2005
Evangelieverbonden en hun beloofde zegeningen
November 2005


Evangelieverbonden en hun beloofde zegeningen

Door de evangelieverbonden na te komen kunnen we boven alle kortstondige beproevingen uitstijgen.

Ik wil vandaag uiting geven aan mijn sterke gevoelens van eerbied en liefde voor onze Vader in de hemel, voor zijn Zoon, de Heer Jezus Christus, en voor de Heilige Geest. En ik geef u mijn getuigenis van de heilige roeping van president Gordon B. Hinckley als de profeet, ziener en openbaarder van de Heer. Ik steun hem met heel mijn hart en wezen.

Ik ben dankbaar voor het verbond van mijn tempelhuwelijk met een fijne, eeuwige metgezellin die ik liefheb en koester. Zij is voortdurend een goed voorbeeld voor mij van liefdevolle zorg voor mensen in nood. Ons huwelijk is gezegend met getrouwe en energieke kinderen en kleinkinderen die ons veel hebben geleerd en nog leren.

Ik ben vooral dankbaar dat mijn broer, zussen en ik uit rechtschapen ouders zijn geboren die hun tempelverbonden trouw zijn gebleven en bereidwillig alles hebben opgeofferd zodat wij veilig het plan van onze hemelse Vader konden volgen. Mijn engelachtige moeder kan ik alleen maar bedanken voor haar grote voorbeeld van moed en geloof en omdat zij de keten van liefde en evangelieverordeningen sterk heeft gehouden.

Ik noem die gewijde relaties vanwege het geluk dat ik ervaar in de wetenschap dat er een bindend verbond tussen hen en ons is dat in de heilige tempel verzegeld is. Ik ben bijzonder dankbaar om te weten dat er, ondanks moeilijkheden die ons nog wachten, hoop en vertrouwen is in de wetenschap dat wij, door de evangelieverbonden na te komen, boven alle kortstondige beproevingen kunnen uitstijgen. Uit de Schriften leren we dat alles uiteindelijk zal goed komen als we onze verbonden getrouw naleven. Koning Benjamin heeft verklaard:

‘En nu, wegens het verbond dat gij hebt gesloten, zult gij de kinderen van Christus worden genoemd (…)

‘Daarom wil ik dat gij de naam van Christus op u neemt, gij allen die met God het verbond hebt aangegaan dat gij tot het einde van uw leven gehoorzaam zult zijn.

‘En het zal geschieden dat wie dat ook doet, ter rechterhand Gods zal worden bevonden’ (Mosiah 5:7–9).

Goed op het sluiten van verbonden letten, is van cruciaal belang voor ons eeuwig heil. Verbonden zijn overeenkomsten die we met onze hemelse Vader sluiten om ons hart, verstand en gedrag toe te wijden aan het naleven van de geboden van de Heer. Zijn wij getrouw in het nakomen van de overeenkomst, dan verbindt Hij zich of belooft Hij ons uiteindelijk te zegenen met al wat Hij heeft.

In het Oude Testament leren we uit de ervaring van Noach met een slechte wereld en het plan van de Heer om de aarde te reinigen het verbondspatroon van de Heer. Vanwege Noachs getrouwheid en standvastige toewijding zei de Heer tegen hem:

‘Maar met u zal Ik mijn verbond oprichten, en gij zult in de ark gaan, gij en uw zonen en uw vrouw en de vrouwen uwer zonen met u. (…)

‘En Noach deed (…) alles wat de Here hem geboden had’ (Genesis 6:18; 7:5).

Nadat het water was gezakt, verlieten ze de ark.

‘En Noach bouwde een altaar voor de Here (….).

‘En God zeide tot Noach en tot zijn zonen met hem:

‘Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht’ (Genesis 8:20; 9:8–9).

Ook wij zijn een heilig verbond aangaan met de Heer dat wij beschermd mogen worden tegen de tegenstander. Net als in de tijd van Noach leven wij in een tijd van profetische beloften en de vervulling daarvan. In de afgelopen acht jaar zijn er 71 nieuwe tempels ingewijd — een knap stukje werk onder leiding van de profeet van de Heer dat in sommige opzichten misschien te vergelijken is met de bouw van de ark in de tijd van Noach.

Onze levende profeet, president Gordon B. Hinckley, heeft ons uitgenodigd om de tempel te betreden waar we verbonden met de Heer kunnen sluiten.

