Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 22: Goeddoen aan anderen


Hoofdstuk 22

Goeddoen aan anderen

‘Ontwikkel een geest van naastenliefde; wees bereid om voor anderen meer te doen dan u in de omgekeerde situatie van hen zou verwachten.’

Uit het leven van Lorenzo Snow

Lorenzo Snow en zijn gezin behoorden tot de eerste groep heiligen der laatste dagen die uit Nauvoo (Illinois) vertrok. Samen met diverse andere gezinnen togen ze in februari 1846 westwaarts in de staat Iowa. Het weer bemoeilijkte hun tocht — dag in dag uit ploeterden ze door regen, sneeuw en modder voort.

Op een dag vroeg iemand uit de groep de familie Snow onderweg om hulp. Lorenzo Snow schreef in zijn dagboek dat een man ‘vroeg of hij zijn koffer in mijn huifkar mocht leggen, want hij kon die nergens anders kwijt, zei hij.’ De huifkar was ‘al tjokvol en meer leken we onmogelijk mee te kunnen torsen,’ schreef Lorenzo, maar ‘toch zei ik dat hij hem erbij kon leggen en met ons op kon trekken’.

De volgende avond maakte het gezin iets mee wat Lorenzo ‘een uitermate onplezierig voorval’ noemde: een as van de huifkar brak. Hij schreef: ‘Het regende erg hard en het [was] ontzettend koud. We zetten onmiddellijk onze tent op [en] stookten een flink vuur van hardhout op. (…) Het water en de modder waren behoorlijk diep en we konden alleen wadend bij de huifkar komen. (…) We waren ongeveer 24 kilometer van het kamp verwijderd en 14 tot 16 van de eerste woning. Niemand van ons was monteur, dus de vooruitzichten om onze huifkar gerepareerd te krijgen waren niet erg bemoedigend.’

Onverwacht diende de oplossing zich aan door de man die ze de dag ervoor hadden geholpen. ‘Ik beklaagde me over mijn pech,’ zei Lorenzo, ‘toen hij naar me toe kwam en zei dat hij wagenmaker van beroep was en mijn huifkar met gemak kon repareren. (…) Zodra het weer dat toeliet, ging broeder Wilson (wat de naam van de genoemde persoon is) aan de slag en maakte een veel beter asstel dan het exemplaar dat gebroken was. Toen onze huifkar was gerepareerd, vertrokken we van deze plek nadat we er vanwege de regen en de modder enkele dagen hadden doorgebracht.’

Lorenzo Snow leerde uit dit voorval nog eens een waardevolle les over dienstbetoon en vriendschap. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Iemand voorthelpen zorgt vaak dat je later zelf geholpen wordt.’1 [Zie suggestie 1 op p. 269.]

Leringen van Lorenzo Snow

Wij zijn kinderen van dezelfde hemelse Vader en zijn naar de aarde gestuurd om elkaar voort te helpen.

We hebben dezelfde Vader in de celestiale werelden. (…) Als we elkaar echt kenden, (…) zouden we meer medeleven tonen dan nu het geval is. Allen zouden bij zichzelf te rade gaan hoe ze hun broeder tot zegen konden zijn, hoe ze zijn zorgen konden verlichten en hem in waarheid opbouwen, hoe [ze ] de duisternis van zijn verstand konden verdrijven. Als we elkaar en de ware relatie begrijpen die we ten opzichte van elkaar hebben, koesteren we andere gevoelens dan nu het geval is. Maar die kennis kan alleen worden verkregen van de Geest die leven en licht schenkt en als we ernaar verlangen elkaar in rechtschapenheid op te bouwen.2

We zijn naar de aarde gestuurd om anderen voort te helpen. En als we anderen voorthelpen, helpen we onszelf voort. We dienen dit altijd voor ogen te houden, de man met betrekking tot zijn vrouw, de vrouw met betrekking tot haar man, de kinderen met betrekking tot hun ouders, en de ouders met betrekking tot hun kinderen. Er is altijd wel gelegenheid om iets voor elkaar te betekenen.3

