Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 15: Het heilige priesterschap


Hoofdstuk 15

Het heilige priesterschap

‘Ik hou van het priesterschap van deze kerk. Het leeft. Het is het hart en de kracht van dit werk. Het is de macht en het gezag waardoor God, onze eeuwige Vader, zijn werk op aarde volbrengt.’

Uit het leven van Gordon B. Hinckley

In 1980 namen ouderling Gordon B. Hinckley en zijn vrouw, Marjorie, deel aan een rondreis van drie weken door Azië. Ze spraken in gebiedsconferenties en woonden de inwijding van de Tokiotempel (Japan) bij. Vóór ze terug naar huis gingen, bezochten ze het zendingsgebied Sendai (Japan), waar ouderling Hinckley de stichting van de eerste ring in het zendingsgebied presideerde. Vlak vóór een gesprek met het nieuwe ringpresidium benaderde ouderling Hinckley de zendingspresident, Kiyoshi Sakai. ‘Hij vroeg de verbaasde president Sakai of hij gewijde olie bij zich had en zei vervolgens: “Ik ben uitgeput; kunt u me een zalving geven?” President Sakai heeft daarover gezegd: “Ik was bang en voelde me niet sterk genoeg om een apostel van de Heer te zalven. Ik zei dat ik het niet in het Engels kon doen. Ouderling Hinckley zei dat Japans ook mocht. En dus stemden ouderling Hitoshi Kashikura, de regionaal vertegenwoordiger, en ik in.” Na de zalving zei ouderling Hinckley eenvoudigweg: “Bedankt, bedankt. Nu kan ik morgen naar huis terugkeren.”

‘De volgende ochtend zag ouderling Hinckley er sterk en gezond uit. Toen president Sakai hem vroeg hoe hij zich voelde, antwoordde hij: “Dai Jobu, kiplekker. Ik voel me goed.” Een paar dagen later kreeg president Sakai een brief van ouderling Hinckley, waarin hij schreef: “[…] Ik waardeer de zalving die u me gegeven hebt enorm. Ik begon me meteen beter te voelen. Ik ben snel en volledig hersteld. Mijn vrouw en ik zijn erg dankbaar dat we bij u in het zendingshuis mochten verblijven.”’1

President Hinckley getuigde vaak van de zegeningen van het priesterschap, van wonderbaarlijke, maar tijdelijke zegeningen van lichamelijk herstel tot eeuwige, verbindende zegeningen door tempelverordeningen. Hij heeft gezegd: ‘Ik geloof dat het priesterschap goddelijk gezag in zich draagt — de macht om te zegenen, de macht om te genezen, de macht om leiding te geven aan de zaken Gods, en de macht om dat wat op aarde gebonden is ook in de hemel te binden.’2

Afbeelding
vrouw krijgt zegen

‘Met [het priesterschap] is er niets onmogelijk voor de verbreiding van het werk van het koninkrijk Gods.’

Leringen van Gordon B. Hinckley

1

God heeft het priesterschap en de sleutels van het koninkrijk van de hemel hersteld.

De macht en het gezag van het priesterschap [zijn] eertijds aan de mens gegeven. De lagere bevoegdheid werd aan de zoons van Aäron gegeven om in aardse zaken en in enkele heilige geestelijke verordeningen te bedienen. Het hogere priesterschap werd door de Heer zelf aan zijn apostelen gegeven, volgens zijn bekendmaking aan Petrus: ‘En Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven; en wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn’ (Mattheüs 16:19).

De volledige herstelling van het priesterschap omvatte de komst van Johannes de Doper […] en van Petrus, Jakobus en Johannes. […] Het omvatte de komst van Mozes, Elias en Elia, die bepaalde sleutels van het priesterschap terugbrachten om in deze grote, laatste bedeling van de volheid der tijden de herstelling van alle ordeningen en verordeningen van de voorgaande bedelingen te voltooien.

Wij hebben het priesterschap. […] Dat weten we omdat we de macht van het priesterschap hebben gezien. We hebben gezien dat de zieken werden genezen, dat de verlamden weer konden lopen, en dat zij die zich in duisternis bevonden licht, kennis en begrip hebben ontvangen.3

De profeet Joseph Smith heeft [het priesterschap] eens als volgt omschreven: ‘Het priesterschap is een eeuwig beginsel; het bestaat al voor eeuwig bij God en zal voor eeuwig blijven bestaan, zonder begin van dagen of einde van jaren.’ (History of the Church, deel 3, 386.)

