2008
‘Hopelijk weet u dat we het hartstikke moeilijk hadden’
November 2008


‘Hopelijk weet u dat we het hartstikke moeilijk hadden’

We weten uit de Schriften dat sommige problemen voor ons bestwil zijn en onze persoonlijke ontplooiing ten goede komen.

Afbeelding
Quentin L. Cook

Mijn dochter had in de afgelopen winter een angstige ervaring toen ze op weg naar huis in een zware sneeuwstorm terechtkwam. Ze herinnerde mij aan een soortgelijke situatie die ik jaren geleden had met mijn twee zoons. Mijn jongste zoon, Joe, was toen drie en mijn zoon, Larry, zes. We reden in juni per auto van San Francisco naar Utah. We hadden heel goed weer.

Toen we aan de beklimming van de Donnerpas in de Sierra Nevada Mountains begonnen, brak er plotseling en uit het niets een zware sneeuwstorm los. Geen van de automobilisten was daarop voorbereid. Een vrachtwagen voor ons was gaan scharen en stond dwars over twee rijstroken. Andere vrachtwagens en auto’s waren van de weg geraakt. Eén rijstrook was open en veel auto’s, waaronder die van ons, probeerden wanhopig grip op de weg te krijgen om maar geen brokken te maken. Al het verkeer kwam uiteindelijk vast te zitten.

Het was juni en we waren niet voorbereid op sneeuw. We hadden geen warme kleding bij ons en onze benzine was bijna op. Ik trok de twee jongens dicht tegen me aan om ons warm te houden. Na vele uren verschenen er hulpdiensten, sneeuwschuivers en takelwagens die de lange file begonnen op te lossen.

Na verloop van tijd werden we door een takelwagen naar een tankstation aan de andere kant van de pas gereden. Ik belde mijn vrouw die zich vast en zeker zorgen maakte, omdat ze al veel eerder een telefoontje had verwacht. Ze vroeg of ze met haar twee jongens kon praten. Toen het de beurt van de driejarige was, zei hij met een trillend stemmetje: ‘Hopelijk weet u dat we het hartstikke moeilijk hadden!’

Ik kon aan onze zoon van drie zien dat hij, toen hij zijn moeder vertelde hoe moeilijk we het hadden gehad, troost vond en toen geruststelling. Onze gebeden zijn ook zo als we onze Vader in de hemel benaderen. We weten dat Hij met ons begaan is in zorgelijke tijden.

Iedereen krijgt met zorgen en problemen te maken

Het incident dat ik net verteld heb, hoewel niet gemakkelijk, duurde kort en was zonder blijvende gevolgen. De vele zorgen en problemen die het leven brengt, zijn heftig en hebben naar het zich laat aanzien blijvende gevolgen. Iedereen komt in dit wisselvallige leven voor problemen te staan. Velen die naar deze conferentie luisteren, hebben momenteel met ernstige problemen te maken.

We hebben begrip voor de vragen van de profeet Joseph toen hij ten onrechte was aangeklaagd en maanden in de Liberty Jail gevangen was gezet. ‘O God, waar zijt Gij? En waar is de tent, die Uw schuilplaats bedekt?’

Het antwoord van de Heer stelt gerust:

‘Mijn zoon, vrede zij uw ziel; uw tegenspoed en uw ellende zullen slechts van korte duur zijn;

‘En dan, indien gij het goed doorstaat, zal God u ten hemel verhogen.’

Een van de essentiële leerstellingen waar de herstelling licht op werpt, is dat er een tegenstelling in alle dingen is om rechtvaardigheid teweeg te brengen.2 Dit leven is niet altijd gemakkelijk, noch is dat de bedoeling; het is een tijd waarin we worden getoetst en beproefd. Want we lezen in Abraham: ‘En wij zullen hen hiermee beproeven om te zien of zij alles zullen doen wat de Heer, hun God, hun ook zal gebieden.’3 Ouderling Harold B. Lee heeft ooit verklaard: ‘Soms lijkt datgene wat het beste voor ons is en datgene wat ons eeuwige beloning brengt, het minst verkieslijk, en datgene wat verboden is, vaak het begeerlijkst.’4

De roman, A Tale of Two Cities, begint met de vaak geciteerde zin: ‘Het was de mooiste tijd, het was de slechtste tijd.’5 Uit de Schriften blijkt dat elke generatie zijn eigen portie mooie en slechte tijden heeft. Niemand ontkomt aan de strijd tussen goed en kwaad,6 en het contrast tussen licht en duister, hoop en wanhoop. Ouderling Neal A. Maxwell heeft uitgelegd: ‘Het scherpe contrast tussen zoet en bitter blijft van wezenlijk belang tot onze laatste ademtocht in deze korte, sterfelijke ervaring.’7 Onze leer is dat het goede het zal winnen van het kwade,8 en wie zich bekeert en heiligt, beërft het eeuwige leven.9

Rond de tijd dat Dickens aan zijn roman werkte, waren de eerste heiligen druk bezig om zich in het westen van Noord-Amerika te vestigen.

