2010
Geroepen en aangesteld om te dienen
Juni 2010


Een taak in de kerk

Geroepen en aangesteld om te dienen

Formele roepingen in de kerk zijn pas volledig als we zijn aangesteld met het juiste priesterschapsgezag.

Afbeelding
Elder Kenneth Johnson

In een visioen aan de profeet Joseph Smith en Sidney Rigdon op 16 februari 1832, in Hiram (Ohio), vinden we deze woorden van troost en bemoediging:

‘Ik, de Here, ben barmhartig en genadig jegens hen, die Mij vrezen,1 en Ik schep er behagen in hen te eren, die Mij in gerechtigheid en waarheid tot het einde toe dienen.

‘Groot zal hun loon zijn en eeuwig hun heerlijkheid’ (LV 76:5–6).

In de jaren dat ik lid van de kerk ben, heb ik in toenemende mate waardering gekregen voor de betekenis van een roeping van God en voor de zegeningen die ons beloofd worden als we ingaan op de uitnodiging van de Heer om Hem te dienen.

Als een leider bidt om de wil van de Heer te weten alvorens iemand een roeping te geven, krijgt hij een gevoel van verzekering dat de juiste handelwijze bevestigt. Het is zowel essentieel als bevredigend om door gebed zelf een getuigenis te krijgen dat we door God geroepen zijn. De Heer nodigt ons middels zijn dienstknechten uit om deel te hebben aan zijn werk zodat wij Hem beter kunnen leren kennen en liefhebben (zie Mosiah 5:13).

Als we een roeping krijgen, kunnen we ons ontoereikend voelen, net als Henoch toen hij van de Heer opdracht kreeg om de mensen te leiden en ze te onderwijzen (zie Mozes 6:31). De woorden ‘Zie, mijn Geest rust op u, daarom zal Ik al uw woorden rechtvaardigen’ (Mozes 6:34) moeten Henoch gerustgesteld hebben toen hij begon te begrijpen hoe de Heer hem in staat zou stellen om zijn heilige roeping te vervullen. In de Schriften staat verder wat een groot leider Henoch werd toen hij ‘wandelde met God’ (Mozes 6:39). Ieder van ons die iets te doen heeft in de kerk van de Heer, kan drie waardevolle lessen halen uit de ervaring van Henoch.

Het beginsel om iemand die geroepen is aan te stellen, komt tot uiting in de raad die de Heer Mozes geeft als Hij hem deze opdracht geeft: ‘leg hem [Jozua] uw hand op. (…) En leg op hem van uw heerlijkheid’ (Numeri 27:18, 20).

Met dit door God vastgestelde patroon, kunnen we uitstijgen boven onze persoonlijke zwakheden, beperkingen en zelfs weerstand. Denk eens aan de ervaring van Nephi en Lehi, de zoons van Helaman: ‘De Heilige Geest Gods daalde uit de hemel neer en doordrong hun hart, en zij werden als het ware met vuur vervuld, en zij konden wonderbare woorden spreken’ (Helaman 5:45; zie ook vss. 17–19).

Lesgeven door de Geest

In een openbaring aan de profeet Joseph Smith heeft de Heer de volgende vraag gesteld: ‘Daarom stel Ik, de Heer, u deze vraag: Waartoe zijt gij geordend?’2 (LV 50:13.) De Heer antwoordt: ‘Om mijn evangelie te prediken door de Geest, namelijk de Trooster, die uitgezonden is om in de waarheid te onderwijzen’ (LV 50:14).

Het is duidelijk dat er beperkingen zijn aan de manier waarop we in deze heilige waarheden moeten onderwijzen:

‘Bedenkt dat hetgeen van boven komt, heilig is, en dat u er behoedzaam en beteugeld door de Geest over moet spreken; en daarin schuilt geen veroordeling, en gij ontvangt de Geest door gebed; daarom, daarbuiten blijft er veroordeling over’ (LV 63:64).

‘Wie door Mij geordend en uitgezonden is om het woord der waarheid te prediken door de Trooster, in de Geest der waarheid, predikt hij door de Geest der waarheid of op een andere wijze?

‘En indien het op een andere wijze gebeurt, is het niet van God’ (LV 50:17–18).

Als we in de kerk geroepen worden als leider of leerkracht, is het onze opdracht om door de Geest Gods in het woord Gods te onderwijzen, niet ‘de filosofieën van de mens.’3 Net als Henoch, Nephi en Lehi kunnen ook wij hulp van boven krijgen door de ingevingen van de Heilige Geest.

We zouden kunnen concluderen dat het voldoende is om over een leerstelling of beginsel te hebben gelezen of ervan te hebben gehoord. Maar die benadering geeft aan dat we dan niet inzien dat we door persoonlijke openbaring een beter begrip krijgen van beginselen (zie Job 32:8). Denk eens na over deze geïnspireerde opmerking van Hyrum Smith, een broer van de profeet: ‘Predik de eerste beginselen van het evangelie — predik ze steeds opnieuw: dan zult u er dag in dag uit nieuwe ideeën en meer licht over ontvangen. Denk er goed over na, zodat ze u steeds duidelijker worden.’4

Het voorbeeld van de Heiland volgen

Ons grootste voorbeeld in alles is de Heer Jezus Christus, van wie geschreven staat:

‘En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat de scharen versteld stonden over zijn leer,

‘Hij leerde hen als gezaghebbende en niet als hun schriftgeleerden’ (Matteüs 7:28–29; zie ook Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 7:36–37).

Alma, de grote profeet uit het Boek van Mormon, was een goed voorbeeld van deze benadering: ‘En nu, daar de prediking van het woord het volk er dikwijls toe bewoog te doen wat rechtvaardig was — ja, het had een krachtiger uitwerking op het gemoed van het volk gehad dan het zwaard of iets anders wat hun was overkomen — daarom achtte Alma het raadzaam dat zij het met de kracht van het woord Gods probeerden’ (Alma 31:5).

Als ons de heilige taak wordt toevertrouwd om in het evangelie te onderwijzen, laten wij dan het voorbeeld van de Heiland volgen en met Hem zeggen: ‘Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft’ (Johannes 7:16).

Noten

  1. In de Schriften heeft onze godvrezendheid te maken met het onderwerp eerbied. President David O. McKay (1873–1970) heeft ons inzicht gegeven in deze goddelijke eigenschap: ‘Eerbied is diep respect vermengd met liefde.’ (Conference Report, april 1967, p. 86.)

  2. In de Schriften worden ‘ordenen’ en ‘aanstellen’ als uitwisselbare begrippen gebruikt (zie LV 20:67; 25:7; zie ook Joseph Fielding Smith, Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 3, p. 106.)

  3. Jeffrey R. Holland, ‘Van God gekomen (…) als leraar’, Liahona, mei 1998, p. 26; zie ook Mosiah 18:19–22.

  4. Hyrum Smith, aangehaald in History of the Church, deel 6, p. 323.

Foto-illustratie Matthew Reier