Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 20: Broederschap met andersdenkenden


Hoofdstuk 20

Broederschap met andersdenkenden

‘Laten we goede mensen, ongeacht hun godsdienst en ongeacht waar zij wonen de helpende hand reiken.’

Uit het leven van Gordon B. Hinckley

President Gordon B. Hinckley zei tijdens een conferentie van godsdienstige leiders in november 1994:

‘Onze leerstellige overtuigingen verschillen. Hoewel we andere geloofsopvattingen hebben, denk ik dat we het allemaal eens zijn over het kwaad en de problemen in de wereld en in de samenleving. We weten dat het onze grote taak en kans is om eensgezind voor deugdzaamheid en zedelijkheid op te komen, voor respect voor alle mensen als kinderen van God, voor de behoefte aan beleefdheid en hoffelijkheid in onze omgang en voor het behoud van het gezin dat als de basiseenheid van de samenleving door God ingesteld is.

‘[…] Ieder van ons koestert het verlangen om voor de armen te zorgen, de bedroefden op te bouwen, en al wie om welke reden ook moeilijkheden of pijn ervaren vertroosting, hoop en hulp te bieden.

‘We beseffen dat we de wonden van de samenleving moeten genezen en het pessimisme van deze tijd door optimisme en geloof moeten vervangen. We moeten beseffen dat we elkaar niet hoeven te beschuldigen of bekritiseren. We moeten onze invloed gebruiken om kwade en wraakzuchtige stemmen het zwijgen op te leggen.

‘[…] Onze kracht ligt in onze keuzevrijheid. We kunnen zelfs in onze verschillen kracht vinden. Maar er schuilt nog meer kracht in de volmacht die God ieder van ons gegeven heeft om al zijn zoons en dochters op te bouwen en tot zegen te zijn, ongeacht hun etnische, nationale of andere verschillen. […]

‘Ik bid dat de Heer ons zal helpen om eensgezind alle haat, onverdraagzaamheid, racisme en andere tweedracht zaaiende woorden en daden uit ons hart en onze samenleving te bannen. Spottende en racistische opmerkingen, haatdragende benamingen, kwaadwillige roddels en het verspreiden van gemene en boosaardige geruchten horen niet thuis onder ons.

‘Ik bid dat God ons met zijn vrede zal zegenen. Ik bid dat Hij ons met een dankbaar hart zal zegenen, met het verlangen om met wederzijds respect met elkaar om te gaan en om samen onze gemeenschap tot zegen te zijn.’1

Een jaar later sprak president Hinckley een groep wereldlijke leiders toe. Het was een kleine groep van ongeveer dertig man, maar allemaal heel invloedrijk. De groep bestond uit directeurs, hoofdredacteurs, producenten en reporters van de prominente nieuwsmedia in de Verenigde Staten. In een ‘sympathieke en soms grappige uitwisseling’ gaf hij ‘een overzicht van de internationale omvang van de kerk. Hij sprak over het zendingswerk, de humanitaire hulpverlening en educatieve werkzaamheden. Vervolgens bood hij aan om vragen te beantwoorden. […] Hij beantwoordde elke vraag oprecht en zonder enige aarzeling of blijk van verlegenheid.’ De aanwezigen uitten hun verbazing over zijn openhartigheid, waarop hij antwoordde dat hij alleen niet over de heilige tempelverordeningen in detail wilde treden. ‘Maar voor al het andere staat de deur wijd open’, zei hij.

Tijdens het vraag-en-antwoordgesprek zei Mike Wallace, een ervaren reporter van het tv-programma 60 Minutes, dat hij een bijzonder verslag over president Hinckley wilde maken. President Hinckley dacht even na en zei: ‘Dankuwel. Ik neem het risico.’2

President Hinckley gaf later toe dat hij wat bedenkingen over het gesprek met Mike Wallace had. Hij had namelijk de reputatie een lastige reporter te zijn. Hij legde uit waarom hij toch besloot in het gesprek toe te stemmen:

‘Ik vond dat dit een goede gelegenheid was om enkele positieve aspecten van onze cultuur en boodschap aan miljoenen mensen te presenteren. Ik kwam tot de conclusie dat het beter is om een kans te wagen dan weg te duiden en niets te doen.’3

Het gesprek over een aantal uiteenlopende vragen bevatte onder andere deze dialoog:

Mr. Wallace: ‘Hoe kijkt u tegen niet-mormonen aan?’