Net als in de tijd van Noach kunnen onze pogingen om ons aan die verbonden te houden vaak gepaard gaan met een zekere mate aan opoffering. Die opoffering, hoe klein of groot ook, bepaalt vaak hoe toegewijd wij verstandelijk en emotioneel zijn aan onze onderworpenheid aan de wil van onze hemelse Vader. Het patroon van opoffering omvat vaak een periode van moeilijkheden waarin we de consequenties van onze beslissingen moeten evalueren en afwegen. De keuzes zijn niet altijd zo duidelijk of makkelijk, dus blijven we worstelen. Als we uiteindelijk besluiten om een einde te maken aan die worsteling en onze wil ondergeschikt te maken aan die van de Heer, bereiken we een nieuw begripsniveau. Dit proces is vaak het herkenbaarst als we een groot drama meemaken of met een groot probleem zitten.

Enkele weken geleden werd tijdens een scoutkamp in de bergen ten oosten van Salt Lake City een jongeman dodelijk getroffen door bliksem. Zijn ouders werden in rouw gedompeld en waren kapot van het verlies van hun zoon. Ze worstelden daar in stilte mee en vroegen zich af waarom het was gebeurd. Maar omdat hun hart onderworpen was en hun geloof sterk, kwam er een grote uitstorting van liefde van de Heer. Te midden van hun verdriet ontstond er stilletjes een vast voornemen om zonder boos te worden de uitkomst van deze gebeurtenis te aanvaarden. Met hun aanvaarding kregen zij een bredere kijk op het doel van het leven en werden zij herinnerd aan de verbonden die ze gesloten hadden. Hoewel zij nog steeds veel verdriet hadden om hun plotselinge verlies, merkten ze dat ze een hoger niveau bereikten en vastbesloten waren om zich meer dan ooit vast te houden aan hun verbonden en zo te leven dat ze verzekerd zouden zijn van een vreugdevolle hereniging met hun zoon.

Het sluiten van verbonden in deze bedeling heeft een nieuw perspectief gekregen in vergelijking met de tijd van Noach. Wij zijn niet alleen verantwoordelijk voor het sluiten van onze eigen verbonden, maar hebben ook de taak gekregen om de gegevens van onze overleden familieleden op te zoeken en de deur open te zetten voor allen die verbonden willen sluiten en in aanmerking komen voor de evangelieverordeningen.

Het werk voor hen die dit leven hebben verlaten, gaat met de hulp van hemelse heerscharen grote sprongen voorwaarts. President Joseph F. Smith heeft over zijn visioen over de verlossing van de doden geschreven:

‘Maar zie, uit de rechtvaardigen stelde Hij zijn heerscharen samen en wees boodschappers aan, bekleed met macht en gezag, en machtigde hen om uit te gaan (…).

‘Ik zag dat de getrouwe ouderlingen uit deze bedeling, wanneer zij het sterfelijk leven verlaten, hun arbeid van de prediking van het evangelie van bekering en van verlossing (…) voortzetten (…)’ (LV 138:30, 57).

Verder leren wij uit de Schriften dat ‘de profeten die van Hem hadden getuigd in het vlees’ (LV 138:36) zich ook onder die zendelingen bevonden. Ik denk bijvoorbeeld aan deze zendelingen: Petrus, Paulus, Alma, Johannes, Joseph, Nephi.

Wie dit visioen van president Smith heeft gelezen en weet welke zendelingen er zijn aangewezen om dit werk te doen, zou denken dat dit uiterst motiverend voor ieder van ons zou werken om ons verbond na te komen en de namen op te zoeken van overleden familieleden en alle beschikbare tijd door te brengen in de tempel. Maar ik kan u, met enig vertrouwen in de juistheid hiervan, mededelen dat vele tempels nog tijd over hebben zodat u de raad van het Eerste Presidium ter harte kunt nemen om wat van uw vrije tijd opzij te zetten en die te wijden aan het verrichten van tempelverordeningen. Ik bid dat wij gehoor zullen geven aan deze oproep om naar de tempel te gaan.

Het stemt mij nederig dat mij deze roeping is toevertrouwd en ik bid dat ik naar mijn verbonden met de Heer mag handelen en mij mag onderwerpen aan de leiding van de Geest. Ik geef u mijn plechtig getuigenis van de Heer Jezus Christus en van de herstelling van zijn evangelie door middel van de profeet Joseph Smith. Ik betuig mijn liefde voor de verbonden en verordeningen van de tempel en beloof u dat ik met verdubbelde inzet zal deelnemen aan het werk dat in deze heilige huizen van God wordt gedaan. Ik weet dat de Heer ons zal zegenen met zijn heilige tegenwoordigheid als we heilige verbonden sluiten en nakomen. Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.