanse vertaling van het Boek van Mormon.

Bijna honderdvijftig jaar later sprak een andere apostel, ouderling James E. Faust, over de mannen en vrouwen die lid van de kerk waren geworden door het werk van ouderling Snow en zijn collega’s: ‘Sommigen bevonden zich in de eerste handkarkonvooien die naar de Salt Lake Valley kwamen. (…) Velen van hun nakomelingen verzorgden de wijngaarden van de nieuwe herstelde kerk en dragen tegenwoordig hun uitzonderlijke steentje bij aan de wereldwijde kerk, met het geloof, net als hun voorouders dat hadden, dat apostelen de sleutels dragen die nooit zullen vergaan.’63

De kerk opbouwen

Ouderling Snow vervulde later nog andere zendingen, waarbij hij zijn roeping als lid van het Quorum der Twaalf grootmaakte om ‘op aanwijzing van het [Eerste] [P]residium van de kerk (…) de kerk op te bouwen en al haar aangelegenheden onder alle natiën te regelen’ (LV 107:33).

In 1853 riep president Brigham Young Lorenzo Snow als leider van een groep gezinnen die een nederzetting in Box Elder County in het noorden van Utah moesten versterken. De bestaande nederzetting was klein, niet georganiseerd en tanende. Ouderling Snow ging direct aan de slag en organiseerde de mensen op basis van de beginselen van de wet van toewijding zoals de profeet Joseph Smith die had geleerd. De inwoners maakten er een bloeiende stad van, die ouderling Snow Brigham City noemde als eerbetoon aan president Young. Door de onderlinge samenwerking en steun wist men een schoolsysteem, diverse fabrieken, een irrigatiesysteem, een handelsorganisatie en zelfs een theatergezelschap op te zetten. Hoewel ze niet de volledige wet van toewijding naleefden, golden de beginselen ervan wel als leidraad. Zij lieten zien wat een gemeenschap door samenwerking en de nodige inspanning kan bereiken. ‘Brigham City kende geen lanterfanters’, schreef president Snows dochter Leslie. ‘Er was sprake van een periode van ongekende bedrijvigheid en voorspoed die denk ik zelfs in andere nederzettingen in de staat nog nooit waren voorgekomen.’64

Ouderling Snow woonde vele jaren met zijn gezin in Brigham City. Hij presideerde de heiligen daar, met zo nu en dan een korte zending elders. In 1864 was hij bijvoorbeeld bijna drie maanden van huis, op zending in Hawaï. Hij ging daar heen met ouderling Ezra T. Benson, die eveneens lid van het Quorum der Twaalf was, en de ouderlingen Joseph F. Smith, Alma Smith en William W. Cluff.65 In 1872–1873 ging ouderling Snow negen maanden met een groep onder leiding van president George A. Smith, eerste raadgever in het Eerste Presidium, op rondreis in delen van Europa en het Midden-Oosten, waaronder het Heilige Land. Zij maakten de rondreis op verzoek van president Brigham Young, die hoopte dat hun rechtschapen invloed andere landen op het herstelde evangelie zou helpen voorbereiden.66 In 1885 werd ouderling Snow geroepen om diverse groepen indianen in het noordwesten van de Verenigde Staten en in de staat Wyoming te bezoeken. In de maanden augustus, september en oktober vestigde hij daar zendingsgebieden en riep hij kerkleiders om de nieuwe leden bij te staan.

Tempelwerk

President Heber J. Grant, de zevende president van de kerk, heeft opgemerkt dat president Lorenzo Snow ‘jaren van zijn leven toewijd[de] aan het werk in de tempel’.67 Die liefde voor tempelwerk begon al in de tijd dat president Snow tot de kerk toetrad en werd dieper tijdens zijn apostolische bediening. Hij woonde al snel na zijn doop en bevestiging bijeenkomsten in de Kirtlandtempel bij. Later vervulde hij zijn roeping om donaties in te zamelen voor de bouw van de tempel in Nauvoo met verve. Na de bouw van de Nauvootempel hielp hij als tempelwerker heiligen der laatste dagen hun begiftiging en verzegelingsverordeningen te ontvangen vóór hun uittocht naar het westen. Als apostel kreeg hij er nog meer taken en verantwoordelijkheden voor de tempel bij. Hij sprak in de inwijdingsdiensten voor de Logantempel (Utah). Nadat president Wilford Woodruff de Mantitempel (Utah) had ingewijd, las president Snow in de daaropvolgende diensten het inwijdingsgebed voor. Bij het plaatsen van de deksteen op de hoogste toren van de Salt Laketempel (Utah) hief een grote menigte onder zijn leiding de hosannakreet aan. Na de inwijding van de Salt Laketempel was hij er als eerste tempelpresident werkzaam.