President Hinckley: ‘Met liefde en respect. Ik heb veel niet-mormoonse vrienden. Ik respecteer ze. Ik heb de grootst mogelijke bewondering voor ze.’

Mr. Wallace: ‘Hoewel ze het licht nog niet gezien hebben?’

President Hinckley: ‘Ja. Tegen iedereen die geen lid van de kerk is, zeg ik dat we al hun deugden, al hun goede punten onderkennen. Neem die mee en kijk of wij er iets aan kunnen toevoegen.’4

Tegen de tijd dat het interview afgelopen was, hadden president Hinckley en Mike Wallace vriendschap gesloten. Meneer Wallace noemde president Hinckley een ‘warme, attente, keurige en optimistische leider’ die ‘de bijna algemene bewondering die hij geniet ten volle verdient’.5

Afbeelding
zendelingen dienen

President Hinckley heeft ons aangemoedigd om ons samen met andersdenkenden ‘in onze gemeenschap voor de goede zaak’ in te zetten.

Leringen van Gordon B. Hinckley

1

Als we in gedachten houden dat alle mensen kinderen van God zijn, zullen we anderen meer opbouwen en helpen.

We moeten nooit vergeten dat we in een wereld met veel diversiteit leven. De mensen op aarde zijn allemaal kinderen van onze Vader, maar ze hebben veel verschillende godsdienstige overtuigingen. We moeten tolerantie aanleren en elkaar waarderen en respecteren.6

Er moeten in geen enkel land conflicten tussen verschillende groepen van welke soort dan ook zijn. Er moet thuis geleerd worden dat we allen kinderen van God, onze eeuwige Vader, zijn. Aangezien Hij onze Vader is, moeten we broederlijk met elkaar omgaan.7

Als we voortdurend ons goddelijk erfgoed in gedachten houden, en dat God onze vader is en wij elkaars broeders en zusters zijn, zullen we een beetje toleranter en vriendelijker zijn, en meer geneigd om anderen op te bouwen, te helpen en te steunen. We zullen ons minder makkelijk verlagen tot het doen van ongepaste dingen. We zijn kinderen van God en hebben Hem lief. Laten we daar wat meer naar handelen.8

2

We moeten andersdenkenden respecteren, waarderen en vriendelijk behandelen.

‘Wij eisen het goed recht de almachtige God te aanbidden volgens de stem van ons eigen geweten, en kennen alle mensen hetzelfde goed recht toe: laat hen aanbidden hoe, waar of wat zij willen’ (Geloofsartikelen 1:11).

Wat is dat belangrijk! Hoewel we geloven dat we God volgens onze eigen leer moeten aanbidden, zijn we niet arrogant, zelfingenomen of hoogmoedig. We kennen iedereen het recht toe om te aanbidden zoals ze willen. Veel problemen in de wereld hebben hun oorsprong in godsdienstige conflicten. Ik ben blij dat ik met mijn katholieke vrienden kan praten. Ik ben blij dat ik met mijn protestantse vrienden kan praten. Ik zou ze verdedigen, net als de kerk in het verleden gedaan heeft en zal blijven doen.9

Ik dring er bij alle leden van de kerk op aan respect en waardering te tonen voor andersdenkenden. Er is zoveel behoefte aan verdraagzaamheid en wederzijds respect onder de verschillende godsdiensten en levensbeschouwingen. Wij mogen geen aanhangers zijn van welke leer van etnische superioriteit dan ook. We leven in een wereld van verscheidenheid. We kunnen en moeten respect opbrengen voor diegenen die leringen verkondigen waarmee wij het niet eens zijn. We moeten bereid zijn om het op te nemen voor hen die mogelijk het slachtoffer van onverdraagzaamheid geworden zijn.

