2008
Onze harten tot één samensmeden
November 2008


Onze harten tot één samensmeden

De heiligen kunnen alle doelen van de Heer verwezenlijken als zij volledig in rechtschapenheid één zijn.

Afbeelding
President Henry B. Eyring

Mijn geliefde broeders en zusters, ik ben zo blij dat ik op deze sabbatochtend bij u mag zijn. We bevinden ons in vele verschillende omstandigheden. Wij komen uit alle naties en met veel verschillende etnische achtergronden in Gods koninkrijk. En die geprofeteerde vergadering zal zich versnellen.

Wij zien steeds meer conflicten tussen de volken in de wereld om ons heen. Die geschillen en verschillen zouden ons kunnen besmetten. Daarom is mijn boodschap van hoop vandaag dat er een grote dag van eenheid op komst is. De Heer Jehova keert terug om onder zijn volk te wonen en Hij zal hen eensgezind vinden, één van hart, één met Hem en met onze hemelse Vader.

U hebt die boodschap van eensgezindheid al eerder van mij gehoord. En het is heel goed mogelijk dat ik er in de toekomst nog vaker over spreek. Ik heb ze mijn hele leven lang al van elke profeet van God gehoord. De laatste boodschap die ik me herinner van president David O. McKay was een oproep tot eensgezindheid. De profeten van de Heer hebben altijd tot eenheid opgeroepen. De noodzaak van die gave, en de moeilijkheid om haar in stand te houden, zal in de komende tijd, waarin wij als volk zullen worden voorbereid op onze heerlijke bestemming, alleen maar groter worden.

Mijn boodschap is dat wij het beter doen. Vaders en moeders smeken om eenheid in hun gezin, en die gebeden worden verhoord. Gezinnen bidden ’s ochtends en ’s avonds samen. Een gezin waar ik te gast was, nodigde mij uit om voor het slapen gaan gezamenlijk te knielen. Het jongste kind sprak het gebed uit. Hij bad als een patriarch voor elk gezinslid en noemde hen bij naam. Ik deed mijn ogen open om naar de gezichten van de andere kinderen en de ouders te kijken. Ik kon zien dat zij hun geloof en hun hart toevoegden aan het gebed van dat kleine jongetje.

Onlangs baden ZHV-zusters samen die op het punt stonden voor het eerst bij een jonge weduwe op bezoek te gaan, wier man plotseling was overleden. Zij wilden weten wat ze moesten doen en hoe ze samen moesten werken om het huis schoon en netjes te krijgen voor de familieleden en vrienden die na de begrafenis langs zouden komen. Ze moesten weten welke woorden van troost ze namens de Heer konden zeggen. Ze kregen antwoord op hun gebed. Toen ze bij het huis waren aangekomen, nam elke zuster een taak op zich. Het huis was zo gauw klaar dat de zusters het jammer vonden dat ze niet meer konden doen. Ze spraken woorden van troost uit die elkaar volmaakt aanvulden. Ze hadden eensgezind gediend in naam van de Heer, hun harten waren samengevoegd in eenheid.

U en ik hebben bewijzen gezien dat wij bezig zijn om eensgezind te worden. Het wonder van de eensgezindheid wordt ons verleend als wij er op de wijze van de Heer aan werken en erom bidden. Dan worden onze harten samengevoegd in eenheid. God heeft die zegening beloofd aan zijn getrouwe heiligen, ongeacht hun verschillende achtergronden en de conflicten die om hen heen woeden. Hij was niet alleen voor zijn discipelen, maar ook voor ons aan het bidden toen Hij zijn vader vroeg of wij één konden zijn.’1

De reden dat wij om die zegen bidden en vragen, is dezelfde reden dat de Vader ze verleent. Wij weten uit ervaring dat we vreugde ontvangen als we gezegend worden met eenheid. Als geestkinderen van onze hemelse Vader verlangen wij hevig naar de vreugde die we ooit hadden toen we vóór dit leven bij Hem waren. Uit liefde voor ons wil Hij die heilige wens van eenheid voor ons vervullen.