Niettegenstaande de godsdienst die zij gemeen hadden, moesten de heiligen veel ontberingen doorstaan en zagen zij de exodus uit Nauvoo met heel verschillende verwachtingen tegemoet. Sommigen waren optimistisch; anderen hadden hun bedenkingen. Helen Mar Whitney en Bathsheba Smith hebben ons daarvan twee uitstekende voorbeelden nagelaten. Beiden weten ons hart te raken met hun zielenroerselen.

Zuster Whitney schreef vlak voor ze uit Nauvoo vertrok over haar verwachtingen: ‘Ik pak al mijn linten, kragen en koorden enz. in, want we gaan ergens naar toe waar ze niet te koop zijn. We verlaten de wereld om ons voorbij de Rocky Mountains te vestigen, waar niemand anders wenst heen te gaan. Daar zullen er rijken noch armen onder ons zijn, slechts de oprechten en deugdzamen zullen daar wonen.’10 De woorden van zuster Whitney resoneren met idealistisch optimisme.

De gevoelens die zuster Bathsheba Smith aan het papier toevertrouwde, laten zich kenmerken door geloof, maar ook enige bezorgdheid. Ze had van dichtbij meegemaakt hoe bendes zich tegen de heiligen in Missouri keerden en ze was erbij toen apostel David W. Patten aan zijn verwondingen bezweek.

Over de evacuatie van Nauvoo schreef ze: ‘Mijn laatste daad op die dierbare plek was de kamers op te ruimen, de vloer te vegen, en de bezem op zijn vaste plek achter de deur terug te zetten. Vervuld van diepe emoties trok ik zachtjes de deur achter mij dicht om een onzekere toekomst tegemoet te gaan. Ik deed dat in diep geloof in God en met dezelfde vaste overtuiging die ik in de hachelijke tijden in Missouri had gevoeld, dat het evangelie uiteindelijk in het westen zou worden gevestigd, en dat het de ware en blijvende beginselen in zich droeg.’11

Beide pioniersvrouwen bleven hun verdere leven trouw aan het evangelie en hebben veel gedaan om Zion op te bouwen, hoewel zij nog meer beproevingen en ontberingen te verduren kregen, die zij beiden getrouw doorstonden.12 Ondanks zuster Whitneys optimisme stierven haar eerste drie kinderen bij of vlak na de geboorte — van wie twee tijdens de lange exodus van Nauvoo naar Salt Lake.13 Zuster Whitney is ons tot zegen met haar geschriften, waarin ze ons geloof verdedigt, en ze was de moeder van apostel Orson F. Whitney.

Zuster Smith legde de armoede, ziekte en ontbering vast die de heiligen ondergingen toen zij naar het westen trokken.14 In maart 1847 stierf haar moeder en in de daaropvolgende maand werd haar tweede zoon, John, geboren. Zij was daar kort over: ‘Hij was mijn laatste kind en heeft slechts vier uur geleefd.’15 Later in haar leven was ze de mater van de Salt Laketempel en de vierde algemeen presidente van de ZHV.

De ontberingen van de eerste heiligen raken ons diep. Brigham Young vatte die in februari 1856 enigszins humoristisch samen toen hij zei: ‘Laat ik iets zeggen over moeilijke tijden. U weet dat ik u gezegd heb dat het iedereen die bang was om van de honger om te komen vrij stond te vertrekken en te gaan naar waar er overvloed is. Ik zie absoluut niet in waarom wij van de honger zouden omkomen, want zolang we het laatste muildier niet van de puntoren tot het einde van zijn vliegenmepper hebben opgegeten, ben ik niet bang om van de honger om te komen.’

Verder zei hij: ‘Er zijn nu veel mensen werkloos, maar de lente komt eraan, en we hoeven nooit méér te lijden dan goed voor ons is.’16

De moeilijkheden van tegenwoordig zijn in zekere zin vergelijkbaar met de moeilijkheden in het verleden. De recente financiële crisis heeft over de hele wereld voor grote deining gezorgd. Werkloosheid en financiële problemen zijn niet ongewoon. Veel mensen hebben lichamelijke en psychische problemen. Anderen hebben huwelijksproblemen of onhandelbare kinderen. Sommigen hebben dierbaren verloren. Verslavingen en onaangepast of schadelijk gedrag leiden tot hartzeer. Wat de bron van de problemen ook is, ze veroorzaken veel pijn en verdriet, zowel voor slachtoffers als dierbaren.