Ik vraag uw aandacht voor de volgende uitspraak die Joseph Smith in 1843 heeft gedaan:

‘Als het is aangetoond dat ik bereid ben om te sterven voor een “mormoon”, dan ben ik stoutmoedig genoeg om voor de hemel te verklaren dat ik net zo bereid ben om te sterven ter verdediging van de rechten van een presbyteriaan, een baptist of een goed mens die tot een andere godsdienst behoort; want hetzelfde beginsel dat de rechten van de heiligen der laatste dagen zou vertrappen, zou de rechten van de rooms-katholieken vertrappen of van welke andere godsdienst dan ook.’ (History of the Church, deel 5, 498.)10

We mogen het contact met andersdenkenden niet vermijden. We mogen nooit denken dat we beter zijn dan anderen. We mogen niet zelfingenomen zijn. We moeten grootmoedig, openhartig en vriendelijk zijn. We kunnen ons geloof behouden. We kunnen onze godsdienst beleven. We kunnen aanbidden zoals we willen zonder anderen te beledigen. Ik grijp deze gelegenheid aan om tot een geest van tolerantie en menslievendheid, van vriendschap en liefde ten opzichte van andersdenkenden aan te sporen.11

We mogen niet onvriendelijk zijn als we over leerstellige verschillen praten. Er is geen plaats voor venijn. Maar we mogen de kennis die door openbaring tot ons is gekomen nooit verloochenen of water bij de wijn doen. De sleutels en bevoegdheid zijn rechtstreeks verleend door hen die ze van oudsher bezaten. Laten we niet vergeten dat dit de herstelling is van zaken die door de Heiland van de wereld zijn ingesteld. […]

We kunnen andere godsdiensten respecteren en moeten dat ook doen. We moeten inzien dat ze veel goed werk doen. We moeten onze kinderen leren dat ze verdraagzaam en vriendelijk moeten zijn tegenover andersdenkenden.12

We willen andere godsdiensten niet beledigen. We willen andere godsdiensten geen kwaad doen. We kibbelen niet met andere godsdiensten. We debatteren niet met andere godsdiensten. Tegen andersdenkenden zeggen we gewoon: ‘Neem alle waarheid mee die u hebt en laat ons daar waar mogelijk iets aan toevoegen.’13

3

We kunnen ons samen met anderen voor de goede zaak inzetten zonder leerstellige compromissen te sluiten.

We kunnen met andere godsdiensten samenwerken door allerlei projecten in de eeuwigdurende strijd tegen maatschappelijk kwaad dat onze o zo belangrijke kostbare waarden bedreigt; en dat doen we ook. Deze mensen hebben niet hetzelfde geloof, maar ze zijn onze vrienden, buren en partners in allerlei zaken. We zetten hun inspanningen graag kracht bij.

Maar we hoeven daarom geen leerstellige compromissen te sluiten. Dat hoeven we en dienen we niet te doen. Er is echter een mate van broederschap in onze samenwerking.14

Laten we niet vergeten dat we geloven welwillend te moeten zijn en goed te moeten doen aan alle mensen. Ik ben ervan overtuigd dat we onze kinderen doeltreffend genoeg kunnen onderwijzen, zodat we niet bang hoeven te zijn dat ze hun geloof zullen verliezen door vriendelijk en attent met mensen die niet in de leer van deze kerk geloven om te gaan. […] Laten we ons in onze gemeenschap voor de goede zaak inzetten. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het om ernstige morele kwesties gaat. Dan moeten we onbuigzaam in onze principes zijn. Maar in dergelijke gevallen kunnen we beleefd van mening verschillen zonder onaangenaam te zijn. We kunnen de oprechtheid erkennen van hen wiens standpunt we niet kunnen aanvaarden. We kunnen beginselen bespreken zonder persoonlijk te worden.

Laten we de zaken die de leefomgeving verbeteren en de burgers van de gemeenschap tot zegen zijn steunen en er medewerking aan verlenen. […]

Leer de mensen voor wie u verantwoordelijk bent het belang van goed burgerschap. Moedig ze aan om betrokken te raken en onthoud dat de zachte stem van gezond verstand in publieke debatten overtuigender is dan de luidruchtige, schreeuwende stem van protest. Als onze leden zulke taken aanvaarden, zijn ze hun gemeenschap, gezin en de kerk tot zegen.15

Afbeelding
vrouwen omhelzen elkaar

‘Onze vriendelijkheid zou wel eens het meest overtuigende argument van onze geloofsopvatting kunnen zijn.’

We mogen ons nooit aan de macht van het kwaad overgeven. We kunnen en moeten de normen in stand houden waar de kerk al sinds het begin voor staat. Er is een betere weg dan de weg van de wereld. En als dat betekent dat we er alleen voor staan, moeten we het toch doen.

