2007
Niet snel boos worden
November 2007


Niet snel boos worden

Moge de Heer u zegenen en inspireren om zonder boosheid door het leven te gaan.

Afbeelding

Geliefde broeders, waar u zich ook mag bevinden, hier in het Conferentiecentrum of in een kerkgebouw ver weg over zee, het blijft geweldig dat we in dit Conferentiecentrum toespraken houden en dat u ver weg, laten we zeggen in Kaapstad (Zuid-Afrika) kunt horen wat wij zeggen.

Ik heb besloten om vanavond over boosheid te spreken. Dat is wellicht ongewoon, dat besef ik, maar het is wel nodig.

In het Oude Testament staat deze spreuk: ‘Wie niet snel boos wordt, overtreft een held, wie zijn geest beheerst, hem die een stad inneemt’ (Spreuken 16:32, deels naar de King James-Bijbel).

Het is onze boosheid die ons in de problemen brengt. Verkeersagressie is een verfoeilijke uiting van boosheid. Ik durf te stellen dat de meeste gedetineerden in de gevangenis terecht zijn gekomen, omdat hun boosheid ze tot een delict dreef. In hun toorn zworen zij een dure eed, zij verloren hun zelfbeheersing, waarna zij in de fout gingen, zelfs een moord pleegden. Hun daad van agressie had jaren van spijt tot gevolg.

Het volgende verhaal doet over Charles W. Penrose de ronde. Hij was een bekeerling tot de kerk en was elf jaar als zendeling in Engeland werkzaam. Toen hij werd ontheven, verkocht hij een deel van zijn bezittingen om de reis naar Zion te bekostigen. Een paar heiligen die dat zagen, zeiden dat hij eigendommen van de kerk had verkocht.

Dat maakte hem zo boos dat hij in zijn woning naar boven ging, ging zitten en de volgende verzen schreef, die u wel kent. (Zie Karen Lynn Davidson, Our Latter-day Hymns: The Stories and the Messages [1988], p. 323.)

Vorm uw gevoelens, o mijn broeder;

beheers uw impulsieve ziel.

Want zuivere wijsheid is uw hoeder,

ook al zijn emoties uw achilleshiel.

Vorm uw gevoelens; want er is kracht

in de kalme, bedaarde ziel.

Boosheid heeft u nooit iets gebracht

en maakt u slechts serviel.(…)

Vorm uw gevoelens, zodat u

vriend of vijand nooit veroordeelt,

zelfs als zware beschuldigingen

als waar worden beoordeeld.

Hoor het verweer voor u beslist,

mogelijk wacht u zonneschijn,

ziet u welk bedrog er schuilgaat

achter al die schone schijn.

Vorm uw gevoelens, o mijn broeder;

beheers uw impulsieve ziel.

Want zuivere wijsheid is uw hoeder,

ook al zijn emoties uw achilleshiel.

(‘School Thy Feelings’, Hymns, nr. 336)

Lang geleden werkte ik voor een spoorwegmaatschappij. Ik zag een rangeerder doelloos over het perron slenteren. Ik vroeg hem of hij een wagon op een ander spoor kon zetten. Hij ontplofte. Hij gooide zijn pet op de grond en sprong op en neer, vloekend als een ketellapper. Ik stond erbij en lachte om zijn kinderachtige gedrag. Toen hij mij zag lachen, begon hij ook te lachen om zijn dwaasheid. Daarna liep hij stilletjes naar de rangeerlocomotief, reed naar de lege wagon toe en manoeuvreerde die naar een leeg spoor.

Ik dacht aan een vers uit Prediker: ‘Wees niet te spoedig geërgerd in uw geest, want ergernis huist in de boezem der dwazen’ (Prediker 7:9).

Boosheid is de moeder van veel kwade broedsels.

Ik heb uit het ochtendblad een verhaal geknipt dat begon met de volgende zin:

‘Ruim de helft van alle Amerikanen die sinds 2000 hun 25-jarig huwelijksfeest hadden kunnen vieren, zijn gescheiden, uit elkaar gegaan of weduwe dan wel weduwnaar geworden voordat ze die mijlpaal bereikten’ (Sam Roberts, ‘Most U.S. Marriages Don’t Get to Silver’, Deseret Morning News, 20 september 2007, p. A1).

De weduwstaat is uiteraard buiten de macht van een echtpaar, maar echtscheiding is dat niet.

Te vaak is echtscheiding de bittere vrucht van boosheid. Een man en vrouw worden verliefd op elkaar; ze vinden elkaar heel bekoorlijk; ze hebben alleen oog voor elkaar; zij sparen voor huwelijksringen; ze trouwen. Het is een paradijs op aarde — dat wil zeggen, een tijdje. Dan beginnen ze om het geringste kritiek op elkaar te leveren. Op alle slakken wordt zout gelegd; ze keren zich tegen elkaar, en dan gaan ze uit elkaar en vragen verbitterd echtscheiding aan.