Op zijn tachtigste verjaardag publiceerde een lokale krant onder meer de volgende lovende woorden over president Snow: ‘Op zijn leeftijd [is hij] nog steeds volop bezig met het grote werk waaraan hij zich al op jongere leeftijd toewijdde, hij zet het heerlijke werk waaraan hij en zijn medearbeiders hun leven geven binnen de muren van de heilige tempel voort — het werk dat zo belangrijk is voor deze wereld die onder zonde en dood gebukt gaat.’68

Omzien naar het individu

President Snow trok vaak van de ene naar de andere plaats en onderwees dan grote groepen mensen, maar hield altijd oog voor personen en gezinnen. In maart 1891 sprak hij als president van het Quorum der Twaalf bijvoorbeeld in een conferentie in Brigham City. Tijdens zijn toespraak legde iemand een briefje op de kansel neer. Een ooggetuige zei dat hij ‘ophield met spreken, het briefje las en aan de heiligen uitlegde dat hij enkele mensen moest opzoeken die veel verdriet hadden’. Hij verontschuldigde zich en stapte achter de kansel vandaan.

Het briefje was van iemand uit Brigham City, Jacob Jensen genaamd. Er stond in dat Jacobs dochter Ella die dag na een wekenlange strijd tegen roodvonk overleden was. Broeder Jensen had het briefje alleen geschreven om president Snow van het overlijden op de hoogte te stellen en hem te vragen de uitvaart te regelen. Maar president Snow wilde het gezin direct bezoeken, ook al moest hij er zijn toespraak voor onderbreken en een bijeenkomst verlaten die hij presideerde. Voordat president Snow de bijeenkomst verliet, verzocht hij Rudger Clawson, die toen president van de ring Box Elder was, hem te vergezellen.

Jacob Jensen vertelde later wat er gebeurde toen president Snow en president Clawson bij hem thuis aankwamen:

‘Nadat ze enkele minuten aan het bed van Ella hadden gestaan, vroeg president Snow of we ook gewijde olie in huis hadden. Ik was erg verbaasd, maar zei ja en ging de olie voor hem halen. Hij gaf het flesje olie aan broeder Clawson en vroeg hem om Ella te zalven. [President Snow] sprak vervolgens de verzegeling van de zalving uit.

‘Tijdens de verordening raakte ik erg onder de indruk van sommige woorden die hij gebruikte en ik weet nog precies wat hij zei: “Lieve Ella, ik gebied je, in de naam van de Heer, Jezus Christus, terug te komen en te leven, je zending is nog niet voorbij. Je zult leven en nog een grote zending vervullen.”

‘Hij zei dat ze nog een groot gezin zou grootbrengen en haar ouders en vrienden tot troost zou zijn. Ik weet nog precies wat hij zei. (…)

‘(…) Toen president Snow de zegen had uitgesproken, richtte hij zich tot mijn vrouw en mij en zei: “Wees maar niet rouwig of verdrietig meer. Alles komt goed. Broeder Clawson en ik hebben het druk en moeten gaan, maar wacht nu maar geduldig af en treur niet, want alles komt goed.” (…)

‘Ella bleef na de zalving meer dan een uur in deze toestand liggen, in totaal meer dan drie uur nadat ze was overleden. Haar moeder en ik zaten naast haar bed toen ze plotseling haar ogen opendeed. Ze keek om zich heen, zag ons zitten, maar bleef rondkijken of ze ook iemand anders zag. Als eerste zei ze: “Waar is hij? Waar is hij?” Wij vroegen: “Wie? Waar is wie?” “Nou, broeder Snow”, antwoordde ze. “Hij heeft me teruggeroepen.”’69

