2008
Kom tot Zion
November 2008


Kom tot Zion

Laten wij er in onze gezinnen en in onze ringen en districten naar streven Zion op te bouwen door eenheid, rechtschapenheid en naastenliefde.

Afbeelding
Elder D. Todd Christofferson

De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘De opbouw van Zion is een zaak die het volk van God altijd geïnteresseerd heeft; het is een onderwerp waarbij profeten, priesters en koningen met bijzondere vreugde hebben stilgestaan. Ze hebben vreugdevol naar deze tijd uitgekeken, en gestimuleerd door hemelse en vreugdevolle verwachting hebben ze over onze tijd gezongen, geschreven en geprofeteerd. Maar ze zijn gestorven zonder het te mogen aanschouwen. Wij zijn het uitverkoren volk van God om die heerlijkheid in de laatste dagen tot stand te brengen.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [cursus voor de Melchizedekse priesterschap en ZHV, 2007], p. 200.)

Zion is zowel een plaats als een volk. Zion was de naam van de aloude stad van Henoch in de dagen vóór de zondvloed. ‘En het geschiedde in zijn dagen dat hij een stad bouwde die genoemd werd: de stad der heiligheid, ja, Zion’ (Mozes 7:19). Dit Zion duurde ongeveer 365 jaar voort (zie Mozes 7:68). In het schriftuurlijke verslag staat: ‘En Henoch en zijn gehele volk wandelden met God, en Hij verbleef te midden van Zion; en het geschiedde dat Zion niet meer was, want God had het aan zijn eigen boezem ontvangen; en sindsdien deed het gezegde de ronde: Zion is gevloden’ (Mozes 7:69). Later werden Jeruzalem en haar tempel de berg Sion genoemd. Bovendien profeteren de Schriften van een toekomstig nieuw Jeruzalem waar Christus zal heersen als Koning van Zion wanneer ‘voor een tijdsspanne van duizend jaar (…) de aarde [zal] rusten’ (Mozes 7:53, 64).

De Heer noemde het volk van Henoch Zion, ‘omdat zij één van hart en één van zin waren en in rechtvaardigheid leefden; en er waren geen armen onder hen’ (Mozes 7:18). Elders zei Hij: ‘want dit is Zion: de reinen van hart’ (LV 97:21).

De tegenpool en tegenstander van Zion is Babylon. De stad Babylon heette eerst Babel, vermaard om de toren van Babel, en werd later de hoofdstad van het Babylonische rijk. Het voornaamste gebouw in de stad was de tempel van Bel of Baäl, de afgod die door profeten in het Oude Testament ‘de schandgod’ werd genoemd vanwege de seksuele verdorvenheden die met de verering ervan gepaard gingen. (Zie de Gids bij de Schriften, ‘Baäl, p. 15; Babel, Babylon’, p. 15). De wereldgezindheid, de aanbidding van zonde en de ballingschap van Juda in dat land na de verovering in 587 v.C. hebben samen van Babylon het symbool van verdorven samenlevingen en geestelijke gevangenschap gemaakt.

In dat licht heeft de Heer tot de leden van zijn kerk gezegd: ‘Trek weg uit Babylon; vergader u uit het midden der volken, uit de vier windstreken, van het ene einde des hemels tot het andere’ (LV 133:7). Hij deed een oproep om de ouderlingen van zijn kerk uit te sturen over de hele wereld om deze vergadering tot stand te brengen, wat vandaag de dag nog volop gaande is. ‘En zie, ja, zie, dit moet hun roep zijn en de stem des Heren tot alle mensen: Gaat uit naar het land Zion, opdat de grenzen van mijn volk zullen worden uitgebreid en opdat haar ringen kunnen worden versterkt en opdat Zion zich in de omstreken kan verbreiden’ (LV 133:9).