Hij kan ons die zegen niet individueel geven. De vreugde uit eensgezindheid die Hij ons graag wil geven, is niet individueel. We moeten er samen met anderen naar streven en ervoor in aanmerking komen. Het is dan ook niet verbazend dat God ons aanspoort om bij elkaar te komen, zodat Hij ons kan zegenen. Hij wil ons bijeenbrengen in gezinsverband. Hij heeft ook klassen, wijken en gemeentes ingesteld en ons geboden om vaak bijeen te komen. In die bijeenkomsten die God voor ons heeft opgezet, ligt onze grote kans. We kunnen bidden en werken aan die eenheid die ons vreugde zal geven en onze kracht om de Heer te dienen zal vermenigvuldigen.

De Heiland beloofde de drie Nephieten vreugde in eensgezindheid met Hem als beloning voor hun trouwe dienst. Hij zei: ‘En om die reden zult gij een volheid van vreugde hebben; en gij zult in het koninkrijk van mijn Vader aanzitten; ja, uw vreugde zal overvloedig zijn, zoals de Vader Mij een volheid van vreugde heeft gegeven; en gij zult zijn zoals Ik ben, en Ik ben zoals de Vader; en de Vader en Ik zijn één.’2

De Heer heeft ons aanwijzingen gegeven zodat wij weten wat we moeten doen om de zegen en vreugde van toenemende eensgezindheid te ontvangen. In het Boek van Mormon staat een succesverhaal. Het speelt zich af in de tijd van Alma, bij de wateren van Mormon. Wat de mensen in die moeilijke en gevaarlijke omstandigheden deden, geeft ons zowel aanwijzingen als aanmoediging.

Alles waartoe Alma en zijn volk geïnspireerd werden, was erop gericht mensen te helpen om hun hart te wenden tot de verzoening van Jezus Christus. Dat is de enige manier waarop God de zegen van eensgezindheid kan verlenen.

In Mosiah lezen we:

‘En vanaf die tijd werden zij de kerk van God, ofwel de kerk van Christus, genoemd. ‘En het geschiedde dat wie ook door de macht en het gezag van God werd gedoopt, aan zijn kerk werd toegevoegd. …

‘En hij gebood hun niets anders te leren dan de dingen die hij hun had geleerd, en wat bij monde van de heilige profeten was gesproken.

‘Ja, hij gebood hun zelfs dat zij niets anders moesten prediken dan bekering en geloof in de Heer, die zijn volk had verlost.

‘En hij gebood hun dat er geen twist onder hen moest zijn, maar dat zij eensgezind vooruit moesten kijken, met één geloof en één doop, en met hun hart samengevoegd in eenheid en in liefde jegens elkaar.

‘En aldus gebood hij hun te prediken. En aldus werden zij de kinderen van God.’3

Daarom gebood Alma de mensen om geloof en bekering te prediken. Daarom verwachtten mijn kinderen na een tijdje dat ik bij elke gezinsavondles een manier zou vinden om iemand aan te moedigen om van de Heiland en zijn zending te getuigen. Soms deden de ouders het. Maar op de beste avonden vonden we een manier om de kinderen ertoe aan te moedigen, door ze de les te laten geven of vragen te laten beantwoorden. Toen er getuigenis van de Heiland werd gegeven, bekrachtigde de Heilige Geest dat. Op die avonden voelden we dat onze harten samengesmeed werden.

Naast verordeningen volgen wij ook beginselen die tot grotere eensgezindheid als volk leiden.

Eén van die beginselen is openbaring. Openbaring is de enige manier waarop we kunnen weten hoe we samen de wil van de Heer kunnen volgen. Daar is licht uit de hemel voor nodig. De Heilige Geest zal het in ons hart leggen, alsmede in het hart van hen die bij ons zijn, wat Hij wil dat we doen. En het is door zijn geboden te onderhouden, dat we onze harten tot één kunnen samensmeden.