Het is werkelijk de macht van de Almachtige die Hij aan de mens heeft gegeven om in zijn naam en in zijn plaats te handelen. Het is gedelegeerd goddelijk gezag. Het verschilt van alle andere machten en bevoegdheden op aarde. Dan is het geen wonder dat het is hersteld door herrezen wezens die het eertijds droegen, zodat er geen twijfel over het gezag en de rechtsgeldigheid bestaat. Zonder het priesterschap zou er slechts in naam een kerk zijn, zonder het gezag om de dingen Gods te bedienen. Met [het priesterschap] is er niets onmogelijk voor de verbreiding van het werk van het koninkrijk Gods. Het is goddelijk van aard. Het is zowel tijdelijk als eeuwig gezag. Het is de enige macht op aarde die voorbij de sluier reikt.4

2

Het priesterschap is de macht en het gezag waardoor God zijn werk volbrengt.

Ik hou van het priesterschap van deze kerk. Het leeft. Het is het hart en de kracht van dit werk. Het is de macht en het gezag waardoor God, onze eeuwige Vader, zijn werk op aarde volbrengt.5

Het heilig priesterschap omvat het gezag om op aarde de zaken van het koninkrijk van God te besturen. Drie presiderende hogepriesters dienen de kerk met openbaring van de Heer te presideren. Ze moeten door de Raad der Twaalf Apostelen bijgestaan worden, die op hun beurt door […] de Zeventig bijgestaan worden. De Presiderende Bisschap, die uit drie leden bestaat, is op aanwijzing van het Eerste Presidium verantwoordelijk voor materiële zaken. Al die mensen zijn priesterschapsdragers. Ze besturen de kerk met de macht en het gezag die ze van God ontvangen hebben. Dat geldt ook voor de ringen en wijken met presidiums en bisschappen. Dat geldt ook voor de quorums. De leidinggevenden van de hulporganisaties doen het werk onder leiding en met de machtiging van de priesterschap. Zonder het priesterschap kan de kerk misschien wel structuur hebben, maar geen inhoud. Dit is de Kerk van Jezus Christus die door het gezag van ‘de orde van de Zoon van God’ bestuurd wordt. (LV 107:3).6

3

Iedereen dient aan de zegeningen van het priesterschap deel te hebben.

[Het priesterschap] maakt deel uit van het plan van God, onze eeuwige Vader, om al zijn zoons en dochters te zegenen.7

Het heilige priesterschap omvat de macht om te zegenen. Voor de Aäronische priesterschap omvat het het gezag om de zinnebeelden rond te dienen van het vlees en bloed van de Heer die zijn leven voor alle mensen gegeven heeft. Het avondmaal en onze deelname aan die zinnebeelden is de kern van onze sabbatheiliging. Het omvat een hernieuwing van onze verbonden met God. Het omvat de belofte dat we zijn Heilige Geest bij ons mogen hebben. Het is een zegening zonder weerga, waaraan iedereen deel kan hebben, en die mogelijk gemaakt wordt door het gezag dat aan trouwe jongemannen gegeven is. […]

Het Melchizedekse priesterschap omvat het gezag om de Heilige Geest te verlenen. Het is zo’n zegen om de helpende invloed van een lid van de Godheid te hebben, die gave die we ontvangen hebben van mannen die met goddelijk gezag handelden. Als we in deugd blijven wandelen, kunnen we de vervulling meemaken van deze belofte van de Heer: ‘De Heilige Geest zal uw constante metgezel zijn en uw scepter een onveranderlijke scepter van gerechtigheid en waarheid; en uw heerschappij zal een eeuwigdurende heerschappij zijn, en zonder dwang zal die u toevloeien, voor eeuwig en altijd’ (LV 121:46).

Het priesterschap omvat de macht om de zieken te zalven. Is er iemand onder u die die goddelijke macht nog niet gebruikt of gevoeld heeft? Kan iemand enigszins aan de doeltreffendheid van die macht twijfelen? We kunnen over heilige, geweldige wonderen vertellen, waarvan we zelf getuige geweest zijn. […]

Dat heilige Melchizedekse priesterschap omvat de macht om te troosten, te steunen, te leiden en om met profetie te zegenen. Er zijn patriarchen in ons midden die krachtens het gezag dat zij dragen onze afstamming kenbaar maken en zegens van leiding uitspreken. Die zegens zijn als een anker, waaraan we ons in de stormen van het leven kunnen vastklampen.

De ultieme uiting van het priesterschap omvat het gezag om op aarde te verzegelen, en zo’n verzegeling is ook in de hemel van kracht. Het is uniek en geweldig. Het is het gezag dat in de tempel van God uitgeoefend wordt. Het wordt zowel voor de levenden als voor de doden aangewend. Het is de kern van de eeuwigheid. Het is goddelijke macht die de Almachtige ons verleend heeft als onderdeel van zijn grote plan voor de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens.