We weten uit de Schriften dat sommige problemen voor ons bestwil zijn en onze persoonlijke ontplooiing ten goede komen.17 We weten ook dat het regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.18 Ook is het zo dat niet elke wolk die we zien een regenbui tot gevolg heeft. Ongeacht onze moeilijkheden, zorgen en ellende putten we kracht uit de geruststellende leer, dat Jezus Christus de verzoening heeft gewrocht, waarvoor Hij, naar de lering van Alma, onze zwakheden op Zich heeft genomen, en ‘zijn volk te hulp [komt] naargelang hun zwakheden.’19

De Schriften en de hedendaagse profeten maken duidelijk dat er magere jaren en vette jaren zullen zijn.20 De Heer verwacht van ons dat we voorbereid zijn op veel van de moeilijkheden die gaan komen. Hij heeft verklaard: ‘Indien gij voorbereid zijt, zult gij niet vrezen.’21 De ontreddering die ik jaren geleden in de sneeuw in de bergen ervoer, had ik deels aan mijzelf te wijten, omdat ik niet was voorbereid op deze onverwachte gebeurtenis. Een van de grote zegeningen van de Schriften is dat zij ons waarschuwen voor onvoorziene moeilijkheden, die niettemin plaatsvinden. We doen er goed aan om daarop te zijn voorbereid. Eén vorm van voorbereiding is de geboden onderhouden.

In het Boek van Mormon wordt het volk vaak beloofd dat ze voorspoedig in het land zullen zijn ‘voor zoverre gij mijn geboden onderhoudt.’22 Deze belofte gaat vaak vergezeld van de waarschuwing dat ze van Gods tegenwoordigheid worden afgesneden als ze de geboden van God niet onderhouden.23 De invloed van de Geest voelen, de bediening van de Heilige Geest, is beslist een onmisbaar element is als iemand werkelijk voorspoedig in het land en voorbereid wil zijn.

Ongeacht onze moeilijkheden zou het, in het licht van de overvloed die we hebben, ondankbaar zijn als we onze zegeningen niet waardeerden. Hoewel het duidelijk was dat de pioniers voor grote problemen stonden, sprak president Brigham Young over het belang van dankbaarheid. Hij verklaarde: ‘Ik ken, op de onvergeeflijke zonde na, geen grotere zonde dan ondankbaarheid.’24

Dankbaarheid voor de Heiland en zijn verzoening

Onze dankbaarheid dient allereerst onze Heiland en zijn verzoening te gelden. We zijn ons ervan bewust dat veel mensen die naar deze conferentie luisteren, zulke ernstige zorgen en problemen hebben dat het eerste wat er in hun hart opkomt als ze tot onze Vader in de hemel bidden, is: ‘Hopelijk weet U dat ik het hartstikke moeilijk heb.’

Ik wil u een waar gebeurd verhaal vertellen over een zuster, Ellen Yates uit Grantsville (Utah). Tien jaar geleden, vroeg in de maand oktober, kuste ze haar man, Leon, gedag die op weg ging naar zijn werk in Salt Lake City. Dat zou de laatste keer zijn dat ze hem in levende lijve zag. Hij had een frontale botsing met een 20-jarige jongeman, die laat was voor zijn eerste werkdag en een voorligger inhaalde. Ze waren beiden op slag dood. Zuster Yates zei dat ze, nadat twee meelevende politieagenten haar het nieuws hadden gebracht, instortte van verdriet.

Ze schrijft: ‘Alles wat ik zag als ik aan de toekomst dacht, was pijn en duisternis.’ Het geval wilde dat de beste vriend van haar man de bisschop was van de jongeman. De bisschop belde zuster Yates en zei haar dat de moeder van de jongeman, Jolayne Willmore, met haar wilde praten. Ze herinnert zich dat ze ‘ervan schrok, omdat ze zozeer met haar pijn en verdriet bezig was, dat ze geen moment aan de jongeman en zijn familie had gedacht. Ik besefte opeens dat we hier een moeder hadden die net zoveel of meer pijn had dan ik. Ik gaf snel toestemming (…) voor een gesprek.’

