2018
Een reden tot viering
December 2018


Een reden tot viering

Afbeelding
President Dallin H. Oaks
Afbeelding
youth at Be One celebration

De openbaring over het priesterschap in 1978 was voor volwassen heiligen der laatste dagen in die tijd een gebeurtenis die in het geheugen staat gegrift.

I.

Ik hoorde het nieuws via een telefoon die zelden overging. Ik was met twee zoons aan het werk in de tuin van een huisje in de bergen dat we gebouwd hadden. Daar kon ik me terugtrekken en mijn zware taken als president van de Brigham Young University even loslaten. De beller was ouderling Boyd K. Packer. Hij vertelde me over de openbaring over het priesterschap, die net bekend was gemaakt. We spraken onze wederzijdse vreugde uit, waarna ik terugliep naar de plek waar we aan het werk waren. Ik ging op de berg grond zitten die we verplaatst hadden en wenkte mijn zoons. Ik vertelde ze huilend van blijdschap dat alle daartoe waardige mannelijke leden van de kerk voortaan tot het priesterschap konden worden geordend.

Waarom was de openbaring over het priesterschap zo’n reden tot blijdschap? Als student en later als jurist heb ik zeventien jaar in het Midwesten en oosten van de Verenigde Staten gewoond. Ik had de pijn en frustratie gezien en gevoeld van wie onder deze beperkingen gebukt gingen, wie er zich aan hielden, wie er kritiek op hadden en wie ze probeerden te verklaren. Ik had de redenen bestudeerd die toen werden gegeven. Ik kreeg over geen enkele een bevestiging dat die waar was. Als onderdeel van mijn gebedvolle studie ontdekte ik dat de Heer in het algemeen zelden redenen geeft voor de geboden en aanwijzingen die Hij aan zijn dienstknechten openbaart. Ik besloot trouw te zijn aan onze profetische leiders en te bidden dat de dag zou komen dat iedereen – zoals bij de instelling van deze beperkingen was beloofd – op de zegeningen van het priesterschap en de tempel aanspraak kon maken. Nu, op 8 juni 1978, was die dag aangebroken en huilde ik van vreugde.

II.

Als we stilstaan bij wat er sinds 1978 in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en in het leven van haar leden is gebeurd en nog gebeurt, hebben we allemaal reden tot viering.

De kerk haakte als instituut meteen op de openbaring over het priesterschap in. Verordeningen en tempelaanbevelingen kwamen direct beschikbaar. De aangevoerde redenen waarmee de beperkingen voor leden van Afrikaanse afkomst werden gerechtvaardigd – ook de redenen die door gerespecteerde kerkleiders waren gegeven – werden onmiddellijk en publiekelijk verworpen. De Heer had bij monde van zijn profeet gesproken en zijn kerk gehoorzaamde.

Veranderingen in het hart en gedrag van individuele leden waren daarentegen niet opeens en overal merkbaar. Sommigen accepteerden de gevolgen van de openbaring direct minzaam, anderen geleidelijk aan. Weer anderen zijn in hun persoonlijke leven, ook in de afgelopen veertig jaar, blijven vasthouden aan de houding van racisme die voor velen over de hele wereld erg pijnlijk is geweest. Sommigen bleven zich maar op het verleden concentreren, op zoek naar redenen voor de nu afgeschafte beperkingen. Maar de meesten in de kerk, onder wie de hoogste leidinggevenden, zijn zich op de mogelijkheden in de toekomst in plaats van de teleurstellingen in het verleden gaan richten. De meesten hebben op de wijsheid en timing van de Heer vertrouwd, en de aanwijzingen van zijn profeet aangenomen. Daardoor is de eeuwige betekenis van zijn profetische lering tot ons doorgedrongen dat ‘het ene wezen […] in zijn ogen even kostbaar als het andere’ is (Jakob 2:21). Daardoor hebben we een nieuwe impuls gekregen om het gebod van de Heer Jezus Christus te vervullen, namelijk het eeuwigdurend evangelie prediken aan iedereen, ja, aan ‘alle natiën, geslachten, talen en volken’ (LV 42:58).

III.