Maar we staan er niet alleen voor. Ik ben ervan overtuigd dat er in heel de wereld miljoenen mensen zijn die bedroefd zijn om het kwaad om hen heen. Ze houden van deugdzame, goede en opbouwende zaken. Ook zij zullen hun stem verheffen en moeite doen om die waarden te verdedigen die het behouden en ontwikkelen waard zijn.16

Laten we voor de machten van het goede bidden. Laten we de helpende hand uitsteken naar goede mensen, ongeacht hun godsdienst en ongeacht waar zij wonen. Laten we pal staan tegen het kwaad in binnen- en buitenland. […] We kunnen allemaal een goede invloed in de wereld zijn.17

4

Als we anderen met liefde, respect en vriendelijkheid behandelen, tonen we dat we ware discipelen van Jezus Christus zijn.

We vervullen onze bijzondere zending in opdracht van de herrezen Heer, die in deze allerlaatste bedeling heeft gesproken. Dit is zijn unieke, wonderbare werk. Wij getuigen van Hem. Maar dat hoeven we niet met hoogmoed of zelfgenoegzaamheid te doen.

Petrus heeft gezegd: ‘U bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte.’ Waarom? ‘Opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht’ (1 Petrus 2:9). […]

Laten wij ware discipelen van Christus zijn en de gulden regel naleven, namelijk anderen zo behandelen als wij behandeld willen worden. Laten wij ons geloof en dat van onze kinderen versterken en intussen aardig zijn tegen andersdenkenden. Liefde en respect overwinnen elk gevoel van vijandigheid. Onze vriendelijkheid zou wel eens het meest overtuigende argument van onze geloofsopvattingen kunnen zijn.18

Ik zou willen voorstellen dat wij zo’n houding zouden aannemen dat zij die geen lid van de kerk zijn, aangemoedigd worden om contact te zoeken, zodat ze de prachtige programma’s van de kerk leren kennen.

Ik moet aan een gedicht van Edwin Markham denken:

‘Hij trok een cirkel die mij buitensloot —

een ongelovige, een rebel, een idioot.

Maar de liefde en ik waren slim en konden winnen.

We trokken een cirkel en sloten hem binnen!’19

We hoeven zeker niet over [onze godsdienst] op te scheppen of arrogant te doen. Daarmee loochenen we de Geest van Christus, die we behoren na te volgen. Die Geest uit zich in het hart en de ziel, in onze rustige, bescheiden levenswijze.

We hebben allemaal weleens mensen gezien die we bijna benijden, omdat ze een levenswijze hebben die de schoonheid van het evangelie weergeeft. Ze hoeven het evangelie niet te vermelden omdat ze het met hun gedrag hebben verweven.

We kunnen wat zachter spreken. We kunnen kwaad met goed vergelden. We kunnen glimlachen als boosheid makkelijker zou zijn. We kunnen ons beheersen en elke belediging naast ons neerleggen.20

Begrijpen we werkelijk het enorme belang van wat we hebben? Dit is het slot van de generaties van de mens, het laatste hoofdstuk in het hele panorama van de menselijke ervaring.

Maar dat houdt niet in dat wij superieur zijn. Integendeel, het zou ons moeten verootmoedigen. Daardoor dragen we de onontkoombare verantwoordelijkheid om alle andere mensen de hand te reiken in de geest van de Meester die ons heeft geleerd: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (Mattheüs 19:19). Wij moeten eigendunk afleggen en boven kleingeestig eigenbelang uitstijgen. […]

Wij van deze generatie zijn de opbrengst van al wat vóór ons is gezaaid. Het is niet genoeg om alleen maar als lid van deze kerk bekend te staan. Er rust een heilige plicht op ons. Laten we die onderkennen en uitvoeren.