Toen broeder en zuster Willmore arriveerden, verwoordden zij hun grote verdriet dat hun zoon verantwoordelijk was voor de dood van Leon en gaven haar een prent van de Heiland die een klein meisje in zijn armen houdt. Zuster Yates vervolgt: ‘Als het allemaal boven mijn hoofd dreigt te groeien, kijk ik naar die prent en onthoud dat Christus mij persoonlijk kent. Hij kent mijn eenzaamheid en mijn zorgen.’ Eén tekst die zuster Yates veel troost schenkt is: ‘Welnu, houdt moed en vreest niet, want Ik, de Heer, ben met u en zal u bijstaan.’25

Elke oktober gaan zuster Yates en zuster Willmore (die vandaag samen in het Conferentiecentrum zijn) samen naar de tempel om Christus te danken voor zijn verzoening, voor het heilsplan, voor eeuwige gezinnen, en de verbonden die man, vrouw en kinderen aan beide zijden van de sluier samenbindt. Zuster Yates eindigt: ‘Door deze beproeving heb ik de liefde van mijn Vader in de hemel en mijn Heiland in grote mate gevoeld dan ooit tevoren.’ Zij getuigt: ‘Er is geen leed, geen pijn, geen ziekte zo groot dat de verzoening van Christus en de liefde van Christus die niet zou kunnen genezen.’26 Wat een mooi voorbeeld van liefde en vergevensgezindheid hebben deze twee zusters ten toon gespreid. Daardoor kon de verzoening van Jezus Christus in hun leven gaan werken.

Denk aan de Heiland in de hof van Getsemane toen Hij de verzoening wrocht, met smart zo groot dat Hij uit elke porie bloedde.27 Zijn bede omvatte het woord Abba.28 Dat kan geïnterpreteerd worden als de bede van een lijdende zoon aan zijn vader: ‘Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.’29 Ik getuig dat de verzoening van Jezus Christus alle beproevingen en ontberingen dekt die ieder van ons in het leven kan overkomen. En in tijden dat we geneigd zijn ‘Hopelijk weet U dat ik het hartstikke moeilijk heb’ te zeggen, kunnen we er zeker van zijn dat Hij er is en dat we veilig in zijn liefdevolle armen zijn.

Toen onze geliefde profeet, president Thomas S. Monson, op zijn verjaardag in augustus gevraagd werd wat het ideale geschenk was dat de leden wereldwijd aan hem konden geven, zei hij zonder enkele aarzeling: ‘Iets doen voor iemand (…) die een moeilijke tijd doormaakt.’30

Ik ben, samen met u, Jezus Christus, de redder van het mensdom, eeuwig dankbaar. Ik getuig tot u dat Hij de Heiland en Verlosser van de wereld is. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Leer en Verbonden 121:1, 7–8.

  2. Zie 2 Nephi 2:11.

  3. Abraham 3:25.

  4. Harold B. Lee, The Fall of Man (toespraak aan seminarie- en instituutsleerkrachten, 23 juni 1954).

  5. Charles Dickens, A Tale of Two Cities (Signet Classic, 1997), p. 13.

  6. Zie 2 Nephi 2:15–16.

  7. Neal A. Maxwell, ‘Lijden goed verdragen’, De Ster, april 1999, p. 12.

  8. Zie LV 19:2–3; 133:64.

  9. LV 133:62, LV 14:7, Johannes 17:3.

  10. A Woman’s View: Helen Mar Whitney’s Reminiscences of Early Church History, red. Jeni Broberg Holzapfel en Richard Neitzel Holzapfel (1997), pp. 329–330.

  11. Bathsheba W. Smith, Autobiography, red. Alice Merrill Horne, typescript, 15, geciteerd in: Maurine Jensen Proctor en Scot Facer Proctor, foto-essay, ‘Joseph, Joseph, Joseph: The Temple Has Returned to Nauvoo, Part 4, “Lift Up Thine Eyes”’, Meridian Magazine, 2002, http://www.meridianmagazine.com/ photoessay/020522nauvoo/ 020522nauvoo3.html.

  12. Zie Ether 12:6.

  13. Zie Whitney, p. 491.

  14. Zie Heidi Swinton, ‘I Gently Closed the Door’. In: Heroines of the Restoration, red. Barbara B. Smith en Blythe Darlyn Thatcher (1997), p. 134.

  15. Bathsheba W. Smith. In: Heroines of the Restoration, p. 134.

  16. Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young (cursus Melchizedekse priesterschap en ZHV, 1997), p. 177.

  17. Zie LV 122:7.

  18. Zie Matteüs 5:45.

  19. Alma 7:12.

  20. Zie Genesis 41:29–31; Gordon B. Hinckley, ‘Aan de jongens en de mannen’, De Ster, januari 1999, p. 63.

  21. LV 38:30.

  22. Zie 2 Nephi 4:4.

  23. Zie Alma 36:30.

  24. Leringen: Brigham Young, p. 177.

  25. LV 68:6.

  26. Ellen Yates, uit een toespraak die zij in de zaterdagavondbijeenkomst van de conferentie van de ring Grantsville heeft gehouden, 16 februari 2008.

  27. Zie LV 19:18.

  28. Marcus 14:36.

  29. Matteüs 26:39.

  30. Thomas S. Monson, geciteerd in: Gerry Avant, ‘Prophet’s Birthday: Milestone of 81,’ Church News, 23 augustus 2008, p. 4.