Ook nu vergadert het volk van de Heer zich ‘uit het midden der volken’ door bijeen te komen in gemeenten, wijken en ringen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen die over de hele wereld zijn verspreid. Nephi voorzag dat deze ‘heerschappijen’ gering zouden zijn, maar dat de macht van de Heer ‘neerdaalde op de heiligen van de kerk van het Lam (…), [die] op het gehele oppervlak der aarde [waren] verspreid; en zij waren gewapend met gerechtigheid’ (zie 1 Nephi 14:12–14). De Heer roept ons op om een baken van rechtschapenheid te zijn om hen te leiden die de veiligheid en zegeningen van Zion zoeken:

‘Voorwaar, Ik zeg tot u allen: Staat op en laat uw licht schijnen, opdat het een standaard voor de natiën zal zijn; ‘en opdat de vergadering in het land Zion, en in zijn ringen, een bescherming zal zijn en een toevlucht voor de storm en voor de verbolgenheid, wanneer die onversneden wordt uitgestort op de gehele aarde’ (LV 115:5–6).

Op aanwijzing van de profeet Joseph Smith probeerden de leden van de kerk in de beginjaren het centrum van Zion in Missouri te vestigen, maar ze waren niet in staat om de heilige stad te bouwen. De Heer legde een van de redenen van hun mislukking uit:

‘Zij hebben niet geleerd gehoorzaam te zijn aan hetgeen Ik van hun hand vereiste, maar zijn vervuld met allerlei kwaad en geven niet, zoals het heiligen betaamt, van hun bezit aan de armen en bezochten onder hen;

‘en zijn niet één volgens de eenheid die de wet van het celestiale koninkrijk vereist’ (LV 105:3–4).

‘Er waren gekijf en twist en afgunst en strijd en wellustige en hebzuchtige verlangens onder hen; daarom, met die dingen hebben zij hun erfdeel bezoedeld’ (LV 101:6).

Laten we echter niet te hard oordelen over deze heiligen van toen, maar liever naar onszelf kijken of we het er beter van af brengen.

Zion is Zion vanwege het karakter, de eigenschappen en getrouwheid van haar inwoners. Bedenk: ‘de Heer noemde zijn volk Zion, omdat zij één van hart en één van zin waren en in rechtvaardigheid leefden; en er waren geen armen onder hen’ (Mozes 7:18). Als we Zion willen vestigen bij ons thuis en in onze gemeenten, wijken en ringen, moeten we aan deze standaard voldoen. Daarvoor is nodig dat we (1) één van hart en één van zin worden, (2) persoonlijk en als groep een heilig volk worden, en (3) zo goed voor de armen en behoeftigen zorgen dat er geen armoede meer onder ons is. We kunnen niet wachten tot Zion komt om deze dingen te laten gebeuren — Zion komt alleen als ze aan het gebeuren zijn.

Eenheid

Laten we ons bij de vereiste eenheid om Zion te doen bloeien afvragen of we zijn uitgestegen boven ‘gekijf, twist, afgunst en strijd’ (zie LV 101:6). Zijn we als individu en als volk vrij van twist en strijd en één ‘volgens de eenheid die de wet van het celestiale koninkrijk vereist’? (LV 105:4.) Elkaar vergeven is essentieel voor deze eenheid. Jezus heeft gezegd: ‘Ik, de Heer, zal vergeven wie Ik vergeven wil, maar van u wordt het vereist alle mensen te vergeven’ (LV 64:10).

We worden één van hart en één van zin als we ieder persoonlijk de Heiland in het middelpunt van ons leven plaatsen en hen volgen die Hij heeft geroepen om ons te leiden. We kunnen één zijn met president Thomas S. Monson in liefde en zorg voor elkaar. In de vorige algemene aprilconferentie sprak president Monson de volgende woorden tot hen die van de kerk vervreemd zijn en tot ons allemaal: ‘In de heilige beslotenheid van ons eigen geweten vinden we die geest, die vastberadenheid om de oude mens af te leggen en ons ware potentieel te willen verwezenlijken. In die geest geven we opnieuw dezelfde uitnodiging: Kom terug. In de geest van de reine liefde van Christus reiken wij u de hand en spreken we ons verlangen uit om u te helpen en in ons midden te verwelkomen. Tegen hen die neerslachtig zijn, of die beproefd worden en bang zijn, zeggen we: laat ons u helpen en troosten en uw angsten wegnemen’ (Thomas S. Monson, ‘Terugkijken en vooruitgaan’, Liahona, mei 2008, p. 90).

