2005
MAN EN VROUW GESCHAPEN NAAR HET BEELD VAN GOD
Januari 2005


Het gezin VERsterken

MAN EN VROUW GESCHAPEN NAAR HET BEELD VAN GOD

Een serie artikelen ter ondersteuning van uw studie en gebruik van ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld.’

‘Ieder mens — man en vrouw — is geschapen naar het beeld van God. Iedereen is een geliefde geestzoon of -dochter van hemelse Ouders, en als zodanig heeft iedereen een goddelijke aard en bestemming. Het geslacht is een essentieel kenmerk van iemands voorsterfelijke, sterfelijke en eeuwige identiteit en bestemming.’1

In den beginne

‘De mens was eveneens in den beginne bij God’, heeft de Heer gezegd. ‘Intelligentie, of het licht der waarheid, werd niet geschapen of gemaakt, en dit kan inderdaad ook niet’ (LV 93:29).

Er is weinig geopenbaard over hoe wij een geestkind van God zijn geworden, maar wij begrijpen dat hemelse Ouders ons een geestlichaam hebben verschaft en dat dit geestlichaam intelligentie, oftewel licht en waarheid, bevatte die ‘onafhankelijk [is] in die sfeer, waarin God ze heeft geplaatst, om zelfstandig te handelen’ (LV 93:30). Keuzevrijheid — het vermogen en de vrijheid van intelligente wezens om te kiezen tussen de ene mogelijkheid en een andere — met de bijbehorende aansprakelijkheid, is een eeuwig beginsel.

Nageslacht van God

Veel godsdiensten leren dat mensen kinderen van God zijn, maar vaak sluit hun godsbeeld elke band uit die maar enigszins op een ouder-kindrelatie lijkt. De profeet Joseph Smith leerde ons echter dat er een veel eenvoudiger en logischer relatie is: ‘God is zelf eens geweest zoals wij nu zijn, en is een verhoogde Persoon, en zit ginds op zijn troon in de hemel! Dat is de grote verborgenheid. Als de sluier nu opengescheurd zou worden, en de grote God die de wereld in zijn baan houdt (…) Zichzelf zichtbaar zou maken, (…) zou u Hem zien als Iemand die de vorm van een mens heeft — net als uzelf, in persoon, beeld en vorm helemaal als een mens; want Adam is geschapen naar het model, het beeld en de gelijkenis van God zelf. Hij kreeg instructie van Hem, en wandelde en sprak met Hem, zoals de ene mens met de andere spreekt.’2

Wij behoren tot het gezin van God. Wij zijn zijn zonen en dochters, geschapen naar het beeld van hemelse Ouders. ‘Er is nooit een groter ideaal geopenbaard dan de allesovertreffende waarheid dat wij de kinderen van God zijn, en dat wij door onze schepping verschillen van al het andere dat leeft. (Zie Mozes 6:8–10, 22, 59.) Geen enkel denkbeeld is vernietigender geweest voor het geluk van de mens, geen enkele filosofie heeft meer verdriet, hartzeer en onheil teweeggebracht, geen enkel denkbeeld heeft meer gedaan om het gezin te vernietigen dan het denkbeeld dat wij niet het nageslacht van God zijn, dat wij slechts ontwikkelde dieren zijn, die gedwongen zijn zich over te geven aan iedere vleselijke drang’3, aldus president Boyd K. Packer, waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen.

Het geslacht is eeuwig en essentieel

Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons geleerd dat onze schepping als mannelijke en vrouwelijke kinderen van God ‘geestelijk in uw voorsterfelijk bestaan heeft plaatsgevonden, toen u in de tegenwoordigheid van uw Vader in de hemel was. Uw geslacht bestond al voordat u naar de aarde ging.’4

Het geslacht maakt deel uit van onze eeuwige identiteit, en is nodig voor onze eeuwige vooruitgang. President Packer heeft het als volgt uitgelegd: ‘Het plan van geluk vereist de rechtschapen gemeenschap van man en vrouw, echtgenoot en echtgenote. (…) Er werd voor Adam een lichaam geschapen naar het beeld van God, en hij werd naar de Hof gebracht. Aanvankelijk was Adam alleen. (…) Maar alleen kon hij niet aan de doelen van zijn schepping voldoen. Geen enkele andere man voldeed. Alleen, noch met andere mannen, kon Adam vooruitgang maken. En Eva kon geen vooruitgang maken met een andere vrouw. Zo was het toen. En zo is het nog steeds. Eva, een hulpe, werd geschapen. Het huwelijk werd ingesteld.’5

Keuzevrijheid en aantrekking tot hetzelfde geslacht

De verwarring over geslachtskwesties grijpt om zich heen. Sommige mannen en vrouwen voelen zich aangetrokken tot hun eigen geslacht — een grote beproeving voor hen die Gods geboden willen gehoorzamen. Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende over deze kwestie gezegd: ‘[Satan] probeert het beginsel van de individuele verantwoordelijkheid te ondermijnen, hij wil ons overhalen om ons heilige voortplantingsvermogen verkeerd te gebruiken, hij ontmoedigt goede mannen en vrouwen om te trouwen en kinderen te krijgen, en brengt mensen in verwarring over wat het wil zeggen om man of vrouw te zijn. (…) Sommige gevoelens lijken ingeboren te zijn. Andere kunnen naar eerdere ervaringen in dit leven worden teruggevoerd. Weer andere lijken te ontstaan uit een ingewikkelde interactie tussen natuur en opvoeding. We hebben allemaal gevoelens waarvoor we niet gekozen hebben, maar het evangelie van Jezus Christus leert ons dat we nog steeds de macht hebben om onze gevoelens te weerstaan en zo nodig om te vormen, en dat we ervoor kunnen zorgen dat ze ons geen ongepaste gedachten laten koesteren of tot zondig gedrag voeren.’6

De beproevingen van dit sterfelijk leven zijn niet makkelijk, maar dat was ook niet de bedoeling. Echter, wat onze strijd ook is, we kunnen ons voor hulp en troost wenden tot goddelijke leerstellingen, de kracht van de verzoening en de Heilige Geest.

Wij kunnen eraan denken dat wij Gods zonen en dochters zijn, dat Hij ons naar zijn beeld heeft geschapen, en dat wij door zijn plan op het eeuwige leven worden voorbereid. Als wij zijn geboden gehoorzamen, zal Hij ons geen van de beloofde zegeningen onthouden.

Noten

  1. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, oktober 2004, p. 49.

  2. History of the Church, deel 6, p. 305.

  3. ‘Our Moral Environment’, Ensign, mei 1992, p. 67.

  4. ‘The Joy of Living the Great Plan of Happiness’, Ensign, november 1996, p. 73.

  5. ‘For Time and All Eternity’, Ensign, november 1993, p. 21.

  6. ‘Aantrekking tot hetzelfde geslacht’, De Ster, maart 1996, p. 16, 17.