We moeten leven als ware volgelingen van Christus: naastenliefde voor allen tonen, kwaad met goed vergelden, door ons voorbeeld in de wegen van de Heer onderwijzen en het grote werk verrichten dat Hij ons heeft opgedragen.21

Uit het inwijdingsgebed van het Conferentiecentrum in Salt Lake City (Utah, VS): Mogen wij, als lid van uw kerk, gastvrij en vriendelijk zijn. Mogen wij de normen en gebruiken aanhouden waarom wij bekendstaan en anderen het recht toekennen om te aanbidden wie, ‘waar of wat zij willen’ [Geloofsartikelen 1:11]. Zegen ons dat wij als goede buren iedereen de helpende hand zullen toesteken. Mogen wij de handen opheffen en de zwakke knieën sterken van ieder die in nood is [zie LV 81:5]. Mogen wij allen in vrede, met onderling respect en waardering samenleven.22

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Waarom is het in onze omgang met anderen goed om in gedachten te houden dat we allemaal kinderen van God zijn? (Zie onderdeel 1.) Hoe kunnen we meer waardering en respect voor anderen ontwikkelen? Hoe kunnen volwassenen kinderen leren om anderen te waarderen en te respecteren?

  • Neem president Hinckleys raad over onze omgang met andersdenkenden door (zie onderdeel 2). Hoe kunnen we nagaan of we in die omgang arrogant of zelfingenomen zijn? Hoe kunnen we vriendelijker en liefdevoller ten opzichte van andersdenkenden zijn?

  • Waarom is het belangrijk dat de leden van de kerk zich samen met anderen voor de goede zaak inzetten? (Zie onderdeel 3.) Kunt u voorbeelden van zulke projecten geven? Hoe kunnen we in onze gemeenschap het goede meer promoten?

  • Wat kunnen we van president Hinckleys leringen in onderdeel 4 over discipelschap leren? Hoe hebt u gezien dat liefde en respect vijandige gevoelens overwinnen? Waarom is ons gedrag ten opzichte van anderen ‘het meest overtuigende argument van onze geloofsopvattingen’? Bedenk specifieke dingen die u kunt doen om anderen de hand te reiken.

Relevante Schriftteksten

Mattheüs 7:12; Lukas 9:49–50; Johannes 13:34–35; 1 Johannes 4:7–8; LV 1:30; 123:12–14; Geloofsartikelen 1:13

Studietip

‘Een goed begrip van het evangelie brengt vreugdevolle gevoelens teweeg. Die zullen u ertoe aanzetten om uw kennis in praktijk te brengen. Probeer in overeenstemming met uw kennis te leven. Dan zullen uw geloof, kennis en getuigenis groter worden.’ (Predik mijn evangelie [2004], 19.)

Noten

  1. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), 663–664.

  2. In Sheri L. Dew, Go Forward with Faith: The Biography of Gordon B. Hinckley (1996), 537–538.

  3. ‘Remember … Thy Church, O Lord’, Ensign, mei 1996, 83.

  4. ‘This Thing Was Not Done in a Corner’, Ensign, november 1996, 51.

  5. Mike Wallace, in Gordon B. Hinckley, Standing for Something: Ten Neglected Virtues That Will Heal Our Hearts and Homes (2000), VIII.

  6. ‘The Work Moves Forward’, Ensign, mei 1999, 5.

  7. ‘Four Simple Things to Help Our Families and Our Nations’ Ensign, september 1996, 7.

  8. ‘Messages of Inspiration from President Hinckley’, Church News, 5 oktober 1996, 2.

  9. Discourses of President Gordon B. Hinckley, Volume 2: 2000–2004 (2005), 417.

  10. ‘This Is the Work of the Master’, Ensign, mei 1995, 71; zie ook Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 372.

  11. ‘Remarks at Pioneer Day Commemoration Concert’, Ensign, oktober 2001, 70.

  12. ‘We Bear Witness of Him’, Ensign, mei 1998, 4.

  13. Discourses of President Gordon B. Hinckley, Volume 2, 350.

  14. ‘We Bear Witness of Him’, 4–5.

  15. Teachings of Gordon B. Hinckley, 131.

  16. ‘Sterk en onverzettelijk standhouden’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 10 januari 2004, 20.

  17. ‘The Times in Which We Live’, Ensign, november 2001, 74.

  18. ‘We Bear Witness of Him’, 5.

  19. ‘Four B’s for Boys’, Ensign, november 1981, 41; citaat uit Edwin Markham, ‘Outwitted’, in The Best Loved Poems of the American People, geselecteerd door Hazel Felleman (1936), 67.

  20. Zie ‘Iedereen een beter mens’, Liahona, november 2002, 100.

  21. Zie ‘In glorie rijst die schone dag’, Liahona, mei 2004, 83–84.

  22. Inwijdingsgebed van het Conferentiecentrum, in ‘This Great Millennial Year’, Ensign, november 2000, 71.