Eind juli van dit jaar kwamen jonge alleenstaanden uit diverse landen in Oost-Europa bijeen in een plaats bij Boedapest (Hongarije) voor een conferentie. Tot deze groep hoorden ook twintig jonge mannen en vrouwen uit Moldavië die dagen bezig waren geweest om een paspoort en visum te bemachtigen en ruim dertig uur per bus hadden gereisd om er bij te zijn. Het conferentieprogramma omvatte een stuk of vijftien workshops. Iedereen moest er twee of drie kiezen die hij of zij het liefst wilde bijwonen. In plaats van zich helemaal op hun eigen behoeften te richten, gingen deze Moldavische jongvolwassenen met elkaar in overleg zodat in elk geval één persoon uit hun groep deel zou nemen aan elke workshop en uitgebreide aantekeningen zou maken. Daarna zouden ze aan elkaar vertellen wat ze hadden geleerd, en later ook aan de jongvolwassenen in Moldavië die niet aanwezig konden zijn. In de meest eenvoudige vorm is dit een voorbeeld van de onderlinge eenheid en liefde die, in duizendvoud en op allerlei manieren, zorgen dat ‘Zion wederkeert’ (zie Jesaja 52:8).

Heiligheid

Veel van het werk om Zion te vestigen bestaat uit onze persoonlijke inspanningen om ‘de reinen van hart’ te worden (LV 97:21). ‘Zion kan niet worden opgebouwd, anders dan door de beginselen van de wet van het celestiale koninkrijk’ zegt de Heer, ‘anders kan Ik [de Heer] haar niet tot Mij nemen’ (LV 105:5). De wet van het celestiale koninkrijk bestaat uiteraard uit de wet van het evangelie en verbonden, zoals de Heiland constant gedenken en onze belofte van gehoorzaamheid, offerande, toewijding en getrouwheid.

De Heiland kastijdde sommige heiligen van weleer vanwege hun ‘wellustige verlangens’ (LV 101:6; zie ook LV 88:121). Deze mensen leefden in een wereld zonder televisie, films, internet en iPods. Zijn wij in onze huidige wereld vol seksueel getinte beelden en muziek vrij van wellustige verlangens en de daarmee gepaard gaande zonden? In plaats van de grenzen op te zoeken van fatsoenlijke kleding of ons te verlustigen in de plaatsvervangende onzedelijkheid van pornografie, moeten wij hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Om tot Zion te komen is het niet genoeg dat u of ik iets minder goddeloos zijn dan anderen. Wij behoren niet alleen goede, maar heilige mannen en vrouwen te zijn. Laten we met de woorden van ouderling Neal A. Maxwell in gedachten voor eens en altijd onze woning in Zion vestigen en ons vakantiehuisje in Babylon opgeven (zie Neal A. Maxwell, A Wonderful Flood of Light [1990], p. 47)

Zorg voor de armen

Door de hele geschiedenis heen heeft de Heer samenlevingen en individuen beoordeeld naar de mate waarin ze voor de armen zorgden. Hij heeft gezegd:

‘Want de aarde is vol, en er is meer dan genoeg; ja, Ik heb alle dingen bereid, en heb het de mensenkinderen gegeven naar eigen believen te handelen.

‘Daarom, indien iemand neemt van de overvloed die Ik heb gemaakt, en niet zijn deel, volgens de wet van mijn evangelie, aan de armen en behoeftigen geeft, zal hij, onder kwelling, met de goddelozen, zijn ogen opslaan in de hel.’ (LV 104:17–18; zie ook 56:16–17.)

Verder verklaart Hij: ‘Niettemin zult u in uw stoffelijke zaken gelijk zijn, en wel zonder tegenzin, anders zal de overvloed van de openbaringen van de Geest worden tegengehouden.’ (LV 70:14; zie ook 49:20; 78:5–7.)