In de geestenwereld had Ella zich zo vredig en blij gevoeld, dat ze niet terug wilde keren. Maar ze gehoorzaamde de stem van president Snow. Sinds die dag heeft ze familieleden en vrienden kunnen troosten met de verzekering dat ze niet hoeven te treuren om hun dierbaren die gestorven zijn.70 Later trouwde ze, kreeg acht kinderen en diende trouw in haar kerkroepingen.71

De kerk leiden als profeet, ziener en openbaarder van de Heer

Op 2 september 1898 stierf president Wilford Woodruff nadat hij ruim negen jaar president van de kerk was geweest. President Lorenzo Snow, die toen president van het Quorum der Twaalf Apostelen was, bevond zich in Brigham City toen hij het nieuws hoorde. Hij pakte zo snel mogelijk een trein naar Salt Lake City, in het besef dat de leiding van de kerk nu bij het Quorum der Twaalf berustte.

President Snow voelde zich onbekwaam maar klaar om de wil van de Heer te doen en ging naar de Salt Laketempel om te bidden. In antwoord op zijn gebed werd hij door de Heer zelf bezocht. President Snow getuigde later dat hij ‘de Heiland daadwerkelijk zag (…) in de tempel en van aangezicht tot aangezicht met Hem sprak’. De Heer vertelde hem dat hij het Eerste Presidium onmiddellijk moest reorganiseren en niet moest wachten zoals dat eerder na de dood van presidenten van de kerk was gebeurd.72 President Snow werd op 13 september 1898 door het Quorum der Twaalf gesteund als president van de kerk, waarna hij als president aan de slag ging. Hij werd op 9 oktober door de leden van de kerk gesteund en op 10 oktober aangesteld als vijfde president van de kerk.

Door president Snows voorbeeld en door de openbaringen die hij ontving, leerden de heiligen der laatste dagen hem kennen als hun profeet. Ook mensen van andere geloofsgenootschappen respecteerden hem als een ware man Gods.

Omgang met heiligen der laatste dagen

President Snow presideerde vaak ringconferenties toen hij president van de kerk was. Bij zijn ontmoetingen met de heiligen uitte hij zijn liefde en respect voor hen. Uit zijn woorden en daden bleek dat hij weliswaar doordrongen was van de heiligheid van zijn roeping, maar zich niet verheven voelde boven de mensen die hij diende.

Op een ringconferentie woonde president Snow eens een speciale bijeenkomst voor de kinderen van de ring bij. De kinderen mochten netjes in de rij gaan staan om de profeet één voor één een hand te geven. Voordat dat gebeurde, stond hij op en zei: ‘Wanneer je me straks een hand geeft, kijk me dan aan, zodat je me nooit zult vergeten. Ik ben niet beter dan anderen, maar de Heer heeft me grote verantwoordelijkheid gegeven. Vanaf het moment waarop de Heer Zich aan mij bekendmaakte, op zijn volmaakt wijze, heb ik ernaar gestreefd om alle taken uit te voeren die op mijn schouders rustten. Ik wil dat je me niet vergeet vanwege de hoge positie die ik bekleed, vergeet nooit dat je de hand hebt geschud van de president van de Kerk van Jezus Christus. Ik hoop dat je niet zult vergeten om voor mij en voor mijn raadgevers, president Cannon en president Smith, en voor de apostelen te bidden.’73

Een van de zonen van president Snow, LeRoi, vertelde het volgende verhaal over een ringconferentie in Richfield (Utah): ‘President Lorenzo Snow en Francis M. Lyman [van het Quorum der Twaalf] waren aanwezig op een ringconferentie in Richfield. Na het openingslied vroeg de ringpresident broeder Lyman wie hij moest vragen voor het openingsgebed. Broeder Lyman zei: ‘Vraag president Snow’, waarmee hij bedoelde dat hij president Snow moest vragen wie het gebed mocht uitspreken. De ringpresident vroeg echter of president Snow het gebed wilde uitspreken. President Snow stemde daar beleefd mee in en uitte voordat hij het gebed uitsprak zijn genoegen dat hij sinds lange tijd weer eens gevraagd werd om dat te doen. Naar verluidt sprak hij een prachtig openingsgebed uit.’74

