2008
De bediening van engelen
November 2008


De bediening van engelen

God laat ons nooit alleen of zonder hulp in de moeilijkheden die we ondergaan.

Afbeelding
Elder Jeffrey R. Holland

Toen Adam en Eva gewillig de sterfelijkheid betraden, wisten ze dat ze in deze telestiale wereld doornen en distelen en moeilijkheden van iedere aard zouden kennen. Wellicht beseften ze ook dat de grootste beproeving niet zou bestaan uit de toekomstige moeilijkheden en gevaren, maar uit het feit dat ze niet meer in Gods tegenwoordigheid zouden zijn, verwijderd van Hem met wie ze persoonlijke omgang hadden, die hen van aangezicht tot aangezicht van raad had voorzien. Na deze bewuste keuze vermeldt het scheppingsverslag: ‘en zij zagen Hem niet; want zij waren uit zijn tegenwoordigheid gesloten.’1 Van alle zorgen die ze al hadden, was dit ongetwijfeld de grootste.

Maar God wist voor welke moeilijkheden ze kwamen te staan en Hij wist heel goed hoe eenzaam en bezwaard ze zich soms zouden voelen. Hij bleef dan ook over zijn sterfelijke familie waken, luisterde altijd naar hun gebeden en stuurde profeten (en later apostelen) om hen te onderrichten, raad te geven en te leiden. Maar op speciale momenten stuurde Hij engelen, hemelse boodschappers om zijn kinderen te zegenen, om ze te laten weten dat de hemel altijd heel dichtbij was en zijn hulp nabij. Zo gebeurde het kort nadat Adam en Eva waren verdreven naar de eenzame en sombere wereld, dat er een engel aan hen verscheen,2 die hen de betekenis van hun offers uitlegde en de verzoenende rol van de beloofde Verlosser die zou komen.

Toen de komst van deze Heiland nabij was, kreeg Maria van een engel te horen dat zij de moeder van de Zoon van God zou worden.3 Toen werd er een schare engelen aangewezen om te zingen in de nacht dat het kindje Jezus werd geboren.4 Kort daarna werd Jozef door een engel gewaarschuwd dat de pasgeboren baby in gevaar was en dat hij met zijn gezin naar Egypte moest vluchten om veiligheid te zoeken.5 Toen het weer veilig was om terug te keren, bracht een engel het gezin daarvan op de hoogte en keerde het drietal naar hun eigen land terug.6

Vanaf het begin en door alle bedelingen heen heeft God engelen als zijn afgezanten gestuurd om zijn liefde en zorg voor zijn kinderen over te brengen. Ik ben nu niet in de gelegenheid om verder in te gaan op de Schriften en onze eigen geschiedenis in de laatste dagen, die vol staan met verhalen over engelen die mensen op aarde hebben gediend, maar deze leringen en geschiedenis zijn magnifiek.

Dergelijke wezens zijn doorgaans niet zichtbaar. Soms zijn ze dat wel. Maar zichtbaar of onzichtbaar, ze zijn altijd dichtbij. Soms zijn hun taak en boodschap van groot belang voor de hele wereld. Soms zijn de boodschappen persoonlijker. Soms heeft een engel de taak om te waarschuwen. Maar meestal is het doel te voorzien in troost, een vorm van barmhartige aandacht of leiding in moeilijke tijden. Toen Lehi zich in zijn droom op een angstwekkende plek bevond, ‘een donkere en sombere wildernis’ zoals hij het beschreef, kwam een engel voor hem staan, ‘een man (…) gekleed in een wit gewaad; (…) [die] tot mij sprak’, zei Lehi, ‘en mij verzocht hem te volgen.’7 Lehi volgde hem en kwam uiteindelijk veilig terecht op het pad van verlossing en heil.

In ons leven komen we allemaal ‘donkere en sombere’ plaatsen en wildernissen tegen, perioden van verdriet, angst of ontmoediging. De tijd waarin we nu leven is vol wereldwijde onrust met financiële crises, energieproblemen, terroristische aanslagen en natuurrampen. Dit alles leidt ertoe dat wij ons als personen en gezinnen niet alleen zorgen maken om een huis om in te wonen en voedsel om te eten, maar ook over de uiteindelijke veiligheid en het welzijn van onze kinderen en de hedendaagse profetieën over onze planeet. Nog ernstiger (en soms daaraan verwant) zijn de problemen van ethisch, moreel en geestelijk verval in allerlei bevolkingsgroepen, zowel grote als kleine, dichtbij en ver weg. Maar ik getuig dat er nog steeds engelen worden gestuurd om ons te helpen, net als bij Adam en Eva, om de profeten te helpen, en om de Heiland van de wereld zelf te helpen. Matteüs tekent in zijn evangelie op dat na de verzoekingen van Christus door Satan in de woestijn er ‘engelen kwamen en [Hem] dienden’8. Zelfs de Zoon van God, die zelf een God is, had behoefte aan hemelse vertroosting tijdens zijn leven op aarde. En deze bediening zal tot de rechtvaardigen komen tot het einde der tijden. Mormon zei eens tegen zijn zoon, Moroni, die later zelf een engel zou worden:

‘Heeft de dag van wonderen dan opgehouden?