Ik bid tot God, in de naam van Jezus, dat u en ik elke dag mogen proberen een beetje getrouwer te zijn, dat we mogen proberen een beetje beter te zijn dan gisteren, dat we een beetje meer liefde en genegenheid voor ons medemensen mogen hebben. We leren immers dat hieraan de ganse wet en de profeten hangt, namelijk ‘de Here, onze God, liefhebben met geheel onze macht, met geheel ons verstand en met geheel onze kracht, en onze naaste als onszelf.’ [Zie Matteüs 22:37–40.] ‘Behandel anderen zoals wij door anderen behandeld willen worden.’ Want dit is in overeenstemming met de wet en de profeten. [Zie Matteüs 7:12.] Dat zijn beginselen die we behoren te leren. (…) We dienen overal en aan iedereen onze vriendschap aan te bieden. Er is geen heilige der laatste dagen die de wereld haat. We bieden de wereld onze vriendschap aan. Dat is onze plicht wat de wereld betreft. We moeten leren onze naastenliefde en goede werken tot het hele mensdom uit te strekken. Dat is de zending van de heiligen der laatste dagen — deze dingen niet tot onszelf te beperken, maar ze om ons heen verspreiden, omdat ze nu eenmaal betrekking op de hele mensheid hebben.4

Wees rechtvaardig, oprecht en barmhartig met een geest van edelmoedigheid en goddelijkheid in al uw bedoelingen en voornemens — in uw gehele handel en wandel. Ontwikkel een geest van naastenliefde; wees bereid om voor anderen meer te doen dan u in de omgekeerde situatie van hen zou verwachten. Streef naar grootsheid, niet in de ogen van wie wereldsgezind zijn, maar in de ogen van God. Wees groots in deze zin: ‘Heb de Heer, uw God, lief met al uw macht, verstand en kracht, en uw naasten als uzelf.’ U moet het mensdom liefhebben omdat iedereen uw broeder is, het nageslacht van God. Bid vurig om deze geest van liefdadigheid, deze verruiming van gedachten en gevoelens, en om de macht en de kracht om u volledig voor het koninkrijk van de Messias in te zetten.5 [Zie suggestie 2 op p. 269.]

Ons geluk neemt toe wanneer we anderen de weg naar geluk wijzen.

We dienen een sterk verlangen te hebben om goed te doen aan anderen. Laten we ons minder druk maken om onszelf. We vinden zelf heus wel geluk als we ons minder op onszelf en meer op het geluk van anderen richten, en ze nader tot de Heer proberen te brengen. (…) Als u zich ietwat terneergeslagen voelt, kijk dan eens om u heen op zoek naar iemand die er slechter voorstaat dan uzelf. Ga naar die persoon toe en ga na wat de moeilijkheden zijn. Probeer dan die moeilijkheden weg te nemen met de wijsheid die de Heer u gegeven heeft. Dan zult u merken dat uw neerslachtigheid verdwijnt, u zich lichter voelt, de Geest van de Heer op u rust en alles verlicht lijkt te zijn.’6 [Zie suggestie 3 op p. 269.]

Wanneer we eerst de belangen van anderen voor ogen houden, gaan we zelf sneller vooruit.

Een van de beste dingen die een jongeman of jongevrouw met het oog op zijn of haar eigen vooruitgang voor ogen kan houden, is ook de vooruitgang van anderen voor ogen te houden en daar wat tijd in te steken. De beste manier om een beter mens te worden is goeddoen aan anderen. Houd dat voortdurend voor ogen.7

