2005
De tocht naar hogere grond
November 2005


De tocht naar hogere grond

We komen voor een keuze te staan. We kunnen op onze eigen kracht vertrouwen, of we kunnen ons naar hogere grond begeven en tot Christus komen.

Op 26 december 2004 vond er voor de kust van Indonesië een zeer zware zeebeving plaats die een tsunami veroorzaakte met ruim 200 duizend slachtoffers als gevolg. Het was een afgrijselijke ramp. Op die dag veranderde het leven van miljoenen voorgoed.

Er was echter een volk dat, hoewel het dorp werd verwoest, het vege lijf wist te redden.

Hoe kwam dat?

Ze wisten dat er een tsunami op komst was.

De Moken wonen in dorpjes op eilanden voor de kust van Thailand en Birma (Myanmar). Zij zijn voor hun inkomen afhankelijk van de zee. Hun voorouders hebben honderden, wellicht duizenden jaren, de oceaan bestudeerd en die kennis van vader op zoon doorgegeven.

Daarbij leerden zij hun vooral wat ze moesten doen als de oceaan zich razendsnel terugtrok. Want de traditie wil dat de ‘Laboon’ — een golf die mensen opeet — dan snel ter plaatse is.

Toen de ouderen van het volk de onheilstekenen zagen, schreeuwden ze tegen iedereen dat ze zich naar hogere grond uit de voeten moesten maken.

Niet iedereen gaf daar gehoor aan.

Een bejaarde visser zei: ‘Geen enkel kind geloofde me.’ Zelfs zijn eigen dochter noemde hem een leugenaar. Maar de oude visser had pas rust toen iedereen het dorp had verlaten en op hogere grond een goed heenkomen hadden gezocht.1

De Moken hadden het geluk dat ze iemand hadden die hen waarschuwde voor wat er komen ging. De dorpelingen hadden het geluk dat ze luisterden. Als ze dat niet hadden gedaan, waren ze wellicht omgekomen.

De profeet Nephi heeft geschreven over een grote ramp in zijn tijd, de verwoesting van Jeruzalem. ‘Zoals één geslacht onder de Joden is vernietigd wegens ongerechtigheid, zo zijn zij van geslacht op geslacht vernietigd ten gevolge van hun ongerechtigheden; en geen van hen is ooit vernietigd zonder dat het hun door de profeten des Heren was voorzegd.’2

Vanaf de tijd van Adam heeft de Heer bij monde van zijn profeten gesproken en hoewel zijn boodschap naar gelang de behoeften en de tijd verschilt, is er een consequent, onveranderlijk thema: breek met ongerechtigheid en begeef je naar hogere grond.

Wanneer de mensen acht slaan op de woorden van de profeten zegent de Heer hen. Als zijn raad echter in de wind wordt geslagen, zijn leed en verdriet vaak het gevolg. Het Boek van Mormon leert ons deze grote les keer op keer. We lezen dat de bewoners van het oude Amerika wegens hun rechtschapenheid door de Heer werden gezegend en voorspoedig werden. Maar vaak was die voorspoed er de reden van dat zij hun hart verstokten en de Heer, hun God vergaten.3

Voorspoed lijkt het slechtste in sommige mensen naar boven te brengen. In het boek Helaman lezen we over een groep Nephieten die groot verlies en een grote slachting ondergingen. Over hen staat er geschreven: ‘En [het was] wegens de hoogmoed van hun hart, wegens hun buitengewone rijkdommen, ja, omdat zij de armen onderdrukten, de hongerigen hun voedsel onthielden, de naakten hun klederen onthielden, en hun ootmoedige broeders op de wang sloegen, de spot dreven met hetgeen heilig was, de geest van profetie en van openbaring loochenden.’4

Deze ellende was niet op hen neergekomen als ‘er geen goddeloosheid (…) onder hen [had] bestaan’.5 Als ze nou maar acht op de woorden van de profeten van hun tijd hadden geslagen en zich naar hogere grond hadden begeven.

