2010
Af te kijken of niet af te kijken
Juni 2010


Af te kijken of niet af te kijken

Ik kon me het antwoord op een van de vragen in het proefwerk niet herinneren. Het zou zo makkelijk zijn om mijn ogen even over het antwoord van mijn klasgenoot te laten glijden.

Als zeventienjarige leerling-verpleegster vond ik mijn tweede schooljaar moeilijk. (In de Filipijnen zijn we op zestienjarige leeftijd klaar met het middelbaar onderwijs.) Ik vond de eindeloze proefwerken, onderzoekprojecten en leesopdrachten vermoeiend. Ik had het gevoel dat ik voortdurend donkere kringen onder mijn ogen had, daar ik altijd maar een beetje slaap kreeg. Ondanks de zware studielast probeerde ik echter altijd te bedenken: ‘opoff’ring brengt voort de zegen des hemels’ 1.

Ik wist dat ik een betere toekomst kreeg als ik hard werkte. Als ik het wilde opgeven en zonder te studeren naar bed wilde gaan, stelde ik me voor hoe verdrietig en verslagen ik me de volgende dag zou voelen als ik een proefwerk of taak slecht maakte. Dat was genoeg motivatie om me wakker te houden zodat ik kon leren.

Veel van mijn klasgenoten waren van streek als ze een laag cijfer kregen voor een proefwerk. Maar ze wilden niet zo hard werken en leren. Het gevolg was dat veel leerlingen elkaar ‘hielpen’ door antwoorden uit te wisselen bij proefwerken en tentamens: ze lieten elkaar naar hun papier kijken als de leerkracht niet oplette. Ik was vaak in de verleiding om dat ook te doen, maar ik had er nooit de moed voor gehad. Ik heb al talloze malen in kerktijdschriften gelezen dat leden van de kerk hoge normen zouden moeten hebben, en dat betekent dat je niet afkijkt. Dus ik leerde hard en weerstond de verleiding, hoewel dit soms betekende dat ik lagere cijfers kreeg dan mijn klasgenoten, omdat zij elkaar hadden geholpen.

Op een dag had ik lessen van zeven uur ’s morgens tot zeven uur ’s avonds, en ik had in elke klas een proefwerk. Alleen al voor het eerste proefwerk had ik tien pagina’s te leren. ‘Hoe kom ik hier doorheen?’ vroeg ik me af. Gelukkig maakte ik mijn eerste proefwerk goed. Tijdens de lunch leerde ik voor het volgende proefwerk. Toen ik naar het lokaal ging en aan het proefwerk begon, besefte ik dat ik alle antwoorden wist behalve één. Hoe kan dat?, dacht ik. Ik heb hier hard voor geleerd. Ik zou het antwoord moeten weten!

Terwijl ik verwoed met mijn pen op mijn stoel zat te tikken, viel me in dat ik alleen maar mijn hoofd hoefde te draaien, mijn haar opzij te gooien en mijn ogen over het antwoord van mijn klasgenoot te laten glijden. Ik zou het gewoon één keertje kunnen doen, dacht ik. Dan haal ik een tien. Eén keertje hindert niet. Bovendien is het zo oneerlijk als ik hard werk, maar lagere cijfers krijg dan mijn klasgenoten omdat ik niet afkijk! Maar ik voelde me niet op mijn gemak bij die gedachte. Ik zat te schuiven op mijn stoel en probeerde te beslissen wat ik zou doen: afkijken of niet afkijken.

En toen zei een innerlijke stem: ‘Nee, Shery! Afkijken is verkeerd, dat weet je wel!’ Ik besefte plotseling dat als ik een tien kreeg voor mijn proefwerk, ik me daar niet prettig bij zou voelen als ik had afgekeken. Mijn hemelse Vader rekende erop dat ik het goede koos — en deze keus was de goede.

En toen moest ik ineens denken aan een schrifttekst die ik in de zondagsschool had geleerd: ‘Hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God?’ (Genesis 39:9). Ik wist dat onze hemelse Vader me al had geholpen om talloze moeilijkheden te doorstaan, waaronder heel veel proefwerken en schoolopdrachten. Hoe kon ik nou alles vergeten wat Hij voor me had gedaan en besluiten te zondigen?

Ik kan me tot op de dag van vandaag niet herinneren welk cijfer ik haalde voor dat proefwerk. Ik kan me niet herinneren of ik wel of niet op het antwoord kwam. Maar ik heb altijd onthouden dat het fijn voelde om de goede keus te doen.

Nu ik eerstejaars student ben, heb ik weer even veel schoolwerk te doen en sta ik voor dezelfde verleidingen; maar omdat ik heb besloten niet af te kijken, is het niet moeilijk, want die keus heb ik al gedaan, op een moment dat de verleiding moeilijk te weerstaan was. Ik heb geleerd dat ik meer vreugde en bevrediging voel als ik hoge cijfers haal door er hard voor te werken en ze eerlijk te verdienen. Goddeloosheid heeft inderdaad nooit geluk betekend (zie Alma 41:10). Waar geluk is te vinden in het onderhouden van de geboden en het opvolgen van de raad van onze profeet en andere kerkleiders. Ik geloof echt in de woorden: ‘Wees toch gehoorzaam aan de geboden, want dat is veilig, brengt vrede en rust.’2

Noten

  1. ‘Ere de man’, lofzang 24.

  2. ‘Wees toch gehoorzaam aan de geboden’ lofzang 197.

Illustratie Gregg Thorkelson