Als iemand een opleiding volgt, zal hij daar tijd in moeten steken. Hij zal zich steeds weer in de lesstof moeten verdiepen om die volledig te gaan beheersen. En hij zal die nooit zo goed leren beheersen als door het geleerde aan anderen over te brengen. Laat hem aan de slag gaan en zijn vrienden bijeenroepen en ze de kennis proberen over te brengen die hij heeft vergaard. Dan zal hij merken dat zijn begrip van bepaalde zaken toeneemt die hij anders nooit zou hebben geweten als hij die lesstof niet tot zich had genomen en het geleerde niet aan anderen had overgedragen. Iedereen die op school heeft lesgegeven, begrijpt precies wat ik bedoel. (…)

Laat iemand bedenken dat anderen in duisternis zijn gehuld die minder kennis, wijsheid en intelligentie bezitten dan hij. Laat hem die kennis, intelligentie en macht die hij heeft opgedaan op zijn vrienden overbrengen. Dan zal hij weldra merken dat zijn verstand wordt verruimd, en dat het licht en de kennis die hij heeft opgedaan in versneld tempo toenemen en groter worden. (…)

Als u verzekerd wilt zijn van de vriendschap en genegenheid van uw vrienden, maak ze dan deelgenoot van het licht dat u hebt ontvangen. Onthoud daarbij dat die zegeningen van God afkomstig zijn, en dat u gewoon iets doet wat iedereen behoort te doen. (…)

Iemand die aanspraak wil maken op de hoogste en grootste zegeningen, en de goedkeuring van de Almachtige, iemand die voortdurend naar meer rechtschapenheid streeft, moet zoveel mogelijk goeds tot stand zien te brengen. Hij moet zich inzetten en offers willen brengen ten gunste van zijn vrienden. Als hij een beter mens wil worden, is er geen betere manier dan van zijn vrienden betere mensen te maken. (…)

(…) Laat uw gedachten ook uitgaan naar de noden en behoeften van de vrienden om u heen. En wanneer u uw vrienden vooruit kunt helpen, doe dat dan. Daardoor zult u merken dat u de dingen die u nodig hebt sneller in de schoot geworpen krijgt dan wanneer u er op uit bent ze alleen voor uzelf te verkrijgen, zonder oog voor de noden en behoeften van uw vrienden. Ik weet dat dit een goed en belangrijk beginsel is.8 [Zie suggestie 4 op p. 269.]

Wanneer we offers brengen ten behoeve van anderen, vinden we de hemel in onszelf.

We moeten er gewoon bij stilstaan (…) dat er ook andere mensen bestaan. We moeten het hart en de gevoelens van anderen opmerken en godvruchtiger worden dan we nu zijn.

(…) We moeten persoonlijke offers brengen ten behoeve van wie ons dierbaar zijn. Dat zien we bij de Heiland, bij broeder Joseph en dat zien we bij onze president [Brigham Young]. Jezus, broeder Joseph en broeder Brigham zijn altijd bereid geweest alles wat ze bezaten op te offeren ten gunste van het volk. Dat geeft broeder Brigham macht bij God en macht bij het volk, dat komt door de zelfopoffering waarvan hij voortdurend blijk geeft. Zo is het ook bij anderen. In de mate waarin ze bereid zijn offers ten behoeve van anderen te brengen, huist God in hen en worden de zegeningen van de eeuwige werelden over hen uitgestort. Zij maken niet alleen aanspraak op de voorrechten van deze wereld maar ook op de zegeningen van de eeuwigheid. In de mate waarin u (…) zich voor elkaar offers getroost, in die mate zult u vooruitgang maken in de dingen van God. Als u de hemel in u wilt en de hemel wilt binnengaan, doe dan wat de engelen daar in de hemel doen. Als u wilt weten hoe u vooruitgang maakt, zeg ik u dat u die maakt door goddelijkheid in u te ontwikkelen.

(…) Men kan de hemel overal om zich heen ervaren. We moeten daartoe aan de slag gaan. We moeten de hemel op deze aarde bewerkstelligen, ondanks het kwaad dat ons omringt, de duivels die ons omringen, en ondanks de goddeloosheid die er heerst. Ondanks dat alles moeten we aan de slag gaan en de hemel op deze aarde vestigen.