Wat is die gave van God van grote waarde!8

4

Zoons van God die zijn goddelijk gezag dragen, moeten trouw zijn aan het allerbeste in hen.

Elke man die goed leeft, komt ongeacht zijn nationaliteit, etnische achtergrond of enige andere factor in aanmerking om het priesterschap te ontvangen. Zijn gehoorzaamheid aan de geboden van God is de bepalende factor. Men ontvangt het priesterschap alleen als men volgens de Heer goed leeft. […]

Dat is het wonder van dit priesterschap. Rijkdom speelt geen rol. Opleiding speelt geen rol. De eer van mensen speelt geen rol. De bepalende rol is iemands aanvaardbaarheid voor de Heer.9

De tijd is aangebroken voor ieder aan wie het Aäronische of Melchizedekse priesterschap is verleend en die tot een van de ambten geordend is om over zijn leven na te denken, zijn tekortkomingen vast te stellen en zich te bekeren van zaken die niet in overeenstemming zijn met de hoge en heilige opdracht die hij heeft ontvangen. […]

Geen enkele man, jong of oud, […] die geordend is, mag het priesterschap dat hij draagt, geringschatten. Hij is een samenwerking met God aangegaan. Er rust een stevige, heilige plicht op zijn schouders om zo te leven dat hij als bevoegd vertegenwoordiger in de naam van God kan spreken en handelen.10

Zelfs al leggen zij die daartoe het gezag bezitten de handen op ons hoofd en worden wij geordend, wij kunnen door ons gedrag elk recht om dit goddelijke gezag uit te oefenen, tenietdoen en verliezen.

[…] ‘Geen macht of invloed kan of dient krachtens het priesterschap te worden gehandhaafd dan alleen door overreding, door lankmoedigheid, door mildheid en zachtmoedigheid, en door ongeveinsde liefde;

‘door vriendelijkheid en zuivere kennis, hetgeen de ziel zonder huichelarij en zonder bedrog in grote mate zal verruimen’ (LV 121:41–42).

Welnu, broeders, dat zijn de grenzen waarbinnen dit priesterschap tot uiting moet komen. Het is niet zoals een mantel die we naar believen aan- of uitdoen. Het is, als we het in rechtschapenheid uitoefenen, zoals ons lichaamsweefsel, dat te allen tijde en onder alle omstandigheden deel van ons uitmaakt.11

Wij moeten trouw zijn aan het allerbeste in ons. Wij zijn zoons van God en het is een eer dat we zijn goddelijk gezag mogen dragen. Maar we leven in een wereld vol kwaad. Er is een macht die ons voortdurend naar beneden trekt en ons uitnodigt om deel te nemen aan zaken die volledig in strijd zijn met het heilige priesterschap dat we dragen. […]

Aan u, mannen, geef ik een uitdaging. Ren weg van de smerige vloed die u kan overweldigen. Vlucht weg van het kwaad van de wereld. Wees trouw aan uw betere kant. Wees trouw aan het beste in u. Wees trouw aan de verbonden die bij het priesterschap van God horen.12

Iedere functionaris, iedere leerkracht in deze kerk die zijn ambt in het priesterschap uitoefent, heeft de heilige taak om die roeping in het priesterschap groot te maken. Ieder van ons is verantwoordelijk voor het welzijn, de vooruitgang en de ontwikkeling van anderen. We leven niet alleen voor onszelf. Als we onze roeping willen grootmaken, kunnen we niet alleen voor onszelf leven.13

Veel mannen lijken te denken dat ze omdat ze geordend zijn het priesterschap voor altijd bezitten en dat ze ermee mogen doen wat ze willen. Ze denken dat ze hier en daar een verbond en een gebod mogen schenden of een zonde mogen begaan en toch de macht van het priesterschap bij zich kunnen hebben. En dat God dan zal bekrachtigen wat ze in zijn heilige naam en in de naam van de Verlosser zeggen. Dat is de spot drijven met het priesterschap en volgens mij gebruiken ze Gods naam ijdel. Ze ontheiligen de naam van zijn geliefde Zoon. Ze ontwijden de heilige gave die ze door ordening ontvangen hebben en het gezag dat ze vanwege hun overtredingen kwijt zijn. […]

Ik waarschuw u allen, zowel mannen als jongens, om zonde te schuwen. Overtreding en goddelijk gezag zijn onverenigbaar. Mijd pornografie als de pest. Mijd elke vorm van seksuele zonde. Ga oneerlijkheid en bedrog uit de weg. Ik smeek u om elke vorm van hoogmoed of ijdele eerzucht te beteugelen. Ik vraag u om een zelfonderzoek uit te voeren en vast te stellen of u heerschappij of dwang over uw vrouw of kinderen probeert uit te oefenen. […]

