Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 24: Gedachten over de zending van Jezus Christus


Hoofdstuk 24

Gedachten over de zending van Jezus Christus

‘We zijn allemaal afhankelijk van Jezus Christus, van zijn komst in de wereld om de weg te openen die vrede, geluk en verhoging binnen ons bereik brengt.’

Uit het leven van Lorenzo Snow

In oktober 1872 droeg president Brigham Young zijn eerste raadgever, president George A. Smith, op om door delen van Europa en het Midden-Oosten te reizen. In een brief aan president Smith schreven president Young en zijn tweede raadgever, president Daniel H. Wells: ‘We zien graag dat u nauwlettend observeert welke mogelijkheden er nu zijn, of waar ze te creëren zijn, om het evangelie in de verschillende landen die u gaat bezoeken te introduceren.’ De laatste bestemming van de reis zou het Heilige Land zijn, waar president Smith het land aan de Heer zou toewijden. President Young en president Wells schreven: ‘We bidden dat u gespaard mag blijven en in vrede en veiligheid kunt reizen, dat u overvloedig gezegend mag worden met woorden van wijsheid en vrijuit kunt spreken in al uw conversaties aangaande het heilige evangelie, vooroordelen kunt wegnemen en zaadjes van rechtschapenheid onder de mensen kunt zaaien.’1 President Smith nam een kleine groep heiligen der laatste dagen mee, met inbegrip van ouderling Lorenzo Snow, die toen lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was. Ouderling Snows zus Eliza R. Snow, die destijds als algemeen ZHV-presidente werkzaam was, maakte eveneens deel uit van de groep.

Tijdens de reis schreef ouderling Snow geregeld brieven waarin hij de geografie, de gebouwen, de gewoonten en de omstandigheden van de mensen beschreef. Maar toen hij met het reisgezelschap locaties in het Heilige Land bezocht, veranderden zijn brieven van toon. Zijn gedachten gingen uit naar de Zoon van God, die regelmatig diezelfde plekken eeuwen daarvoor had aangedaan. Zo schreef hij over zijn ervaring in februari 1873, toen de groep de stad Jeruzalem naderde:

‘Nog een uur rijden (…) dan zijn we in Jeruzalem. We gaan voort en begeven ons uiteindelijk op een hoogte [of heuvel] en kijken uit over de “Heilige Stad”, Jeruzalem. Rechts in de verte zien we de berg Zion, de stad van David liggen. Links van ons is die indrukwekkende hoogte, die er kaal uitziet, de Olijfberg, eens de favoriete plek van Jezus, waar Hij Zich vaak terugtrok en de plek waar Hij zijn laatste heilige voetstappen zette voordat Hij naar de tegenwoordigheid van zijn Vader opvoer. Deze belangwekkende historische locaties, met al hun heilige associaties, zetten aan tot plechtige, inspirerende gedachten en indrukwekkende bespiegelingen. Ja, daar is Jeruzalem! Waar Jezus leefde en leerde, en gekruisigd werd, waar Hij uitriep: “Het is volbracht”, zijn hoofd boog en stierf! Langzaam en behoedzaam dalen we zigzaggend de heuvel af, (…) tot we de stad bereiken.’2

Na een bezoek aan de Jordaan schreef ouderling Snow: ‘We dronken van het zoete en verfrissende water en wasten ons in die heilige stroom, waarbij onze gedachten uitgingen naar de dagen van onze jeugd, toen we in de Heilige Schrift de belangrijke gebeurtenissen lazen die zich in deze streek hadden afgespeeld — de oversteek van de Israëlieten toen de rivier droog kwam te liggen, nadat de priesters, met de heilige ark op hun schouders, in de stromende rivier stapten; Elia die het water herwaarts en derwaarts verdeelde en door het droge overstak, en vanaf de vlakte aan de overzijde in een storm ten hemel voer; en Elisa, die bij zijn terugkeer de mantel van Elia nam die van hem afgevallen was, en daarmee op het water sloeg en riep: “Waar is de Here, de God van Elia?”, waarna het water van de Jordaan voor de derde maal verdeeld werd. Maar een andere gebeurtenis van nog veel groter belang heeft hier plaatsgevonden — de doop van onze Heiland, verhaald in de volgende woorden: “Johannes predikte in de woestijn van Judea, en Jezus kwam uit Galilea naar de Jordaan om Zich door hem te laten dopen” [zie Matteüs 3]. En wij stonden op of nabij de plek waar al die gedenkwaardige gebeurtenissen hadden plaatsgevonden, staande aan de oever, uitkijkend over het dal en badend in dezelfde rivier die een stil getuigenis van die sublieme gebeurtenissen gaf.’3 [Zie suggestie 1 op p. 289.]