Omgang met andersgelovenden

De invloed van president Snow strekte zich tot buiten de kring van heiligen der laatste dagen uit. Wanneer mensen met een andere geloofsovertuiging hem ontmoetten, won hij hun respect voor zichzelf en de kerk die hij vertegenwoordigde. Dominee W. D. Cornell, een geestelijke in een andere kerk, bracht eens een bezoek aan Salt Lake City en verkeerde bij die gelegenheid ook in het gezelschap van president Snow. Hij schreef:

‘Ik werd door zijn beleefde en ervaren secretaris in zijn indrukwekkende tegenwoordigheid gebracht, en bleek de hand te schudden van een van de vriendelijkste en liefdevolste mannen die ik ooit heb ontmoet — een man met de bijzondere gave om iemand in zijn aanwezigheid direct op zijn gemak te stellen — een meester in de kunst van het converseren, met een zeldzaam vermogen om je welkom en op je gemak te laten voelen in zijn gezelschap.

‘President Snow is een verfijnde man, in verstand, ziel en lichaam. Zijn taalgebruik is beschaafd, diplomatiek, vriendelijk, verstandig. Zijn manieren verraden de begenadigde geleerdheid van scholen. Zijn geest is als met de vriendelijkheid van een kind gestemd. Als je hem ontmoet, raak je van hem gecharmeerd. Als je met hem spreekt, vind je hem sympathiek. Als je langer met hem omgaat, krijg je hem lief.’ Dominee Cornell richtte zich tot zijn lezers, die er kennelijk vooroordelen op nahielden wat de kerk betreft, en merkte op: ‘En toch is hij een “mormoon!” Nou, als het “mormonisme” er ooit in wil slagen om van president Snow een lompe, brute man te maken, dan is er nog veel werk aan de winkel. Als het “mormonisme” de vormende kracht is geweest waardoor de wereld een man kent met een kalme geest, met zoveel sereniteit en een bijzondere intellectuele ontwikkeling, dan moet er toch wel degelijk iets goeds in het “mormonisme” schuilen.’75

Een andere geestelijke, ene dominee Prentis, schreef ook over een ontmoeting met president Snow: ‘Het gezicht waaruit een ziel spreekt waarin de Vredevorst heerst, is zijn beste getuige. Ik heb in mijn leven waarin ik mensen bestudeer slechts sporadisch een dergelijke getuige aangetroffen. Vandaag keek ik in zo’n gezicht. (…) Ik had verwacht intellectualiteit, welwillendheid, waardigheid, kalmte en kracht te bespeuren in het gezicht van de president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, maar toen ik president Lorenzo Snow voor het eerst ontmoette, stond ik even perplex. (…) Zijn gezicht weerspiegelde de kracht van vrede, zijn aanwezigheid de zegen van vrede. Diep in de rust van zijn ogen lagen niet alleen stil gebed maar ook geestelijke kracht verscholen. Terwijl hij sprak over het “profetische woord, dat vast en zeker is” en de zekerheid van de hoop die hij bezat, en het bestendige geloof dat de beproevingen en moeilijkheden van een tragisch leven had overwonnen, observeerde ik gefascineerd hoe de subtiele schakeringen van zijn emoties tot uitdrukking kwamen, die zo duidelijk de roerselen van zijn ziel weergaven. Ik kreeg het vreemde gevoel over me dat ik me “op heilige grond” bevond: dat deze man niet handelde uit banale politieke drijfveren of eigenbelang, maar “handelde vanuit veel hogere motieven”. (…) Als de mormoonse kerk dergelijke getuigen kan voortbrengen, zijn de pen van een vlotte schrijver of de welbespraaktheid van een groot redenaar welhaast overbodig.’76