Een tweede beginsel om ons te leiden in onze eenwording, is nederigheid. Hoogmoed is de grote vijand van eenheid. U hebt de verschrikkelijke gevolgen ervan gezien en gevoeld. Nog slechts enkele dagen geleden zag ik twee mensen — goede mensen — een bescheiden meningsverschil krijgen. Het begon als een discussie om te bepalen wat waar was, maar het werd een strijd om te bepalen wie er gelijk had. Er kwam geleidelijk meer stemverheffing. De gezichten werden wat roder. In plaats van over de onderhavige kwestie te praten, begonnen de mensen over zichzelf te praten en droegen ze bewijzen aan, vanuit hun ervaring en achtergrond, waarom het waarschijnlijker was dat zij gelijk hadden.

Het zou u verontrust hebben, en dat was ook mijn reactie. Wij hebben de vernietigende gevolgen van dergelijke tragische onmin op het leven van mensen gezien. U en ik kennen mensen die wegens hun gekrenkte trots de gemeenschap van heiligen hebben verlaten.

Gelukkig zie ik steeds meer vaardige vredestichters die roerige wateren tot bedaren brengen voordat er schade ontstaat. U zou een van die vredestichters kunnen zijn, of u nu deel hebt aan het conflict of alleen toeschouwer bent.

Eén aanpak die ik heb gezien, is te zoeken naar iets waar we het over eens zijn. Om zo’n vredestichter te zijn, hoeft u alleen maar het eenvoudige geloof te hebben dat er in het standpunt van kinderen Gods, met al onze verschillen, altijd wel een element van waarheid schuilt. De grote vredestichter, de hersteller van eenheid, is degene die het lukt om de partijen te laten zien welke waarheid ze gemeen hebben. Die gedeelde waarheid is altijd groter en belangrijker dan hun meningsverschillen. Dat kunt u zichzelf en andere mensen laten inzien dat er overeenkomsten zijn als u God om hulp vraagt en vervolgens optreedt. Hij zal uw gebed verhoren en u helpen om de vrede te herstellen — dat heeft Hij voor mij ook gedaan.

Datzelfde beginsel geldt ook als we eensgezindheid ontwikkelen met mensen die sterk verschillende achtergronden hebben. De kinderen Gods hebben meer gemeen dan ze verschillen. En zelfs die verschillen zijn als een kans te beschouwen. God zal u helpen om verschillen niet als een bron van ergernis te zien, maar als een bijdrage. De Heer kan u laten inzien en waarderen wat de ander bijdraagt dat aan u ontbreekt. De Heer heeft mij meer dan eens geholpen om in te zien hoe goed het van Hem was dat Hij mij liet omgaan met iemand wiens unieke verschil precies was wat ik nodig had. Dat is de manier waarop de Heer iets toevoegt dat ik nodig had om Hem beter te dienen.

En dat brengt mij op een ander beginsel van eenheid. En dat is positief over elkaar te spreken. Denk maar eens aan de laatste keer dat iemand u vroeg hoe iemand in uw familie of in de kerk het deed. Dat is mij afgelopen week meer dan eens overkomen. Welnu, soms zullen we anderen moeten beoordelen. Soms wordt het zelfs van ons vereist om een oordeel te vellen. Maar het gebeurt veel vaker dat we kunnen kiezen. Als iemand bijvoorbeeld vraagt wat u van de nieuwe bisschop vindt.

Worden we steeds beter in het smeden van eenheid, dan denken we meteen aan een schrifttekst als ons die vraag wordt gesteld: ‘En nu, mijn broeders, aangezien gij het licht kent waarmee gij kunt oordelen, welk licht het licht van Christus is, ziet toe dat gij niet verkeerd oordeelt; want met datzelfde oordeel waarmee gij oordeelt, zult ook gij geoordeeld worden.’4

Als u beseft dat u anderen niet in een volmaakt licht ziet, zult u meer geneigd zijn om een beetje meer grootmoediger te zijn in uw uitlatingen. Behalve die tekst herinnert u zich misschien wel wat uw moeder gewoon was te zeggen — die van mij tenminste wel — ‘Als je niets goeds over iemand kunt zeggen, zeg dan maar niets.’