‘Of zijn engelen opgehouden te verschijnen aan de mensenkinderen? Of heeft Hij hun de macht van de Heilige Geest onthouden? Of zal Hij dat doen zolang de tijd duurt, of de aarde bestaat, of er op het oppervlak daarvan één mens bestaat die moet worden gered?

‘Zie, ik zeg u: neen; want (…) het is door geloof dat engelen verschijnen en de mensen dienen; (…)

‘want zie, zij zijn [aan Christus] onderworpen om volgens het woord van zijn gebod te dienen en zich te tonen aan hen die een sterk geloof hebben en een onwrikbare geest in iedere vorm van godsvrucht.’9

Ik vraag iedereen die mijn boodschap hoort om moed te vatten, vol geloof te zijn en te onthouden dat de Heer heeft gezegd dat Hij [onze] strijd zou voeren, ‘en de strijd van [onze] kinderen en [de strijd van onze] kindskinderen’.10 Hoe maken we aanspraak op die verdediging? De Heer zegt tot ons: “Zoekt ijverig, bidt altijd en weest gelovig, en alle dingen zullen voor [ons] welzijn samenwerken, indien [wij] oprecht wandel[en] en het verbond in gedachten houd[en] waarmee [wij ons] onderling verbonden heb[ben].’11 De laatste dagen is geen periode om te vrezen en te beven. Het is wel een periode om gelovig te zijn en onze verbonden te gedenken.

Ik heb nu gesproken over hemelse hulp, van engelen die tot ons komen om ons bij te staan in moeilijke tijden. Maar als we spreken over hen die een werktuig zijn in Gods handen, bedenk dan dat engelen niet altijd van de andere kant van de sluier komen. Met sommigen van hen hebben we persoonlijk contact — hier, nu, elke dag. Sommigen van hen wonen bij ons in de buurt. Sommigen van hen hebben ons ter wereld gebracht, en in mijn geval heeft een van hen erin toegestemd om met mij te trouwen. De hemel lijkt inderdaad altijd heel dichtbij als we de blijken van Gods liefde zien in de vriendelijkheid en toewijding van mensen die zo goed en puur zijn dat ze met recht een engel worden genoemd. Ouderling James Dunn gebruikte dit woord net nog toen hij het openingsgebed uitsprak om het jeugdwerkkoor te omschrijven — en waarom niet? Met de levenslust, gezichten en stemmen van die kinderen in gedachten en voor onze ogen, wil ik in dit opzicht graag een verhaal vertellen van en over mijn inmiddels overleden vriend en collega van de BYU, Clyn D. Barrus. Ik doe dit met toestemming van zijn vrouw, Marilyn, en hun familie.

Broeder Barrus vertelde eens over zijn jeugd op een grote boerderij in Idaho en hoe hij ’s avonds de koeien bijeen moest drijven om te worden gemolken. De koeien graasden in een wei vlak naast de soms verraderlijke Teton River. In het gezin van Barrus gold dan ook de strikte regel dat tijdens het seizoen met hoog water en sterke stromingen de kinderen nooit achter koeien aan mochten gaan die de rivier waren overgestoken. Ze moesten dan altijd naar huis gaan en de hulp van volwassenen inroepen.

Op een zaterdag vlak na zijn zevende verjaardag hadden de ouders van broeder Barrus beloofd het gezin mee te nemen naar de film als de klusjes op tijd klaar waren. Maar toen de jonge Clyn in de wei aankwam, waren de koeien die hij zocht de rivier overgestoken, ook al was het hoog water. Hij wist dat de zeldzame kans op een avondje naar de film nagenoeg was verkeken en besloot zelf achter de koeien aan te gaan, ook al was hij vele malen gewaarschuwd dat nooit te doen.

De zevenjarige spoorde zijn oude paard, Banner, aan de koude, snelle stroom in te gaan. Het hoofd van het paard stak nauwelijks boven het water uit. Een volwassene op het paard zou veilig zijn geweest, maar op de jonge leeftijd van broeder Barrus ging hij volledig kopje onder in de stroom, behalve de enkele keren dat het paard naar voren schoot en Clyns hoofd net genoeg boven het water uitkwam om naar lucht te happen.