En deze cirkelgang voltrekt zich in duizenden huwelijken. Het is tragisch en is, zoals ik eerder zei, in de meeste gevallen de bittere vrucht van boosheid.

Ik denk aan mijn eigen huwelijk. Mijn eeuwige metgezellin is drieënhalf jaar geleden overleden. Maar we hebben 67 jaar met elkaar doorgebracht. Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit ruzie met haar heb gehad. Zij reisde met mij mee en sprak in elk werelddeel, bepleitte zelfbeheersing, vriendelijkheid en liefde.

Een paar jaar geleden kreeg ik het volgende artikeltje onder ogen:

‘Op zekere dag kreeg Edward Everett een man op bezoek die zwartgemaakt was in een krantenartikel. Hij vroeg wat hij daar aan kon doen. Everett zei: ‘Helemaal niets! De helft van de mensen die de krant kochten, zagen het artikel niet eens. Van hen die het zagen, las de helft het niet. Van hen die het lazen, begreep de helft het niet. Van hen die het begrepen, geloofde de helft het niet. En de helft die het wel geloofde, is van geen belang’ (‘Sunny Side of the Street’, november 1989; zie ook Zig Zigler, Staying Up, Up, Up in a Down, Down World [2000], p. 174).

Zoveel mensen nemen aanstoot aan onbeduidende kwesties. We hebben zulke lange tenen. Gelukkig de mens die beledigingen naast zich neerlegt en verder gaat met zijn leven.

Wrok kan, als we die niet van ons afzetten, voor grote problemen zorgen. Zij is als een pijnlijke ziekte die al onze tijd en aandacht in beslag neemt. Guy de Maupassant schreef een interessant verhaal waarin dat geïllustreerd wordt.

Het gaat over maître Hauchecome die op de marktdag naar de stad ging. Hij had last van reumatiek en terwijl hij voortstrompelde zag hij voor zich op de grond een touwtje liggen. Hij raapte het op en stak het zorgvuldig in zijn zak. Dat werd gezien door zijn grootste vijand, de harnasmaker.

Tezelfdertijd kwam bij de burgemeester het bericht binnen dat er een portefeuille met geld was zoekgeraakt. Hauchcome werd ervan beschuldigd dat hij de portefeuille had opgeraapt en verduisterd. Hij protesteerde hevig tegen de aanklacht. In zijn zakken werd alleen het touwtje aangetroffen, maar de laster tegen hem raakte hem zo diep, dat hij erdoor geobsedeerd raakte. Waar hij ook kwam, viel hij mensen lastig met zijn verhaal. Hij werd zo’n lastpost dat niemand hem nog mocht. Het vrat aan zijn gezondheid.

‘Zijn gestel werd almaar zwakker en aan het eind van december is hij in bed gekropen.

‘Hij is begin januari overleden. In zijn doodsstrijd herhaalde hij keer op keer dat hij onschuldig was:

‘“Een klein stukje touw, een klein stukje touw. Kijk, hier is het, [meneer de burgemeester]”’ (Guy de Maupassant, ‘The Piece of String’, http://www.online-literature.com /Maupassant/270/).

Naar verluidt hebben verslaggevers eens een jarige man geïnterviewd. Hij had een hoge leeftijd bereikt. Ze vroegen hem hoe hij dat had klaargespeeld.

Hij antwoordde: ‘Toen mijn vrouw en ik trouwden, besloten we dat een van ons, als we ruzie kregen, een blokje om zou gaan. Ik schrijf mijn hoge leeftijd toe aan het feit dat ik mijn hele huwelijk veel frisse lucht heb gehad.’

Boosheid kan in bepaalde gevallen gerechtvaardigd zijn. In de Schrift staat dat Jezus de geldwisselaars uit de tempel dreef en zei: ‘Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een rovershol’ (Matteüs 21:13). Maar zelfs dit werd meer gezegd als berisping en was zeker geen onbeheerste woede-uitbarsting.

Welnu, geliefde broeders, ik verzoek u tot slot dringend uw woede in bedwang te houden, uw boosheid met een glimlach te verdrijven; te spreken met woorden van liefde en vrede, waardering en respect. Als u dat doet, zal uw leven geen spijt kennen. Uw huwelijk en gezinsbanden zullen intact blijven. U zult veel gelukkiger zijn. U zult veel goeds tot stand brengen. U zult een weldadige gemoedsrust hebben.

Moge de Heer u zegenen en inspireren om zonder boosheid en verbittering door het leven te gaan en anderen met vriendelijke woorden, waardering en liefde tegemoet te treden. Dat bid ik nederig in de naam van Jezus Christus. Amen.