Daardoor zult u naar iets positiefs zoeken in het karakter van de bisschop of de manier waarop hij zijn taken uitvoert. De Heiland, liefhebbend Rechter, zal dat zeker doen als Hij uw en mijn prestaties beoordeelt. De tekst en wat u van uw moeder geleerd hebt, zal u er misschien wel toe brengen om u mild uit te laten over de prestaties en goede bedoelingen van de bisschop. Ik beloof u een gevoel van vrede en vreugde als u in het Licht van Christus mild over anderen spreekt. Dan voelt u zich, bijvoorbeeld, één met de bisschop en met de persoon die om uw mening vroeg, niet omdat de bisschop volmaakt is of omdat de persoon die naar uw mening vroeg uw positieve beoordeling onderschrijft. Maar doordat de Heer u zijn waardering zal laten blijken, omdat u ervoor waakte om het zaad van onenigheid te zaaien.

Wij moeten datzelfde beginsel volgen naarmate de Heer steeds meer mensen vergadert die niet zo zijn als wij. Het zal ons steeds duidelijker worden dat de verzoening ons allemaal op dezelfde manier verandert. Wij worden discipelen die zachtmoedig, liefdevol en makkelijk in de omgang zijn, en die tegelijkertijd onbevreesd en getrouw zijn in alles. Wij wonen in verschillende landen, maar we komen in de kerk door een proces dat ons verandert. Door de gaven van de Geest worden wij wat de apostel Paulus zag:

‘Want door Hem hebben wij (…) in een Geest de toegang tot de Vader.

‘Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.’5

Met de toenemende eensgezindheid die ik zie, kan de Heer datgene tot stand brengen, wat de wereld voor wonderen houdt. De heiligen kunnen alle doelen van de Heer verwezenlijken als zij volledig in rechtschapenheid één zijn.

Ik heb leiders van landen, gouverneurs en leiders van wereldwijde liefdadigheidsorganisaties ons lof horen toezwaaien met woorden zoals: ‘Uw kerk was als eerste ter plekke om te helpen toen de ramp zich voltrokken had. Honderden van uw mensen kwamen met alles wat de overlevenden nodig hadden. Ze brachten zelfs hun eigen tent en voorraden mee. Ze waren onvermoeibaar en opgewekt. Ze leken te weten waar ze heen moesten en wanneer.’ En dan volgt er een opmerking zoals deze: ‘Uw mensen weten erg goed hoe ze iets moeten organiseren om wat gedaan te krijgen.’

Ik bedank hen zonder te zeggen dat het wonder niet alleen schuilt in de organisatie, maar in het hart van de mensen. De heiligen kwamen in naam van de Heer de bijstand bieden die Hij zou geven. Zij kwamen omdat ze gehoor gaven aan de leiding van de door de Heer gekozen leiders. Omdat hun harten waren samengevoegd, werd hun kracht vergroot.

Ik geef u mijn plechtige getuigenis dat de eensgezindheid die wij nu ervaren, verder zal toenemen. God de Vader leeft. Hij hoort en verhoort liefdevol onze gebeden. De Heiland Jezus Christus, herrezen en glorierijk, leeft en strekt zijn barmhartige handen naar ons uit. Dit is zijn ware kerk. President Monson is de levende profeet van God. Als wij hem in ons hart eensgezind steunen en in bereidwillige gehoorzaamheid doen wat God ons vraagt te doen, begeven we ons met kracht daar waar God ons wil hebben, en worden wij wat Hij wil dat wij worden.

Ik geef u mijn zegen dat u thuis en in de kerk eensgezindheid zult voelen. En ik geef u de belofte van de Heer dat de rechtschapen verlangens van uw hart naar die eensgezinde vreugde zullen uitkomen. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Johannes 17:21; zie ook LV 50:43; 93:3.

  2. 3 Nephi 28:10.

  3. Mosiah 18:17, 19–22.

  4. Moroni 7:18.

  5. Efeziërs 2:18–19.