Leringen van Lorenzo Snow

Jezus Christus kwam in de wereld om de wil van de Vader te doen en voor ons de weg naar vrede, geluk en verhoging te openen.

Dit evangelie is in verschillende perioden op aarde gekomen. De profeten waren ermee bekend. Zij begrepen ondubbelzinnig dat Jezus het Lam was dat sedert de grondlegging der wereld geslacht was [zie Openbaring 13:8; Mozes 7:47], en dat Hij op de daartoe bestemde tijd onder de mensenkinderen zou komen, voor hun zonden zou sterven en gekruisigd zou worden om het heilsplan ten uitvoer te brengen.4

Toen Jezus als hulpeloze baby in de kribbe lag, wist Hij niet dat Hij de Zoon van God was en dat Hij de aarde geschapen had. Toen het bevel van Herodes werd uitgevaardigd, was Hij daar onkundig van. Hij had niet de macht om Zichzelf te redden, en [Jozef en Maria] moesten met Hem naar Egypte [vluchten] om Hem voor de gevolgen van dat bevel te behoeden. (…) Hij groeide op tot man en gaandeweg zijn ontwikkeling werd er aan Hem geopenbaard wie Hij was en met welk doel Hij in de wereld was. Hij raakte bekend met de heerlijkheid en macht die Hij bezat voordat Hij op aarde kwam.5

Jezus trok rond om zijn zending te vervullen, en vertelde het volk dat Hij de wonderen die Hij in hun midden verrichtte niet uit eigen kracht of door zijn eigen wijsheid deed, maar dat Hij daar was om de wil van zijn Vader te volbrengen. Hij zocht niet de lof en de eer van mensen, maar zocht de lof en eer van zijn Vader die Hem gezonden had. Hij zei: ‘Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen.’ [Johannes 5:43.]

Welnu, het bijzondere van zijn zending, en hetgeen die zending van andere onderscheidde, was het volgende: Hij zocht niet de lof en de eer van mensen, maar zocht de lof en eer van zijn Vader en was gekomen om het werk van zijn Vader te doen die Hem gezonden had. Daarin lag het geheim van zijn succes besloten. En daarin ligt het geheim van ons aller succes besloten die volgens datzelfde beginsel te werk gaan.6

Jezus Christus, de Zoon van God, werd destijds in een omstandigheid geplaatst waarin het uiterste van Hem werd gevergd om te volbrengen wat voor het heil van miljoenen kinderen van God noodzakelijk was. De Zoon van God moest zich tot het uiterste inspannen en al zijn wilskracht aanwenden voordat Hij de vuurproef kon doorstaan, en het offer kon brengen dat noodzakelijk was.7

Jezus, de Zoon van God, werd naar de aarde gezonden om deze uitzonderlijke zegeningen voor u en mij mogelijk te maken. Hij moest een groot offer brengen. Het vereiste alle kracht die Hij had en al het geloof dat Hij kon opbrengen om te kunnen volbrengen wat zijn Vader van Hem vereiste. (…) Hij faalde niet, ook al was de beproeving zo zwaar dat Hij grote druppels bloed zweette. (…) Zijn gevoelens moeten onuitsprekelijk zijn geweest. Hij vertelt ons zelf, wat is opgetekend in afdeling 19 van de Leer en Verbonden, dat zijn lijden zo groot was dat het zelfs Hem ‘van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden — en [Hij] wilde dat [Hij] de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen.’ Maar Hij kon voortdurend in zijn hart zeggen: ‘Vader, niet mijn wil, maar de uwe geschiede.’ [Zie LV 19:15–19.]8

We zijn allemaal afhankelijk van Jezus Christus, van zijn komst in de wereld om de weg te openen die vrede, geluk en verhoging binnen ons bereik brengt. En als Hij zijn zending niet had vervuld, hadden we die zegeningen en voorrechten die ons in het evangelie door de bemiddeling van Jezus Christus worden gegarandeerd, niet kunnen verwerven. Maar Hij vervulde zijn zending met verve. (…)

(…) Hoewel Hij Zich heeft opgeofferd en het plan voor de verlossing van het mensdom in werking heeft gesteld, zullen wij ons moeten inspannen om die eenheid tussen Hem en ons te bewerkstelligen, anders kan ons heil niet tot stand gebracht worden.9

We begrijpen ten volle dat, net zoals Jezus Christus hier een lichaam had en dat lichaam in een verheerlijkte staat terugontving, ook wij op dezelfde zegen, dezelfde verhoging en dezelfde heerlijkheid aanspraak mogen maken.10 [Zie suggesties 2 en 3 op p. 289.]