Het natuurlijke gevolg voor hen die het pad van de Heer verlaten is dat ze aan hun eigen kracht worden overgelaten.6 Hoewel we op het hoogtepunt van ons succes wellicht kunnen denken dat we het op eigen kracht afkunnen, komen zij die op de arm des vleses vertrouwen er al snel achter hoe zwak en onbetrouwbaar die in werkelijkheid is.7

Salomo, bijvoorbeeld, gehoorzaamde aanvankelijk de Heer en hield zich aan zijn wet. Daardoor was hij voorspoedig en werd niet alleen met wijsheid gezegend, maar ook met rijkdommen en aanzien. Als hij rechtschapen bleef, beloofde de Heer Salomo dat , Hij ‘[zijn] koningstroon over Israël voor altijd [zou] bevestigen.’8

Maar zelfs na hemelse manifestaties, zelfs na uitermate rijk gezegend te zijn, keerde Salomo zich af van de Heer. Met als gevolg dat de Heer besloot het koninkrijk van hem af te scheuren en aan zijn dienstknecht te geven.9

De naam van die dienstknecht was Jerobeam. Jerobeam was een ijverig man uit de stam Efraïm, die door Salomo over een deel van zijn arbeiders was gesteld.10

Op zekere dag, toen Jerobeam door het land reisde, werd hij benaderd door een profeet, die profeteerde dat de Heer het koninkrijk bij Salomo zou wegnemen en tien van de twaalf stammen van Israël aan Jerobeam zou geven.

Bij monde van zijn profeet beloofde de Heer Jerobeam dat als hij het juiste zou doen ‘Ik met u zal zijn, en u een duurzaam huis zal bouwen, zoals Ik voor David gebouwd heb, en Ik zal u Israël geven.’11

De Heer koos Jerobeam en beloofde hem opmerkelijke zegeningen als hij enkel de geboden gehoorzaamde en zich naar hogere grond begaf. Na de dood van Salomo gingen de woorden van de profeet in vervulling, want tien van de twaalf stammen van Israël volgden Jerobeam.

En gehoorzaamde de nieuwe koning de Heer na zoveel gunsten?

Helaas niet. Hij liet gouden kalveren maken en moedigde het volk aan die te aanbidden. Hij schiep zijn eigen ‘priesterschap’ door uit alle kringen van het volk priesters der hoogten aan te stellen.12 Kortom, ondanks de grote zegeningen die hem te beurt vielen, was de koning slechter dan alle andere voor hem.13 In latere tijden was Jerobeam de standaard waaraan goddeloze koningen van Israël werden gemeten.

Zijn goddeloosheid leidde ertoe dat de Heer zich van Jerobeam afkeerde. De Heer beschikte dat de koning en zijn hele huis zouden worden vernietigd, totdat er niemand meer over was. Deze profetie is later tot op de letter uitgekomen. Het nageslacht van Jerobeam is van de aarde weggevaagd.14

Salomo en Jerobeam zijn voorbeelden van die grote tragische cirkelgang die zo vaak in het Boek van Mormon wordt belicht. Als het volk rechtschapen is, maakt de Heer hen voorspoedig. Voorspoed leidt vaak tot hoogmoed, wat weer tot zonde leidt. Zonde leidt tot goddeloosheid en tot harten die ongevoelig worden voor geestelijke zaken. Uiteindelijk wacht aan het eind van deze weg hartzeer en verdriet.

Dit patroon wordt niet alleen herhaald in het leven van het individu, maar ook voor steden, naties en zelfs de hele wereld. Als de Heer en zijn profeten worden genegeerd staan de gevolgen vast, die vaak vergezeld gaan van groot verdriet en spijt. In onze tijd heeft de Heer gewaarschuwd dat goddeloosheid uiteindelijk zal lieden tot ‘hongersnood en plagen en aardbevingen en de donder des hemels’ totdat ‘de bewoners der aarde de verbolgenheid, de gramschap en de kastijdende hand van een almachtig God […] voelen.’15

Het is echter belangrijk dat we beseffen dat veel fijne en goede mensen lijden onder de rampen die door de natuur en de mens worden veroorzaakt. De heiligen in het begin van deze bedeling werden vervolgd en uit hun huizen verdreven. Sommigen vonden de dood. Maar misschien kwam uit dit lijden dat zij zo goed doorstonden, wel een innerlijke kracht voort die noodzakelijk was voor het werk dat zij nog te doen kregen.

