2006
Verrijs, gij mannen Gods
November 2006


Verrijs, gij mannen Gods

Als we het priesterschap hebben ontvangen, moeten we het ook waardig zijn.

Broeders, het lijkt erop dat u uw colbertje heeft thuisgelaten. Zo met die witte shirts bent u klaar om aan de slag te gaan. En de tijd om aan het werk te gaan is aangebroken.

Wat een geweldig uitzicht. Dit grote Conferentiecentrum zit helemaal vol, en onze woorden worden over de hele wereld uitgezonden. Dit is waarschijnlijk de grootste priesterschapsbijeenkomst die ooit heeft plaatsgevonden. Ik wil u bedanken voor uw aanwezigheid.

Ik heb onlangs op de televisie een concert van het mannenkoor van de BYU gezien. Ze zongen een bezielend lied met de titel ‘Verrijs, gij mannen Gods.’ Het is in 1911 door William P. Merrill geschreven, en ik zag laatst dat er een versie in de Engelstalige lofzangenbundel staat, hoewel ik niet geloof dat ik die ooit gezongen heb.

De woorden doen denken aan de Oud-Engelse lofzangen van Charles Wesley en anderen. Ze luiden:

Verrijs, gij mannen Gods!

Met minder toebedeeld!

Geef hart en ziel en geest en kracht

In dienst van onze Heer.

Verrijs, gij mannen Gods!

Verbonden met elkaar

Dit is de dag van broederschap

Beëindig al het kwaad.

Verrijs, gij mannen Gods!

De kerk wacht op u reeds,

Haar kracht nog steeds niet sterk genoeg;

Sta op en maak haar groots!

Verrijs, gij mannen Gods!

Ga waar Hij is geweest.

Als broeders van de Zoon van God.

Verrijs, gij mannen Gods!

(Hymns, nr. 324; derde couplet in The Oxford American Hymnal, Carl F. Pfatteicher [red., 1930], nr. 256)

Broeders, in de Schriften staat heel duidelijk hoe wij moeten leven. Nephi citeert bijvoorbeeld Jesaja: ‘O, dat gij naar mijn geboden hadt geluisterd — dan zou uw vrede zijn geweest als een rivier en uw gerechtigheid als de golven der zee’ (1 Nephi 20:18, zie ook Jesaja 48:18).

De woorden van Lehi zijn een oproep aan alle mannen en jongens die het priesterschap dragen. Met grote overtuiging zei hij: ‘Ontwaakt, mijn zonen; trekt de wapenrusting der gerechtigheid aan. Schudt de ketenen af waarmee gij gebonden zijt, en komt voort uit de donkerheid en verheft u uit het stof’ (2 Nephi 1:23).

Er is geen man of jongen in deze grote bijeenkomst die zijn leven niet kan verbeteren. En dat moet gebeuren. We zijn ten slotte priesterschapdragers van God. Als we jong zijn en het Aäronisch priesterschap dragen, hebben we recht op de bediening van engelen om ons te leiden, te zegenen en te beschermen. Dat is opmerkelijk en prachtig. Als we het Melchizedeks priesterschap dragen, hebben we de sleutels van het koninkrijk, die eeuwige macht met zich meebrengen. Dat heeft de Heer gezegd toen Hij zijn handen op het hoofd van zijn discipelen legde.

Als we het priesterschap hebben ontvangen, moeten we het ook waardig zijn. Dan mogen we geen onreine gedachten hebben. Dan is pornografie uit den boze. Dan mogen we nooit schuldig zijn aan enige vorm van mishandeling of misbruik. Daar moeten we boven staan. ‘Verrijs, gij mannen Gods’ en bekeer u van dergelijke zaken. Dan zal de Heer u leiden en steunen.

De profeet Jesaja heeft gezegd: ‘Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand’ (Jesaja 41:10).

Jongemannen, sommigen van jullie vinden het leuk om je slonzig te kleden. Ik weet dat dit een gevoelig onderwerp is, maar ik ben van mening dat dat niet past bij een jongeman die tot het heilig priesterschap van God is geordend. Jullie taalgebruik komt soms overeen met jullie kleding. Scheld niet en gebruik de naam van de Heer niet ijdel. God heeft zich daar duidelijk tegen uitgesproken.

U zult allen dit verhaal van president Spencer W. Kimball weleens hebben gehoord, maar ik wil het graag herhalen. Hij had in het ziekenhuis een operatie ondergaan. Een jonge verpleger had hem op een brancard gelegd om hem te verplaatsen. Toen ze bij de lift kwamen, botste de verpleger de brancard ergens tegenaan en gebruikte de naam van de Heer ijdel.

President Kimball, maar half bij bewustzijn, zei: ‘Alstublieft! U misbruikt de naam van mijn Heer.’

Er volgde een dodelijke stilte, waarop een stem fluisterde: ‘Het spijt me.’ (Zie Teachings of Spencer W. Kimball, Edward L. Kimball [red., 1982], p. 198.)

Ik wil uw aandacht vestigen op iets anders wat mij zorgen baart. De Heer heeft door openbaring gezegd dat zijn volk zo veel mogelijk scholing moet krijgen. Daar is Hij heel duidelijk in geweest. Maar er is een zorgwekkende tendens waarneembaar. Broeder Rolfe Kerr, de commissaris van onderwijs van de kerk, heeft me verteld dat in de Verenigde Staten 73 procent van de jonge vrouwen en 65 procent van de jonge mannen het voortgezet onderwijs afronden. Jonge mannen zijn veel meer geneigd om hun opleiding af te breken.