Onszelf bezighouden met wat niet is geopenbaard of wat eerder door mensen met beperkt inzicht is uitgelegd, kan alleen maar in speculatie en frustratie uitmonden. Wij spreken onze liefde uit voor allen die zich hierom bekommeren. Maar wij doen ook deze oproep: laten we allen in eensgezind geloof vooruitkijken en vertrouwen op de belofte van de Heer dat Hij ‘hen allen uit[nodigt] om tot Hem te komen en deel te hebben aan zijn goedheid; en Hij verwerpt niemand die tot Hem komt, zwarte en blanke, geknechte en vrije, man en vrouw’ (2 Nephi 26:33).

Met de toekomst voor ons is een van de belangrijkste implicaties van de openbaring over het priesterschap de goddelijke oproep om onze vooroordelen tegen welke groep van Gods kinderen ook, op te geven. Racisme is tegenwoordig waarschijnlijk de bekendste bron van vooroordelen en de oproep is dat we ons daarvan moeten bekeren. Maar door de geschiedenis heen zijn of worden veel groepen van Gods kinderen vanwege vooroordelen vervolgd of benadeeld. Denk bijvoorbeeld aan etnische afkomst, cultuur, nationaliteit, opleiding of economische omstandigheden.

Als dienstknechten van God met de kennis en plichten van zijn grote heilsplan moeten we ons haasten om in onze houding en daden – als organisatie en persoonlijk – alle vooroordelen te laten varen. President Russell M. Nelson heeft na onze recente bijeenkomst met de landelijke functionarissen van de National Association for the Advancement of Colored People gezegd: ‘Samen roepen we alle mensen, organisaties en overheden op tot meer hoffelijkheid en vragen hun om alle vooroordelen uit te bannen.’1

We streven dus eensgezind naar het uitbannen van vooroordelen, van afkeurenswaardige gedragingen en gewoonten. Het is echter niet zo dat de kerk bevooroordeeld is, omdat zij bepaalde eisen stelt, voordat iemand het huis des Heren kan betreden. De Heer heeft verklaard dat gehoorzaamheid aan de verbonden en geboden een essentiële vereiste is om heilige zegeningen te genieten. Elke poging om goddelijke vereisten voor het eeuwige leven en het eeuwige gezin af te schaffen, zou neerkomen op het bevorderen van Satans plan dat ‘iedereen gered zou worden’. Wij stervelingen hebben Satans plan al in ons voorsterfelijk leven verworpen. Wij kozen voor het plan van onze hemelse Vader. Dat plan voorziet in de vrijheid om de eeuwige verbonden te kiezen en na te komen die in gelijke mate op iedereen van toepassing zijn. Gods gelijkheid betekent niet een gelijke uitkomst voor iedereen, maar een gelijke kans voor iedereen.

IV.

We zijn vast van plan om de openbaring over het priesterschap van veertig jaar geleden met een blik op de toekomst te vieren. Daarbij spreken we in het bijzonder waardering uit voor onze geweldige leden van Afrikaanse afkomst, vooral onze Afro-Amerikaanse leden, die in een moeilijke overgangsperiode waarin de vooroordelen maar langzaam afnamen, in geloof en getrouwheid hebben volhard. Nu richten we onze aandacht eensgezind op de heerlijke gevolgen van deze openbaring, die de kinderen van God over de hele wereld tot zegen zijn. Onze profetische leiders in die tijd verklaarden namelijk

‘dat de Heer nu zijn wil heeft bekendgemaakt tot zegen van al zijn kinderen overal op aarde die willen luisteren naar de stem van zijn bevoegde dienstknechten, en zich erop voorbereiden iedere zegening van het evangelie te ontvangen.’2

Nu worden er in veel landen tempels gebouwd tot zegen van Gods kinderen aan beide zijden van de sluier. We verheugen ons samen op aarde en in de hemel. Dit is onderdeel van onze voorbereiding op de wederkomst van Hem die bij monde van een profeet in het Boek van Mormon heeft verklaard dat Hij niemand gebiedt ‘om geen deel te hebben aan zijn heil’ (2 Nephi 26:24) en die bij monde van een hedendaagse profeet heeft verklaard: ‘Indien u niet één bent, bent u de mijnen niet’ (LV 38:27).