Openbaring over tiende

President Lorenzo Snow is wellicht het meest bekend om een openbaring die hij ontving over de wet van tiende. In mei 1899 kreeg hij de ingeving om naar St. George (Utah) te reizen, samen met andere kerkleiders. Hoewel hij niet wist waarom ze moesten gaan, gaven hij en andere algemene autoriteiten terstond gehoor aan de ingeving en waren ze binnen een week of twee in St. George. Op 17 mei, nadat ze in St. George waren aangekomen, ontving president Snow een openbaring dat hij de wet van tiende moest prediken. De volgende dag verklaarde hij het volgende tot de heiligen: ‘Het woord van de Heer tot u is niet nieuw, maar luidt eenvoudigweg: DE TIJD IS NU AANGEBROKEN VOOR ALLE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN DIE ZICH OP DE TOEKOMST WILLEN VOORBEREIDEN EN OP EEN STEVIG FUNDAMENT WILLEN BOUWEN, OM DE WIL VAN DE HEER TE DOEN EN HUN VOLLEDIGE TIENDE TE BETALEN. Dat is het woord van de Heer tot u, en dat zal het woord van de Heer tot alle nederzettingen in het land Zion zijn.’77

Nadat hij deze boodschap in St. George had uitgedragen, brachten president Snow en zijn metgezellen dezelfde boodschap over in plaatsen in het zuiden van Utah en in andere gemeenschappen tussen St. George en Salt Lake City. Tegen de tijd dat ze op 27 mei terugkeerden, hadden ze 24 bijeenkomsten gehouden waarin president Snow 26 keer had gesproken en 4417 kinderen de hand geschud. Ze hadden 676 kilometer met de trein en 494 kilometer met paard en wagen afgelegd.78 President Snow deed hernieuwde energie op door deze gebeurtenis en keek er naar uit om de wet van tiende in de hele kerk onder de aandacht te blijven brengen. ‘Ik ben zo tevreden met het resultaat van dit bezoek,’ zei hij, ‘dat ik overweeg om in de nabije toekomst alle ringen in Zion in te trekken.’79 Hij presideerde vele ringconferenties, waar hij de heiligen beloofde dat gehoorzaamheid aan deze wet kerkleden zou voorbereiden op stoffelijke en geestelijke zegeningen.80 Hij beloofde ook dat de kerk door gehoorzaamheid aan de wet van tiende uit de schulden zou komen.81

Leden in de hele kerk gaven met hernieuwde toewijding gehoor aan de raad van president Snow. In 1904 schreef geschiedschrijver Orson F. Whitney, die later lid van het Quorum der Twaalf Apostelen werd: ‘De uitwerking van de beweging was direct merkbaar. Tiende en giften stroomden binnen met een stiptheid en in een overvloed die in jaren niet waren voorgekomen. De toestand en vooruitzichten van de kerk zagen er rooskleuriger uit. President Snow was al deelgenoot van de liefde en het vertrouwen van zijn volk, en die goede gevoelens namen nu in intensiteit en omvang toe.’82 President Heber J. Grant, die lid van het Quorum der Twaalf was toen president Snow de openbaring over tiende ontving, verklaarde later: ‘Lorenzo Snow werd op 85-jarige leeftijd president van de kerk. Maar wat hij in de drie jaar daarna tot stand heeft gebracht, is gewoon bijna niet te bevatten. (…) In drie korte jaren heeft deze man, die nooit bij financiële zaken betrokken was geweest, die zijn leven jarenlang aan tempelwerk had toegewijd, op een leeftijd die in de wereld veel te hoog is, de financiën van de kerk van Christus aangepakt. Onder leiding van de levende God heeft hij in drie jaar tijd alles financieel veranderd, van duisternis naar licht.’83