Datzelfde gebeurt ook in onze tijd.

Daar we niet immuun zijn voor rampen, moeten we er lering uit trekken.

Hoewel de Schriften de gevolgen van ongehoorzaamheid laten zien, tonen ze ook wat er kan gebeuren als mensen naar de Heer luisteren en zijn raad opvolgen.

Toen de mensen in de goddeloze stad Nineve de waarschuwende stem van de profeet Jona hoorden, riepen zij de Heer krachtig aan, bekeerden zich en ontliepen zo vernietiging.16

Daar de mensen in de tijd van Henoch slecht waren, gebood de Heer Henoch zijn mond open te doen en de mensen te waarschuwen dat ze zich van hun goddeloosheid moesten afkeren en de Heer hun God moesten dienen.

Henoch overwon zijn angsten en deed wat hem geboden was. Hij ging uit onder het volk en met luide stem getuigde hij tegen hun werken. In de Schriften staat dan dat alle mensen aanstoot aan hem namen. Zij bespraken met elkaar dat er iets vreemds in het land was en dat er een ‘wilde man’ onder hen gekomen was.17

Hoewel velen Henoch haatten, geloofden de nederigen in zijn woorden. Zij gaven hun zonden op en begaven zich naar hogere grond ‘en de Heer zegende het land, en zij werden gezegend op de bergen en op de hoge plaatsen, en waren voorspoedig.’18 In hun geval leidde voorspoed tot mededogen en gerechtigheid in plaats van tot hoogmoed en zonde. ‘En de Heer noemde zijn volk Zion, omdat zij één van hart en één van zin waren en in rechtvaardigheid leefden; en er waren geen armen onder hen.’19

Na zijn opstanding is de Heiland in Amerika verschenen. Door zijn wonderbaarlijke bediening daar, verzachtten de mensen hun hart. Zij gaven hun zonden op en begaven zich naar hogere grond. Zij achtten zijn woorden hoog en probeerden zijn voorbeeld te volgen.

Zij waren zo rechtschapen dat er geen onenigheid onder hen bestond en dat zij elkaar rechtvaardig behandelden. Zij gaven zonder voorbehoud van hun bezit en waren uitermate voorspoedig.

Over dit volk is gezegd dat er ‘stellig geen gelukkiger volk [kon] zijn onder alle volken die door de hand Gods waren geschapen.’20

In onze tijd staan we voor een soortgelijke keuze. We kunnen zo dwaas zijn om de profeten van God te negeren, op onze eigen kracht te vertrouwen en uiteindelijk de gevolgen ondervinden. Of we kunnen zo wijs zijn om tot de Heer te naderen en zijn zegeningen te krijgen.

Koning Benjamin beschreef beide paden en de bijbehorende gevolgen. Hij zei dat wie zich van de Heer afkeren, worden ‘overgeleverd aan een vreselijke beschouwing van hun eigen schuld en gruwelen, wat hen doet terugdeinzen voor de tegenwoordigheid des Heren tot een staat van ellende en eindeloze kwelling’.21

Maar wie zich naar hogere grond begeven en de geboden van God onderhouden ‘worden gezegend in alle dingen, zowel stoffelijke als geestelijke; en indien zij getrouw volharden tot het einde, worden zij in de hemel ontvangen, waardoor zij bij God kunnen wonen in een staat van nimmer eindigend geluk.’22

Hoe weten we in welke richting wij ons begeven? Toen de Heiland op aarde was, werd Hem gevraagd wat het grootste gebod was. Zonder aarzeling zei Hij: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.

‘Dit is het grote en eerste gebod.

‘Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.

‘Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.’23

In deze verzen geeft de Heer duidelijk aan hoe we kunnen weten of we op de goede weg zijn. Wie zich begeven naar hogere grond hebben de Heer met hun hele hart lief. We zien in hun leven de uitingen van die liefde. Zij zoeken hun God in gebed en smeken om zijn Heilige Geest. Zij vernederen zich en openen hun hart voor de leringen van de profeten. Zij maken hun roeping groot en dienen liever zelf dan zich te laten dienen. Zij staan als getuige van God. Zij gehoorzamen zijn geboden en groeien in hun getuigenis van de waarheid.

