De eerste kerstreis
We vertellen elk jaar het kerstverhaal, maar hoe vaak stellen we ons de reis van Maria en Jozef voor? Hun geloof en offers zijn een belangrijk onderdeel van het verhaal.
De aankondiging (detail), Carl Heinrich Bloch
Maria kwam uit Nazareth, een dorpje met ongeveer 400 tot 500 inwoners.1 In de ogen van de wereld was ze maar een eenvoudig boerenmeisje. En toch aanvaardden zij en Jozef hun roeping om de Zoon van God op te voeden.
2. Lukas 2:4–5
Hun reis naar Bethlehem duurde minstens vier of vijf dagen,2 en in de Schriften staat niets over een ezel die hen door de rotsachtige heuvels begeleidde. Maria maakte die reis met Jozef terwijl ze al hoogzwanger was, zodat de profetie vervuld werd dat de Messias in Bethlehem geboren zou worden. (Zie Micha 5:1.)
3. Lukas 2:7–11
In Bethlehem hadden Jozef en Maria geen onderdak om de Koning der koningen te huisvesten. Ze moeten zich heel nederig hebben gevoeld toen ze bij die anderszins eenvoudige geboorte, getuige waren van de duidelijke tekenen dat deze baby de Zoon van God was.
Vlucht, Rose Datoc Dall
Plotsklaps moest dat jonge gezin stad en land achterlaten. Toen het Kerstkind nog geen twee jaar was, werd zijn leven al bedreigd. (Zie Mattheüs 2:16.) Maar hun toewijding aan en liefde voor hun Heiland motiveerden Maria en Jozef om de lange reis naar Egypte te maken.
Nadat ze enige tijd in een onbekend land hadden gewoond, maakten Jozef en Maria hun langste reis. Maar de kilometers leken vast korter, omdat ze nu op weg naar huis waren. Daar aangekomen vertrouwden ze op God en voedden ze Hem op die ‘Nazarener genoemd [zou] worden’ (Mattheüs 2:23).
Net als Maria en Jozef leggen wij onze reis met Jezus Christus af. Hoewel die reis lang en moeilijk kan zijn, leidt elke gelovige voetstap ons naar het eeuwige leven – een gave van onze liefdevolle Heiland, door wiens reis het eeuwig heil mogelijk is.