Iemand kan de hemel nooit ervaren tenzij hij leert hoe die te verkrijgen en naar de beginselen ervan te handelen. Neem eens iemand en kijk eens terug naar de omstandigheden van die persoon twintig jaar geleden, (…) toen hij een bepaalde mate van vreugde, vrede en geluk genoot ondanks de moeilijke tijden. Nu staat hij er wellicht veel beter voor en beschikt hij over de middelen om in zijn stoffelijke noden en behoeften te voorzien. Maar als hij geen vrienden en een hechtere band met zijn broeders heeft ontwikkeld, is hij ongelukkiger dan twintig jaar geleden.

(…) Moge de Heer u zegenen, broeders en zusters, en moge u deze dingen indachtig zijn. Mogen wij elkaar liefhebben en onze verhoging uitwerken voor zover de Heer ons de wijsheid en het vermogen daartoe geeft, en mogen wij elkaars vertrouwen winnen.9 [Zie suggestie 5 op p. 269.]

Suggesties voor studie en onderwijs

Denk na over deze suggesties terwijl u het hoofdstuk bestudeert of uw les voorbereidt. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Neem het verhaal op pp. 263–264 door. Wanneer hebt u gemerkt dat ‘iemand voorthelpen vaak zorgt dat je later zelf geholpen wordt’?

  2. President Snow herinnerde ons eraan dat we allemaal kinderen van God zijn (pp. 264-265). Hoe dient deze kennis onze houding ten opzichte van elkaar te beïnvloeden? Welke kansen biedt de zustershulpvereniging vrouwen om goed te doen aan anderen? Welke kansen biedt een priesterschapsquorum mannen om goed te doen aan anderen?

  3. Denk na over de laatste alinea op p. 265. Waarom neemt ons geluk toe wanneer we anderen geluk brengen? Hoe kunnen ouders hun kinderen deze waarheid leren?

  4. Waarom denkt u dat we in wijsheid toenemen wanneer we onze kennis aan anderen overbrengen? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 266–267.) Waardoor bent u de waarheid van deze beginselen gaan inzien?

  5. Bestudeer de paragraaf die op p. 267 begint. Waarom denkt u dat eenvoudige daden van dienstbetoon ons dichter bij de hemel kunnen brengen? Denk na over de boodschappen in dit hoofdstuk en hoe u in uw gezin een hemelse sfeer kunt scheppen.

Relevante teksten: Matteüs 25:31–45; Lucas 6:36–38; Mosiah 2:17; 4:14–27; LV 81:5; 82:3

Onderwijstip: ‘Het is beter om er een paar goede ideeën uit te lichten en een goede discussie op gang te brengen — en tot een goede onderwijsleersituatie te komen — dan verbeten te proberen elk woord in het lesboek te behandelen. (…) Een rustige sfeer is absoluut essentieel als u de Geest des Heren in uw klas wilt hebben.’ (Jeffrey R. Holland, ‘Onderwijzen en leren in de kerk’, Liahona, juni 2007, p. 59.)

Noten

  1. Journal of Lorenzo Snow, 1841–1847, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, pp. 39–42.

  2. Deseret News, 28 januari 1857, p. 371.

  3. Conference Report, april 1899, p. 2.

  4. Salt Lake Daily Herald, 11 oktober 1887, p. 2.

  5. In: Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow (1884), pp. 486–487.

  6. Conference Report, april 1899, pp. 2–3.

  7. Improvement Era, juli 1901, p. 714.

  8. Deseret News, 11 maart 1857, p. 3; in de oorspronkelijke bron wordt p. 3 onjuist vermeld als p. 419.

  9. Deseret News, 21 maart 1857, p. 4.

Op hun trektocht door de staat Iowa kreeg de familie Snow hulp van iemand die ze de dag daarvoor hadden geholpen.

‘Laat uw gedachten ook uitgaan naar de noden en behoeften van de vrienden om u heen.’