Wij bepalen het gebruik van onze middelen en bezittingen, maar leggen rekenschap af aan God van dit rentmeesterschap over aardse zaken. Het is fijn om te zien hoe gul u bijdraagt met uw vastengaven en aan humanitaire projecten. In de loop der jaren is het lijden van miljoenen mensen verlicht en zijn talloze anderen in staat gesteld om zichzelf te helpen door de vrijgevigheid van de heiligen. Toch dient een ieder van ons bij het voortstuwen van de zaak van Zion gebedvol te overwegen of we alles doen wat we zouden moeten doen, en alles doen in de ogen van de Heer wat betreft de armen en de behoeftigen.

We kunnen onszelf afvragen, in een samenleving waarin bezittingen en pleziertjes als afgoden dienen, of we ons afzijdig houden van hebzucht en het verlangen naar meer en meer van deze wereldse goederen. Materialisme is nog een manifestatie van de afgoderij en hoogmoed die kenmerkend zijn voor Babylon. We zouden kunnen leren tevreden te zijn met wat genoeg is voor onze behoeften.

De apostel Paulus waarschuwde Timoteüs voor mensen die ‘de godsvrucht als iets winstgevends beschouwen’ (1 Timoteüs 6:5).

Hij zei: ‘Wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen.

‘Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn’ (1 Timoteüs 6:7–8).

In vele delen van de wereld gaan we onzekere economische tijden tegemoet. Laten we zo goed mogelijk voor elkaar zorgen. Ik moet denken aan het verhaal van een Vietnamees gezin dat in 1975 uit Saigon was gevlucht en uiteindelijk in een kleine stacaravan in Provo (Utah) kwam te wonen. Een jongeman in het vluchtelingengezin werd de huisonderwijscollega van broeder Johnson, die met zijn grote gezin dichtbij woonde. De jongen vertelde het volgende:

‘Op een dag merkte broeder Johnson dat ons gezin geen keukentafel had. De volgende dag verscheen hij met een vreemd uitziende maar volkomen bruikbare tafel die prima tegen de muur tegenover het aanrecht in de keuken paste. Ik vond hem er vreemd uitzien omdat twee tafelpoten bij het tafelblad pasten, en twee niet. Bovendien staken er uit een rand van het versleten tafelblad enkele kleine houten pennetjes uit.

‘Al gauw gebruikten we deze unieke tafel om ons dagelijks voedsel op te bereiden en aten we er tussendoortjes aan. Onze gezamenlijke maaltijden aten we nog steeds op de grond (…), zoals dat in Vietnam gaat.

‘Op een avond kwam ik bij broeder Johnson binnen om te wachten tot hij met me mee op huisonderwijs zou gaan. In de keuken zag ik tot mijn verbazing een tafel staan die vrijwel identiek was aan de tafel die hij mijn familie had gegeven. Het enige verschil was dat waar onze tafel pennetjes had, de tafel van de Johnsons gaten had! Toen besefte ik dat deze liefdadige man, toen hij onze behoefte zag, zijn eigen keukentafel uit elkaar had gehaald en voor elke helft twee nieuwe poten had gemaakt.

‘Het was duidelijk dat de familie Johnson niet rond dit kleine meubelstuk paste — ze pasten er waarschijnlijk al niet zo makkelijk omheen toen hij nog compleet was. (…)

‘Gedurende de rest van mijn leven is dit in mijn herinnering een goed voorbeeld van écht geven gebleven. (Son Quang Le, verteld aan Beth Ellis Le, ‘Identieke tafels’, Liahona, juli 2004, pp. 43.)

De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘De opbouw van Zion moet ons grootste doel zijn.’ (Leringen: Joseph Smith, p. 201). Laten wij er in onze gezinnen en in onze ringen en districten naar streven Zion op te bouwen door eenheid, rechtschapenheid en naastenliefde, ter voorbereiding op de grote dag wanneer Zion, het nieuwe Jeruzalem, zal verrijzen. In de woorden van onze lofzang:

Israël, hoor, God roept u allen,

roept u weg uit zond’ en wee.

’t Grote Babylon zal vallen,

al haar hoogten trekt God mee. (…)

Kom tot Zion, kom tot Zion,

Zions jubel is gewis. (…)

Kom tot Zion, kom tot Zion,

want weldra komt onze Heer.

(‘Israël, hoor, God roept u allen’, lofzang 7.)

Ik getuig van Jezus Christus, de Koning van Zion, in de naam van Jezus Christus. Amen.