Zo’n 61 procent van de jonge mannen begint na het voortgezet onderwijs meteen met een vervolgopleiding, vergeleken met 72 procent van de jonge vrouwen.

In 1950 was 70 procent van de studenten man en 30 procent vrouw. Er wordt verwacht dat in 2010 40 procent man en 60 procent vrouw zal zijn.

Sinds 1982 hebben er meer vrouwen dan mannen hun bachelors, en sinds 1986 meer hun licentiaatsdiploma, behaald.

Uit deze statistieken blijkt duidelijk dat meer jonge vrouwen dan jonge mannen een goede opleiding volgen. Daarom wil ik tegen de jonge mannen zeggen: ‘Verrijs en leg je erop toe om een goede opleiding te volgen. Wil je met een vrouw trouwen die veel meer geleerd heeft dan jij? We zeggen: ‘Vormt geen ongelijk span.’ Dat geldt volgens mij ook op het gebied van scholing.

Daarnaast zal je opleiding aan je dienstbetoon in de kerk bijdragen. Er is enkele jaren geleden een studie gedaan waaruit blijkt dat hoe hoger de opleiding, hoe groter het geloof en de deelname aan godsdienstige activiteiten.

Ik noemde net al pornografie. Dat kan heel gemakkelijk een ernstige verslaving worden. Ik zal u iets uit een brief van een slachtoffer voorlezen:

‘Ik wil u graag iets vertellen waar ik nog nooit met een ander over gepraat heb. Ik ben een 35 jaar oude man. Het grootste deel van mijn volwassen leven ben ik al verslaafd aan pornografie. Ik vind het heel erg om toe te geven, (…) maar mijn verslaving is grotendeels net zo echt als die van een alcohol- of drugsverslaafde. (…)

‘Ik schrijf dit om u te laten weten dat de kerk niet genoeg kan doen om de leden tegen pornografie te waarschuwen. Ik ben als kind voor het eerst met dergelijk materiaal in aanraking gekomen. Ik werd door een oudere neef misbruikt, en er werd pornografie gebruikt om mijn aandacht te trekken. Ik weet zeker dat deze blootstelling aan seks en pornografie op jonge leeftijd de wortel van mijn huidige verslaving is.

‘Ik vind het merkwaardig dat zij die pornografie steunen, zeggen dat het een kwestie van vrijheid van meningsuiting is. Ik heb geen vrijheid. Ik ben mijn keuzevrijheid kwijt omdat ik dit niet kan overwinnen. Het is een valstrik voor mij, en het lijkt wel of ik er niet los van kan komen. Alstublieft, alstublieft, alstublieft, smeek de broeders in de kerk om alle vormen van pornografie niet alleen te mijden, maar zelfs volledig uit hun leven te bannen. Naast het mijden van boeken en tijdschriften moeten ze thuis sommige kabelkanalen uitschakelen. Ik ken veel mensen die dergelijke kanalen hebben en beweren dat ze er nooit naar kijken, maar dat is niet waar. (…)

‘Pornografie en perversies zijn tegenwoordig zo gewoon dat de bronnen van dit materiaal overal de kop opsteken. Ik heb pornografisch materiaal langs de weg en op vuilstortplaatsen gevonden. We moeten met onze kinderen praten en uitleggen hoe slecht die dingen zijn en hen aanmoedigen om er niet naar te kijken als ze ermee geconfronteerd worden. (…)

‘Ten slotte, president Hinckley, wilt u alstublieft bidden voor mij en anderen in de kerk die net als ik zijn, dat zij de moed en de kracht zullen hebben om deze verschrikkelijke verslaving te overwinnen.

‘Ik teken niet met mijn naam. Ik hoop dat u daar begrip voor hebt.’

De computer is een geweldig apparaat dat op de juiste wijze gebruikt moet worden. Maar als de computer gebruikt wordt voor pornografie, chatrooms of enig ander doel dat tot kwade gedachten of handelingen kan leiden, moeten we de zelfdiscipline hebben om het apparaat uit te zetten.

De Heer heeft gezegd: ‘Delgt uit de ongerechtigheid die onder u is; heiligt u voor mijn aangezicht’ (LV 43:11). Niemand kan die woorden verkeerd begrijpen.

Hij zegt ook: ‘De elementen zijn de tabernakel van God; ja, de mens is de tabernakel van God, ja, een tempel; en welke tempel ook ontwijd is, God zal die tempel verwoesten’ (LV 93:35). Ook daar bestaat geen twijfel over. De Heer heeft duidelijk gezegd dat we goed voor ons lichaam moeten zorgen en alles moeten vermijden wat schadelijk kan zijn.

Hij heeft ons een grote belofte gegeven: ‘Wees nederig; en de Heer, uw God, zal u aan de hand leiden en u antwoord geven op uw gebeden’ (LV 112:10).

En ook: ‘God zal u kennis geven door zijn Heilige Geest, ja, door de onuitsprekelijke gave van de Heilige Geest, die niet geopenbaard is vanaf het ontstaan der wereld tot nu toe’ (LV 121:26).

We zouden allemaal het leven van de Meester moeten bestuderen en ernaar streven zijn woorden en daden te evenaren. Het is ook goed om het leven van de profeet Joseph Smith te bestuderen. Van zijn voorbeeld kunnen we veel over ons eigen gedrag leren.

Broeders, ik getuig van de waarheid van deze eeuwige beginselen. Ik getuig dat als wij ons best doen om ons leven te verbeteren, de resultaten voor zichzelf zullen spreken. God zegene u, geliefde broeders. Daarvan getuig ik nederig en dankbaar in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.