2023
De raadsvergadering in Jeruzalem
Juli 2023


Het Nieuwe Testament in context

De raadsvergadering in Jeruzalem

Lees wat wij van de raadsvergadering in Handelingen 15 kunnen leren.

Afbeelding
Petrus spreekt tot de heiligen in Jeruzalem

In Handelingen 15 wordt een van de eerste christelijke raadsvergaderingen besproken, de raadsvergadering in Jeruzalem. De beginselen gelden nog steeds voor de huidige kerk.

Deze raad kwam bijeen om te bespreken wat de andere volken (niet-Joden) bij hun bekering tot het christendom moesten doen. Hoewel de eerste gelovigen Joden waren die Jezus als de Messias aanvaardden, hadden de andere volken een andere godsdienstige en etnische achtergrond. Dit maakte hun lidmaatschap in de opkomende christelijke kerk moeizaam.

Joden en andere volken gingen doorgaans niet nauw met elkaar om, vanwege verschillen in geloof, cultuur en taal, en ook de (koosjere) voedingswetten van de Joden. De eerste christenen vroegen zich af of de Joodse gebruiken en tradities behouden moesten worden, aangezien Jezus en alle eerste apostelen daarmee waren opgegroeid.

Verschillende meningen onder leden van de vroegchristelijke kerk

De leden van de vroegchristelijke kerk hadden verschillende standpunten in deze kwestie. Sommigen zeiden dat mannen die verlost wilden worden en Jezus aanvaardden, moesten worden besneden, zoals gebruikelijk onder de wet van Mozes (zie Handelingen 15:1).1

Paulus en Barnabas hadden een ander standpunt. Ze hadden de andere volken onderwezen en hadden het gevoel dat de Heilige Geest ze had geholpen om zich te bekeren. Paulus en Barnabas zagen dit als een getuigenis dat hun werkwijze juist was (zie Handelingen 15:2–4). Ze vereisten geen besnijdenis of naleving van de Joodse voedingswetten voor de doop.

Door die tegengestelde opvattingen moest een raad van kerkleiders in Jeruzalem over de kwestie beslissen.

De verklaring van Petrus

Petrus, de hoofdapostel, sprak in de raad. Hij herinnerde hen aan zijn ervaringen waarbij hij had ontdekt dat de andere volken het evangelie moesten horen, en dat de Heilige Geest tot hen van waarheid getuigde, net als tot de Joden die Jezus als de Messias hadden aanvaard (zie Handelingen 15:7–8; zie ook Handelingen 10).

Hij zei: ‘[God] heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, en heeft hun hart door het geloof gereinigd’ (Handelingen 15:9). De ervaringen van de andere volken met de Heilige Geest toonden aan dat God hun bekering tot Christus had aanvaard. En zij ondervonden dat zonder zich aan de vereisten van de wet van Mozes te houden.

Petrus eindigde met zijn hoop dat ‘wij […] door de genade van de Heere Jezus Christus op dezelfde wijze zalig […] worden als ook zij’ (Handelingen 15:11).

Het compromis van Jakobus

Jakobus, de broer van Jezus en een belangrijke kerkleider in Jeruzalem, sprak de raad ook toe. Hij erkende de ervaringen van Petrus waardoor hij te weten kwam dat God een verbondsvolk uit de andere volken zou roepen. (Zie Handelingen 15:13–17; zie ook Amos 9:11.)

Toen stelde hij een compromis voor. Hij stelde voor dat de andere volken zich moesten onthouden van ten minste vier dingen die in de wet van Mozes werden genoemd (zie Handelingen 15:20, 29):

  • afgodenoffers;

  • hoererij (seksuele onzedelijkheid);

  • verstikt vlees (het bloed van het dier was niet uitgegoten);

  • bloed (in verband met het onthouden van verstikt vlees).

Door deze verboden na te leven onderscheidden bekeerlingen uit de andere volken zich van de andere mensen van die volken, omdat die handelingen soms onderdeel waren van de aanbidding van hun goden en godinnen.

Een boodschap aan de heiligen

De hele raad stemde in met het voorstel van Jakobus, dus stuurden ze brieven en vertegenwoordigers naar Antiochië en andere christelijke gemeenten om hen van dit beleid op de hoogte te stellen (zie Handelingen 15:23–29). Ze lieten in de brief ook weten dat de Heilige Geest had getuigd dat dit beleid goed was.

Nu konden alle christenen, van zowel Joodse als niet-Joodse afkomst, samen maaltijden eten. Het beleid gaf ook indirect aan dat geloof in en verbonden met Jezus Christus het pad naar het heil waren, en niet de wet van Mozes.2

Lessen uit de raadsvergadering in Jeruzalem

Ten minste vijf beginselen uit de raadsvergadering van Jeruzalem worden in onze tijd in de kerk toegepast:

  1. Door in een raadsvergadering verschillende ideeën uit te wisselen, kunnen de leden de wil van de Heer zoeken en tot een overeenkomst komen waar iedereen achter kan staan.

  2. De uiteindelijke overeenkomst of beslissing heeft het gezag van de leiders; de raadsleden en de kerkleden kunnen deze gezaghebbende beslissingen steunen en vertrouwen.

  3. De kerk kan verschillende culturen in één lichaam verweven, en de leden kunnen ontdekken welke culturele gebruiken in strijd met de evangeliecultuur zijn en moeten worden losgelaten.

  4. De Heilige Geest geeft een sterk getuigenis van Gods wil, en van het feit dat men die navolgt.

  5. Jezus Christus door de doop en andere verbonden aanvaarden is de sleutel tot bekering en lidmaatschap van de kerk.

Als we deze beginselen in de hedendaagse raadsvergaderingen van de kerk volgen, zullen we de standpunten van anderen respecteren. Door beslissingen van raadsvergaderingen te aanvaarden en steunen tonen we ons ook nederig.

Noten

  1. In Handelingen 15:5 beschrijft de titel ‘sekte van de Farizeeën die gelovig zijn geworden’ enkele ‘Joodse christenen’ die volhardden in hun verlangen om de Joodse gebruiken als onderdeel van het christelijke verbond in stand te houden. Dat waren niet de Farizeeën uit de evangeliën. Het waren christelijke bekeerlingen die heel graag hun Joodsheid wilden behouden, en waarschijnlijk vóór hun bekering tot de Farizeeën behoorden en mogelijk nog steeds banden met de Farizeeën hadden.

  2. De lessen uit de raadsvergadering bleven een richtsnoer voor de vroegchristelijke kerk. Paulus zei later bijvoorbeeld dat besnijdenis en navolging van de wet van Mozes niet vereist waren om Jezus Christus te aanvaarden, al bleven anderen die dingen wel verkondigen (zie Handelingen 21:20–21). Hij herhaalde de vier fundamentele vereisten die de raadsvergadering in Jeruzalem voor bekeerlingen uit de andere volken had vastgelegd (zie Handelingen 21:25).