Ik ga nu verder met de woorden van broeder Barrus zelf:

‘Toen Banner eindelijk de andere oever opklom, besefte ik dat ik mijn leven ernstig in gevaar had gebracht en dat ik iets verschrikkelijks had gedaan — ik was opzettelijk ongehoorzaam geweest aan mijn vader. Ik vond dat ik mezelf alleen kon vrijpleiten door de koeien veilig thuis te brengen. Dan zou mijn vader me misschien vergeven. Maar het was al bijna donker en ik wist niet precies waar ik was. Ik voelde me opeens wanhopig. Ik was nat en koud, verloren en bang.

‘Ik stapte van die oude Banner af, viel bij zijn voeten op de grond neer en begon te huilen. Tussen de hevige snikken door probeerde ik te bidden, met steeds maar de volgende woorden tot mijn Vader in de hemel: “Het spijt me. Vergeef me! Het spijt me. Vergeef me!

‘Ik bad een lange tijd. Toen ik uiteindelijk opkeek, zag ik door mijn tranen heen een gedaante in een wit gewaad naar mij toe lopen. In het donker was ik ervan overtuigd dat er een engel was gestuurd als antwoord op mijn gebeden. Ik hield me doodstil toen de gedaante naderbij kwam, omdat ik zo onder de indruk was door wat ik zag. Zou de Heer echt een engel naar mij sturen, die zo ongehoorzaam was geweest?

‘Toen hoorde ik een bekende stem zeggen: “Jongen, ik heb naar je gezocht.” In het donker herkende ik de stem van mijn vader en ik rende naar zijn uitgestrekte armen. Hij hield me stevig vast en zei toen zachtjes: “Ik maakte me zorgen. Ik ben blij dat ik je gevonden heb.”

‘Ik probeerde hem duidelijk te maken hoe erg het me speet, maar ik kon alleen maar onsamenhangend stamelen: “Bedankt … donker … bang … rivier … alleen.” Later die avond kwam ik erachter dat mijn vader naar me op zoek ging toen ik niet van het weiland was teruggekeerd. Toen hij mij en de koeien nergens kon vinden, wist hij dat ik de rivier was overgestoken en in gevaar was. Omdat het donker was en er geen tijd te verliezen was, deed hij zijn kleren tot op zijn lange witte ondergoed uit, knoopte hij zijn schoenen om zijn nek en zwom hij een verraderlijke rivier over om zijn eigenzinnige zoon te redden.’12

Geliefde broeders en zusters, ik getuig van engelen, zowel de hemelse als de aardse. Daarbij getuig ik dat God ons nooit alleen of zonder hulp laat in de moeilijkheden die we ondergaan. ‘[Ook] zal Hij dat [niet] doen zolang de tijd duurt, of de aarde bestaat, of er op het oppervlak daarvan één mens [man, vrouw of kind] bestaat die moet worden gered.’13 Er zijn omstandigheden, wereldwijd of persoonlijk, waarin we ons van God verwijderd voelen, uit de hemel gesloten, verloren en alleen op een donkere en sombere plaats. Vaak kan die onrust door ons eigen toedoen ontstaan, maar dan nog waakt de Vader van ons allen over ons en biedt Hij ons hulp. En er zijn altijd engelen om ons heen die komen en gaan, zichtbaar en onzichtbaar, bekend en onbekend, sterfelijk en onsterfelijk.

Mogen wij allemaal meer geloof hebben in en meer dankbaarheid hebben voor de belofte van de Heer, vervat in een van president Monsons lievelingsteksten: ‘Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen.’14 En mogen wij bij het bidden om hulp van die engelen allemaal proberen zelf ook iets meer een engel te zijn — door een vriendelijk woord, een sterke arm, een uiting van geloof en ‘het verbond (…) waarmee [wij ons] onderling verbonden [hebben].’15 Mogelijk zijn wij dan afgezanten van God voor iemand die uitroept: ‘donker … bang … rivier … alleen.’ Daar bid ik voor, in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Mozes 5:4.

  2. Zie Mozes 5:6–8.

  3. Zie Lucas 1:26–38.

  4. Zie Lucas 2:8–14.

  5. Zie Matteüs 2:13–15.

  6. Zie Matteüs 2:19–23.

  7. 1 Nephi 8:7, 5–6.

  8. Matteüs 4:11.

  9. Moroni 7:35–37, 30.

  10. Leer en Verbonden 98:37; cursivering toegevoegd.

  11. LV 90:24.

  12. Zie Clyn D. Barrus, ‘Thuiskomen’, De Ster, november 1995, K5–K7.

  13. Moroni 7:36.

  14. LV 84:88.

  15. LV 90:24.