Ook hebben zij de kinderen van hun hemelse Vader lief en hun leven geeft blijk van die liefde. Zij geven om hun broeders en zusters. Zij voeden, dienen en steunen hun huwelijkspartner en kinderen. Zij verheffen de mensen in hun omgeving in een geest van liefde en goedheid. Zij geven zonder voorbehoud van hun bezit aan anderen. Zij treuren met wie treuren en vertroosten wie vertroosting nodig hebben.24

Deze tocht naar hogere grond zal door iedere discipel van de Heer Jezus Christus moeten worden afgelegd. Het is een tocht die ons en ons gezin uiteindelijk tot de verhoging zal brengen in de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon. Bijgevolg moet onze tocht naar hogere grond door het huis des Heren gaan. Wanneer we tot Christus komen en ons naar hogere grond begeven, zullen we meer tijd in zijn tempel willen doorbrengen, omdat de tempels staan voor hogere grond, heilige grond.

In elke tijd komen we voor een keuze te staan. We kunnen op onze eigen kracht vertrouwen, of we kunnen ons naar hogere grond begeven en tot Christus komen.

Elke keuze heeft een gevolg.

Elk gevolg een bestemming.

Ik getuig dat Jezus de Christus onze Verlosser is, de levende Zoon van de levende God. De hemelen zijn geopend en een liefdevolle hemelse Vader openbaart zijn woord aan de mens. Door middel van de profeet Joseph Smith is het evangelie op aarde hersteld. In onze tijd hebben we een profeet, ziener en openbaarder, president Gordon B. Hinckley, die het woord van God aan de mens openbaart. Zijn stem is in overeenstemming met alle profetische stemmen van weleer.

Hij heeft gezegd: ‘Ik nodig ieder lid van de kerk uit, waar u ook bent, om op te staan en met een vreugdevol hart aan de slag te gaan, het evangelie na te leven, de Heer lief te hebben en het koninkrijk op te bouwen. Samen zullen we op koers blijven en het geloof behouden. De Almachtige zal onze kracht zijn.’25

Broeders en zusters, we zijn geroepen om ons naar hogere grond te begeven.

We kunnen het verdriet en de ellende mijden die het gevolg zijn van ongehoorzaamheid.

We kunnen deelnemen aan vrede, vreugde en eeuwig leven als we gehoor geven aan de woorden van de profeten, ons openstellen voor de invloed van de Heilige Geest en ons hart vullen met liefde voor onze hemelse Vader en onze medemens.

Ik geef u mijn getuigenis dat de Heer allen zegent die het pad van het discipelschap opgaan en zich naar hogere grond begeven. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. ‘Sea Gypsies See Signs in the Waves’, CBS News, 60 Minutes transcript, 20 maart 2005, http://www.cbsnews.com/ stories/2005/03/18/60minutes/main681558 .shtml.

  2. 2 Nephi 25:9.

  3. Helaman 12:2.

  4. Helaman 4:12.

  5. Helaman 4:11.

  6. Zie Helaman 4:13.

  7. Zie Johannes 15:5, ‘zonder Mij kunt gij niets doen’.

  8. Zie 1 Koningen 9:4–5.

  9. Zie 1 Koningen 11:9–10.

  10. Zie 1 Koningen 11:28.

  11. 1 Koningen 11:38.

  12. Zie 1 Koningen 12:28–30; 13:33.

  13. Zie 1 Koningen 14:9.

  14. Zie 1 Koningen 15:29.

  15. LV 87:6.

  16. Zie Jona 3:4–10.

  17. Zie Mozes 6:37–38.

  18. Mozes 7:17.

  19. Mozes 7:18.

  20. 4 Nephi 1:16.

  21. Mosiah 3:25.

  22. Mosiah 2:41.

  23. Matteüs 22:37–40.

  24. Zie Mosiah 18:9.

  25. ‘Blijf op koers, behoud het geloof’, De Ster, januari 1996, p. 96.