Jezus Christus heeft de aarde in de laatste dagen bezocht en hemelse waarheden voor ons heil geopenbaard.

De God die in de hemelen zetelde, die daar vóór de grondlegging der wereld regeerde, die de aarde schiep, en die in het midden des tijds neerdaalde om datgene wat Hij had geschapen te vervolmaken en te redden, is in deze tijd aan de mens verschenen.11

Wij getuigen tot de hele wereld dat we door goddelijke openbaring weten, namelijk door de manifestaties van de Heilige Geest, dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, en dat Hij Zich geopenbaard heeft aan Joseph Smith, op net zo’n persoonlijke wijze als aan zijn apostelen vanouds toen Hij uit het graf was herrezen, en dat Hij aan hem hemelse waarheden heeft bekendgemaakt, de enige die het mensdom kunnen redden.’12

Twee mannen hebben Hem in de tempel in Kirtland gezien. (…) De Zoon van God is aan hen verschenen, Hij die door de Joden werd gedood, en zei zeiden: ‘De sluier werd van ons verstand weggenomen en de ogen van ons begrip werden geopend, en wij zagen de Heer op de balustrade van het spreekgestoelte staan, vóór ons.’ (…) Onder zijn voeten bevond zich zuiver goud. Zijn gelaat straalde nog helderder dan de zon. Zijn stem was als het bruisen van geweldige wateren. Het was de stem van Jehova, zeggende: ‘Ik ben de eerste en de laatste. Ik ben het die leeft. Ik ben het die werd gedood. Ik ben uw voorspraak bij de Vader. Zie, uw zonden zijn u vergeven. U bent rein voor mijn aangezicht; daarom, heft uw hoofd op en verheugt u. U hebt dit huis voor mijn naam gebouwd. Ik zal dit huis aanvaarden en ik zal mijn Geest uitstorten op wie mijn geboden onderhouden, en Ik zal niet toestaan dat dit heilig huis wordt bezoedeld.’ [Zie LV 110:1–8.] Dit was de stem van dezelfde persoon die de Joden hadden verworpen, en Hij is daar gezien. Nu weet ik dat die dingen waar zijn zoals God waar is. Maar de volken der aarde beseffen niet dat Jezus, de Zoon van God, is gekomen en aan de mens is verschenen, en hen met gezag heeft bekleed om het evangelie te prediken en de Heilige Geest te beloven aan allen die deze beginselen zullen geloven en gehoorzamen, en dat ze een zekere kennis zullen ontvangen dat deze beginselen waar zijn.13 [Zie suggestie 4 op p. 289.]

De Heiland komt terug op aarde en we moeten ons op zijn wederkomst voorbereiden.

We hebben een getuigenis aangaande Christus, dat Hij wederkomt om op aarde te regeren.14

Jezus zal te zijner tijd terugkomen en in ons midden verschijnen, zoals Hij vroeger onder de Joden is verschenen. En Hij zal met ons eten, drinken en praten. Hij zal ons de verborgenheden van het koninkrijk bekendmaken en ons dingen vertellen die nu nog niet besproken kunnen worden.15

Als u zich in een rijdend treinstel bevindt en u blijft zitten waar u zit, zal die trein u naar uw bestemming brengen. Maar u loopt groot gevaar als u eerder uitstapt, en het kan wel eens lang duren voordat er weer een trein langskomt. Zo is het ook met ons — als we goed leven en ons werk doen, gaan we vooruit. En als we onze verbonden nakomen, doen we het werk van God en bereiken we zijn doeleinden. Dan zijn we voorbereid wanneer Jezus, de Zoon van God, in heerlijkheid en glorie verschijnt en op allen die getrouw zijn gebleken alle zegeningen zal uitstorten waarnaar zij hebben uitgekeken, en wel duizendvoudig. (…)

(…) Ik zeg tot de heiligen der laatste dagen: als iemand van u in slaap dreigt te vallen, lees dan de woorden van de Heiland die Hij op aarde sprak aangaande de tien maagden. Vijf van hen waren wijs en namen olie in hun lampen mee. Toen de bruidegom verscheen, was slechts de helft van hen voorbereid om hem tegemoet te gaan [zie Matteüs 25:1–13; LV 45:56–59]. Laat dat bij ons als heiligen der laatste dagen niet zo zijn. Laten wij proberen trouw te zijn aan de eeuwigdurende verbonden die wij hebben gesloten en trouw zijn aan God. Moge God de heiligen der laatste dagen zegenen en zijn Geest over u uitstorten. Moge u trouw zijn aan uw God, trouw aan uw gezin, en u in alle dingen verstandig gedragen. Moge u werken ten behoeve van het koninkrijk van God, opdat we niet onder de dwaze maagden worden bevonden, maar waardig worden bevonden met hen die als koningen en koninginnen worden gekroond om voor eeuwig te heersen en te regeren.16 [Zie suggesties 5 en 6 op p. 289.]

