2018
Groeien door dienstbetoon
December 2018


Dienen in de kerk

Groeien door dienstbetoon

De auteurs wonen in Utah (VS).

We kregen de ingeving dat onze nieuwe gemeenteleden snel een roeping moesten krijgen zodat ze door te dienen konden groeien.

Afbeelding
Kaohsiung Seventh Branch

De zevende gemeente van de ring Kaohsiung in december 2001 bij de Taipeitempel (Taiwan).

In 2000 werden we geroepen als gemeentepresident en jeugdwerkpresidente van de kleinste unit in de ring Kaohsiung (Taiwan). Tijdens de avondmaalsdienst waren er ongeveer twintig mensen; daar waren ons jonge gezin, vier actieve ouderlingen en de zendelingen bijgerekend. Later stuurden we twee ouderlingen op zending in het vertrouwen dat de Heer onze gemeente zou aanvullen.

Terwijl we met onze gemeente samenwerkten, herinnerden we ons de raad van president Gordon B. Hinckley (1910–2008) dat iedere bekeerling ‘een vriend, een taak en voeding met “het goede woord Gods”’ nodig heeft.1 We kregen de ingeving dat onze nieuwe leden snel een roeping moesten krijgen zodat ze door dienstverlening konden groeien. De zendelingen stelden ons aan iedere onderzoeker voor en binnen twee weken na hun doop, werden zij geroepen. Ze sloten dankzij hun roeping vriendschap met andere leden.

Binnen een maand na hun doop ontving iedere broeder het Aäronisch priesterschap, en ieder van hen zegende het avondmaal en diende het rond. We hadden ze ook op het Melchizedeks priesterschap voorbereid, dat ze de eerstvolgende ringconferentie ontvingen.

De nieuwe ouderlingen werd geleerd hoe ze verordeningen moesten verrichten, waarna deze ouderlingen dat aan de nieuwere ouderlingen leerden. We geloofden in leren door doen en in het geleerde onthouden door te onderwijzen. De leden in de gemeente dienden als voorbeeld en mentor, ze onderwezen en instrueerden, steunden en hielpen elkaar.

Huisonderwijzers en huisbezoeksters, gezinsavonden, wijkactiviteiten en etentjes werden ingezet om de nieuwe leden te begeleiden. Ze werden op zondag gevoed met het woord van God en tijdens de week met godsdienstig onderricht. De twee cursisten in het instituut werden er 25. Om onze kleine gemeente verder te voeden, gingen we elke maand naar de Taipeitempel (Taiwan) om er te dienen. De busreis duurde in totaal tien uur. Gewoonlijk slaagde onze ring er amper in om een tweede bus naar de tempel vol te krijgen. Toen onze gemeente groeide en de gezinnen zich op hun tempelzegeningen voorbereidden, stelden we ons ten doel zelf een bus te vullen. Twee keer in dat eerste jaar kreeg de rest van de ring één bus voor de tempel vol en vulde onze kleine gemeente een tweede bus. Kort daarna vroeg de ring elke wijk op zijn minst eens per jaar een bus naar de tempel te vullen.

In het tweede jaar steeg het percentage bekeerlingen die actief bleven van dertig procent naar meer dan negentig procent, en werden onze avondmaalsdiensten door ongeveer honderd mensen bijgewoond. We hadden 25 actieve ouderlingen. Onze gemeente werd een wijk en ons oude gebouw werd tot een nieuw kerkgebouw gerenoveerd.

De kleinste gemeente werd de sterkste wijk in de ring omdat iedere bekeerling met vrienden, roepingen en voeding met het woord van God was gezegend. ◼

Noot

  1. Gordon B. Hinckley, ‘Converts and Young Men’, Ensign, mei 1997, 47.