2008
Iets wat ik niet had verwacht
Januari 2008


Iets wat ik niet had verwacht

Tijdens het voortgezet onderwijs kreeg ik verkering met een jongeman tegen wie mijn familie bezwaar maakte. Door hun tegenwerking stond ik uiteindelijk vijandig ten opzichte van mijn broers en zussen en begon ik mijn ouders te haten. Ik was er helaas van overtuigd dat zij niet wisten wat goed voor mij was. Dat wist alleen ik. Waarom hadden zij toch zoveel bezwaar tegen mijn vriend? Hij zei inderdaad wel lelijke dingen tegen me. Maar ik was ervan overtuigd dat hij me pijn deed omdat hij van me hield. Ik had het gevoel dat niemand anders om mij gaf.

Door deze emotionele mishandeling veranderden mijn emoties en inzichten. Het ene moment was ik boos op iedereen en het andere moment was ik teleurgesteld in mijzelf. Ik ging niet meer naar de kerk, ontweek iedereen die echt om mij gaf en vermeed alles wat geestelijk was, vooral goede muziek. Ik leed eronder, maar wilde dat niet toegeven.

Terwijl ik met mijn leven en iedereen om mij heen overhoop lag, vroeg mijn vioollerares of ik haar wilde helpen. Zij was dirigente in het jeugdwerk in haar wijk en ze zouden tijdens een avondmaalsdienst jeugdwerkliedjes ten gehore brengen. Mijn lerares vroeg of ik wat liedjes op mijn viool wilde begeleiden. Dat wilde ik niet, maar ik stemde toe. Toen ze me de muziek gaf, keek ik naar de titels. Het laatste lied was: ‘Ik ben een kind van God’ (lofzang 195).

Ik was niet al te blij, want ik kende de kracht van muziek. Toen ik de liedjes begon te oefenen, probeerde ik weerstand te bieden aan de Geest. Ik dacht eraan hoeveel ik mijn familie haatte en probeerde de liedjes uit mijn gedachten te zetten als ik niet oefende.

Toen de bewuste zondag aanbrak, hoopte ik dat het programma snel voorbij zou zijn. Tijdens het programma probeerde ik de Geest te negeren. Maar toen het laatste liedje aan de beurt was, deed mijn leerkracht iets wat ik niet verwachtte. Ze draaide zich om en nodigde de aanwezigen uit om mee te zingen.

Ik plaatste mijn strijkstok op de vioolsnaren en speelde de eerste noot. De Geest raakte me met zoveel kracht dat de tranen over mijn wangen stroomden, voordat de tweede regel was gezongen. De Geest zei dat ik naar de woorden moest luisteren en moest beseffen dat ik een kind van God was, dat ik in zijn ogen bijzonder was en dat ik geen vriend nodig had die me mishandelde. Ik had Hem nodig.

Door de klank van al die stemmen — jong en oud — die de eenvoudige woorden van die lofzang zongen, begon ik zijn woorden te horen en te begrijpen, maar ook de woorden van mijn familieleden en kerkleiders. Muziek was mijn zwakheid. Mijn hemelse Vader wist dat Hij door middel van muziek mijn hart kon bereiken. Ik was degene die moest veranderen, niet mijn familieleden.

De Heer kent en begrijpt de kracht van muziek (zie LV 25:12). Muziek kan ons opbouwen en ons hart en verstand voor de Geest openen. Ik zal altijd dankbaar zijn voor muziek en voor de Geest die ik erdoor in mijn leven krijg.