Suggesties voor studie en onderwijs

Denk na over deze suggesties terwijl u het hoofdstuk bestudeert of uw les voorbereidt. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Denk na over de woorden van president Snow over zijn ervaringen in het Heilige Land (p. 283). Waarom denkt u dat hij werd aangezet tot ‘plechtige, inspirerende gedachten en indrukwekkende bespiegelingen’ toen hij daar was? Hoe kunnen wij soortgelijke gevoelens over de Heiland ontwikkelen, ook zonder het Heilige Land te bezoeken?

  2. Bestudeer de paragraaf die op p. 284 begint en sta stil bij wat Jezus Christus voor u heeft gedaan. De Heiland had het verlangen om ‘de lof en eer van zijn Vader’ te zoeken. Denk erover na wat u moet doen om de wil van God te volgen.

  3. Op pp. 284-285 bespreekt president Snow ‘het geheim van succes’. Hoe werkt dat geheim voor ons?

  4. Neem de paragraaf door die op p. 286 begint. Hoe beïnvloedt uw getuigenis van Jezus Christus uw leven? Overweeg verschillende manieren waarop we ons getuigenis van Jezus Christus aan de wereld kunnen uitdragen. Hoe kunnen we ons getuigenis bijvoorbeeld in ons gezin uitdragen? Aan de gezinnen en personen die we als huisonderwijzer of huisbezoekster dienen? Aan onze buren? Aan mensen die we dagelijks tegenkomen?

  5. Hoe kunnen we ons op de wederkomst van Jezus Christus voorbereiden? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 287–288.) Hoe kunnen we anderen helpen zich voor te bereiden?

  6. In welke opzichten is uw getuigenis van Jezus Christus door de leringen van president Snow versterkt? Zoek naar mogelijkheden om uw getuigenis aan familieleden en anderen uit te dragen.

Relevante teksten: Lucas 12:31–48; 2 Korintiërs 8:9; 2 Nephi 2:7–8; 25:23, 26; Alma 7:11–13; LV 35:2; Geschiedenis van Joseph Smith 1:17

Onderwijstip: ‘Laat iedere deelnemer een paragraaf uitkiezen en die voor zichzelf lezen. Laat de mensen die dezelfde paragraaf hebben uitgekozen in groepjes van twee of drie bij elkaar gaan zitten en bespreken wat ze ervan hebben geleerd’ (p. VII van dit boek).

Noten

  1. Brief van Brigham Young en Daniel H. Wells aan George A. Smith. In: Correspondence of Palestine Tourists (1875), pp. 1–2.

  2. In: Correspondence of Palestine Tourists, p. 205.

  3. In: Correspondence of Palestine Tourists, pp. 236–237.

  4. Deseret News, 24 januari 1872, p. 597.

  5. Conference Report, april 1901, p. 3.

  6. Deseret News, 8 december 1869, p. 517.

  7. Conference Report, oktober 1900, p. 2.

  8. Millennial Star, 24 augustus 1899, p. 531.

  9. Deseret News, 11 maart 1857, p. 3; in de oorspronkelijke bron wordt p. 3 onjuist vermeld als p. 419.

  10. Deseret News, 22 november 1882, p. 690.

  11. In: Journal History, 5 april 1884, p. 9.

  12. Deseret News: Semi-Weekly, 23 januari 1877, p. 1.

  13. Millennial Star, 18 april 1887, p. 245.

  14. Deseret News, 11 april 1888, p. 200; naar een gedetailleerd verslag van een toespraak van Lorenzo Snow op de algemene aprilconferentie van 1888.

  15. Conference Report, april 1898, pp. 13–14.

  16. Millennial Star, 18 april 1887, pp. 244–246.

‘Wij getuigen tot de hele wereld dat we door goddelijke openbaring weten, namelijk door de manifestaties van de Heilige Geest, dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God.’

Eind 1872 en begin 1873 maakten ouderling Lorenzo Snow en anderen een rondreis door het Heilige Land.

President Snow spoorde de heiligen aan het voorbeeld van de vijf wijze maagden in de gelijkenis van de tien maagden te volgen.