Getuigenis afleggen in de laatste dagen van zijn bediening

Op 1 januari 1901 woonde president Snow een bijzondere bijeenkomst bij in de Tabernakel in Salt Lake City om de twintigste eeuw te verwelkomen. Mensen van alle gezindten waren voor de gelegenheid uitgenodigd. President Snow had een boodschap voor het evenement voorbereid, maar kon die niet zelf voorlezen omdat hij zwaar verkouden was. Na een openingslofzang, een openingsgebed en een lied door het Mormoons Tabernakelkoor stond President Snows zoon LeRoi op en las de boodschap met de titel ‘Greeting to the World by President Lorenzo Snow’ [Groet aan de wereld door president Lorenzo Snow] voor.84 De slotwoorden van de boodschap gaven de gevoelens van president Snow over het werk van de Heer treffend weer:

‘In het 87ste jaar van mijn leven op aarde verlang ik volop naar het welzijn van het mensdom. (…) Ik hef mijn handen op en smeek de zegeningen des hemels over de aardbewoners af. Moge de zonneschijn van boven u toelachen. Mogen de kostbaarheden van de aardbodem en de vruchten van het veld volop voor uw welzijn worden voortgebracht. Moge het licht der waarheid de duisternis uit uw ziel verdrijven. Mogen rechtschapenheid toenemen en ongerechtigheid afnemen. (…) Mogen gerechtigheid zegevieren en corruptie verdwijnen. En mogen deugd en kuisheid en eer standhouden, tot het kwaad is overwonnen en de aarde van goddeloosheid is gereinigd. Laat deze diep gekoesterde wensen, als de stem van de “mormonen” in de bergen van Utah, uitgaan over de hele wereld, en laat alle mensen weten dat wij de zegen en het heil van het hele mensdom voor ogen hebben. (…) Moge God verheerlijkt worden in de komende overwinning op zonde en verdriet, op ellende en dood. Vrede zij met u allen!’85

Op 6 oktober 1901 stond president Lorenzo Snow op om zijn medeheiligen in de slotbijeenkomst van de algemene conferentie toe te spreken. Hij was al enkele dagen behoorlijk ziek en zei toen hij het spreekgestoelte had bereikt: ‘Geliefde broeders en zusters, ik zie het als een wonder dat ik u vanmiddag kan toespreken.’ Hij vertelde kort iets over leiderschap in de kerk. Daarna sprak hij de laatste woorden uit die de gezamenlijke leden van de kerk van hem zouden horen: ‘God zegene u. Amen.’86

Vier dagen later stierf president Snow aan een longontsteking. Na een uitvaartdienst in de Tabernakel in Salt Lake City werd zijn lichaam te ruste gelegd op een begraafplaats in zijn geliefde Brigham City.

Noten

  1. Lorenzo Snow. In: Lycurgus A. Wilson, Life of David W. Patten, the First Apostolic Martyr (1900), p. V.

  2. Lorenzo Snow, ‘The Grand Destiny of Man’, Deseret Evening News, 20 juli 1901, p. 22.

  3. Lorenzo Snow. In: Life of David W. Patten, the First Apostolic Martyr, p. V.

  4. Lorenzo Snow. In: Life of David W. Patten, the First Apostolic Martyr, p. V.

  5. Zie Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow (1884), pp. 1–2.

  6. Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 2.

  7. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 18.

  8. Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 2–3.

  9. Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 3.

  10. Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 2, 3.

  11. Orson F. Whitney, History of Utah, 4 delen (1892–1904), deel 4, p. 223.

  12. Zie Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 4.

  13. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, pp. 57–62.

  14. Zie Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, p. 32.

  15. Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 6.

  16. Lorenzo Snow, ‘The Grand Destiny of Man’, p. 22. Zie hoofdstuk 3 voor het bekeringsverhaal van Lorenzo Snow.

  17. Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 6.

  18. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, p. 33.

  19. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, p. 33; zie ook ‘The Grand Destiny of Man’, p. 22.

  20. Lorenzo Snow, ‘The Grand Destiny of Man’, p. 22.

  21. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 15.

  22. Lorenzo Snow, ‘The Grand Destiny of Man’, p. 22.

  23. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 16.

  24. Zie Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 16, 19.

  25. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 19.

  26. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 30.

  27. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 37–38.

  28. Brief van Lorenzo Snow aan Oliver Snow. Geciteerd in een brief van Eliza R. Snow aan Isaac Streator, 22 februari 1839, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  29. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 37.

  30. Brief van Lorenzo Snow aan Oliver Snow. Geciteerd in een brief van Eliza R. Snow aan Isaac Streator, 22 februari 1839.

  31. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 19.

  32. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 47.

  33. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 50–51. Zie hoofdstuk 14 voor meer informatie over de reis naar Engeland.

  34. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 58–59.

  35. Brief van Lorenzo Snow aan Heber C. Kimball, 22 oktober 1841. In: Lorenzo Snow, Letterbook, 1839–1846, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  36. Brief van Lorenzo Snow aan Heber C. Kimball, 22 oktober 1841. In: Lorenzo Snow, Letterbook, 1839–1846.

  37. Brief van Lorenzo Snow aan George A. Smith, 20 januari 1842. In: Lorenzo Snow, Letterbook, 1839–1846.

  38. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, p. 45.

  39. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, pp. 65–66.

  40. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, pp. 72–83.

  41. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, p. 91.

  42. Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 74–75; zie ook p. 73.

  43. Lorenzo Snow, Journal and Letterbook, 1836–1845, p. 49.

  44. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 79.

  45. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 79.

  46. Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 79, 82.

  47. Lorenzo Snow. In: ‘Laid to Rest: The Remains of President John Taylor Consigned to the Grave’, Millennial Star, 29 augustus 1887, p. 549. Zie hoofdstuk 23 voor meer opmerkingen van Lorenzo Snow over de martelaarsdood van Joseph Smith.

  48. Zie Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 84.

  49. Joseph Smith, geciteerd door Lorenzo Snow. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 70.

  50. Zie hoofdstuk 7 voor meer informatie over de belevenissen in Mount Pisgah.

  51. Zie Biography and Family Record of Lorenzo Snow, pp. 94–95.

  52. Lorenzo Snow, ‘Address of Apostle Lorenzo Snow’, Millennial Star, 15 februari 1886, p. 110.

  53. Lorenzo Snow, Deseret News, 14 januari 1857, p. 355.

  54. Brief van Lorenzo Snow aan Eliza R. Snow. In: The Italian Mission (1851), p. 5.

  55. Brief van Lorenzo Snow aan Franklin D. Richards. In: The Italian Mission, pp. 8–10.

  56. Brief van Lorenzo Snow aan Brigham Young. In: The Italian Mission, pp. 10–11.

  57. Zie brief van Lorenzo Snow aan Brigham Young. In: The Italian Mission, pp. 15–17.

  58. Zie brief van Lorenzo Snow aan Brigham Young. In: The Italian Mission, p. 17.

  59. Brief van Lorenzo Snow aan Franklin D. Richards. In: The Italian Mission, p. 20.

  60. Brief van Lorenzo Snow aan Orson Hyde. In: The Italian Mission, p. 23.

  61. Brief van Jabez Woodard aan Lorenzo Snow. In: The Italian Mission, p. 26.

  62. Geciteerd in een brief van Jabez Woodard aan Lorenzo Snow. In: The Italian Mission, p. 26.

  63. Conference Report, oktober 1994, p. 97; of Ensign, november 1994, p. 74.

  64. Leslie Woodruff Snow, ‘President Lorenzo Snow, as the Silver Grays of Today Remember Him’, Young Woman’s Journal, september 1903, p. 391.

  65. Zie hoofdstuk 4 voor meer informatie over de periode van ouderling Snow in Hawaï.

  66. Zie hoofdstuk 24 voor meer informatie over de ervaringen van ouderling Snow in het Heilige Land.

  67. Heber J. Grant, Conference Report, juni 1919, p. 10.

  68. Deseret Evening News, 3 april 1894, p. 4.

  69. Jacob Jensen. Geciteerd in: LeRoi C. Snow, ‘Raised from the Dead’, Improvement Era, september 1929, pp. 884–886.

  70. Zie LeRoi C. Snow, ‘Raised from the Dead’, p. 886; LeRoi C. Snow, ‘Raised from the Dead (Conclusion)’, Improvement Era, oktober 1929, pp. 975–979.

  71. Zie LeRoi C. Snow, ‘Raised from the Dead (Conclusion)’, p. 980.

  72. Zie LeRoi C. Snow, ‘An Experience of My Father’s’, Improvement Era, september 1933, p. 677; zie ook correspondentie tussen ouderling John A. Widtsoe en Noah S. Pond, echtgenoot van Alice Armeda Snow Young Pond, 30 oktober 1945, en 12 november 1946, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis. President Brigham Young wachtte meer dan drie jaar na de martelaarsdood van de profeet Joseph Smith voordat hij het Eerste Presidium reorganiseerde; president John Taylor wachtte meer dan drie jaar na de dood van president Young; president Woodruff wachtte bijna twee jaar na de dood van president Taylor. Zie hoofdstuk 20 voor meer informatie over de goddelijke manifestatie die president Snow in de tempel ontving.

  73. Lorenzo Snow. In: ‘President Snow in Cache Valley’, Deseret Evening News, 7 augustus 1899, p. 1.

  74. Biographical Notes on Lorenzo Snow, samengesteld door LeRoi C. Snow, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 2.

  75. W. D. Cornell. Geciteerd in: ‘Mormonism in Salt Lake’, Millennial Star, 14 september 1899, p. 579.

  76. Dominee Prentis. Geciteerd in: Nephi Anderson, ‘Life and Character Sketch of Lorenzo Snow’, Improvement Era, juni 1899, pp. 569–560.

  77. Lorenzo Snow, Millennial Star, 24 augustus 1899, p. 533; zie ook Deseret Evening News, 17 mei 1899, p. 2; Deseret Evening News, 18 mei 1899, p. 2. In de Millennial Star staat dat president Snow deze toespraak op 8 mei hield, maar andere bronnen uit die tijd tonen aan dat hij die op 18 mei hield. President Snow sprak ook over tiende op 17 mei. Zie hoofdstuk 12 voor een uitgebreid verslag van de openbaring over tiende.

  78. Zie ‘Pres. Snow Is Home Again’, Deseret Evening News, 27 mei 1899, p. 1.

  79. Lorenzo Snow. In: ‘Pres. Snow Is Home Again’, p. 1.

  80. Zie bijvoorbeeld Deseret Evening News, 24 juni 1899, p. 3.

  81. Zie bijvoorbeeld Improvement Era, augustus 1899, p. 793.

  82. Orson F. Whitney, History of Utah, deel 4, p. 226.

  83. Heber J. Grant, Conference Report, juni 1919, p. 10.

  84. Zie ‘Special New Century Services’, Deseret Evening News, 1 januari 1901, p. 5.

  85. Lorenzo Snow, ‘Greeting to the World by President Lorenzo Snow’, Deseret Evening News, 1 januari 1901, p. 5.

  86. Lorenzo Snow, Conference Report, oktober 1901, pp. 60, 62.

Oliver Snow, de vader van Lorenzo Snow

Lorenzo Snow liet zich in juni 1836 in Kirtland (Ohio) dopen en bevestigen, twee maanden na de inwijding van de Kirtlandtempel, die hier is afgebeeld.

Ouderling Lorenzo Snow

In de begindagen van de kerk emigreerden veel heiligen uit Europa naar de Verenigde Staten van Amerika om zich bij de heiligen daar te voegen.

Op het schip de Swanton genas een ernstig gewonde man direct nadat ouderling Lorenzo Snow hem de handen had opgelegd.

Lorenzo Snow gaf leiding aan groepen pioniers die in 1848 in de Salt Lake Valley aankwamen.

In dit gebouw in Brigham City (Utah) werden laarzen, schoenen, tuig en hoeden gemaakt.

Het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen in 1898. Bovenste rij, van links naar rechts: Anthon H. Lund, John W. Taylor, John Henry Smith, Heber J. Grant, Brigham Young jr., George Teasdale, Rudger Clawson, Marriner W. Merrill. Middelste rij: Francis M. Lyman, George Q. Cannon, Lorenzo Snow, Joseph F. Smith, Franklin D. Richards. Onderste rij: Matthias F. Cowley, Abraham O. Woodruff.