Ik ben ervan overtuigd dat onze Vader in de hemel niet blij is met een man of jongen die een ordening aanvaardt en dan toegeeft aan zonde. Door zijn ordening te aanvaarden, gaat hij een eed en een verbond met zijn God aan.14

Geen enkele man, jong of oud, leeft overeenkomstig de normen van het priesterschap als hij vrouwen vernedert of onteert, als hij de dochters van God niet het nodige respect geeft dat onze Vader in de hemel wil dat wij hun betonen.15

Laten we goede echtgenoten en vaders zijn. Een man die thuis een tiran is, is het priesterschap niet waardig. Hij kan geen goed werktuig in de handen van de Heer zijn als hij zijn metgezellin niet met respect, vriendelijkheid en liefde behandelt. Zo zal ook een man die zijn kinderen een slecht voorbeeld geeft, die zijn humeur niet in de hand heeft of die zich met oneerlijke of onzedelijke praktijken bezighoudt, merken dat hij geen priesterschapsmacht heeft.16

De vrouw die u kiest, is uw gelijke. […] Zij is niet uw dienstmaagd, uw bezit, noch iets soortgelijks. Wat is het tragisch en afschuwelijk als iemand zijn vrouw mishandelt. Elke man in deze kerk die zijn vrouw mishandelt, haar vernedert, haar beledigt, onrechtvaardige heerschappij over haar uitoefent, is het priesterschap niet waardig. Ook al is hij geordend, de hemelen zullen zich terugtrekken, de Geest van de Heer raakt bedroefd, en vaarwel dan het priesterschapsgezag van die man. Geen man die dit doet, mag een tempelaanbeveling krijgen. […]

Als er onder u mannen zijn […] die zich schuldig maken aan dergelijk gedrag, dan roep ik u tot bekering. Ga op uw knieën en vraag de Heer om vergeving. Bid Hem om de kracht om uw tong en uw harde hand in bedwang te houden. Vraag ook uw vrouw en uw kinderen om vergeving. […]

Ik ben ervan overtuigd dat als wij voor de rechterstoel van God staan er weinig gezegd zal worden over de rijkdom die we in het leven vergaard hebben of de eer die we gekregen hebben. Maar er zullen diepgaande vragen over onze huiselijke relaties zijn. En ik ben ervan overtuigd dat alleen zij die hun partner en kinderen hun liefde, respect en waardering hebben betoond van onze eeuwige Rechter de volgende woorden zullen horen: ‘Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, […] ga in, in de vreugde van uw heer’ (Mattheüs 25:21).17

5

Een priesterschapsquorum kan een vast anker voor zijn leden zijn.

Ik ben ervan overtuigd dat de Heer wil dat een priesterschapsquorum meer is dan louter een godsdienstles op zondagochtend. Natuurlijk is het opbouwen van onze geestelijke instelling en het versterken van ons getuigenis door doeltreffend evangelieonderwijs een belangrijke priesterschapstaak. Maar dat is slechts een deel van het doel van een quorum. Elk quorum moet een werkzame broederschap voor elk quorumlid zijn als het zijn doel wil verwezenlijken. […]

Het priesterschapsquorum is de organisatie van de Heer voor de mannen van de kerk, zoals de ZHV de organisatie van de Heer voor de vrouwen van de kerk is. Elk van deze organisaties heeft taken, waaronder het helpen van de behoeftigen.

Toen de ZHV opgericht werd, zei de profeet Joseph over de vrouwen van de organisatie: ‘Zij schieten de vreemdeling te hulp; zij gieten olie en wijn in het gewonde hart van de verdrukte; zij drogen de tranen van de wees en schenken het hart van de weduwe vreugde.’ [Zie Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 486.] Ik hoop dat hetzelfde over de mannen van de priesterschap gezegd kan worden.

Het zal een heerlijke dag zijn […] wanneer onze priesterschapsquorums een vast anker worden voor elke man die ertoe behoort, wanneer iedere broeder met gepaste trots kan zeggen: ‘Ik ben lid van een priesterschapsquorum van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Ik sta klaar om mijn broeders bij al hun behoeften te hulp te schieten, zoals ook zij klaar staan om mij te helpen als ik hulp nodig heb. Al doende zullen we als verbondszonen van God in geestkracht toenemen. Al doende zullen we in elke storm van financiële, sociale of geestelijke tegenspoed ongegeneerd en onbevreesd staande blijven.’18

Afbeelding
vergadering van de wijkraad

De leiders en leden van de kerk, zowel mannen als vrouwen, ‘doen het werk onder leiding en met de volmacht van de priesterschap’.

6

Zowel thuis als in de kerk werken mannen en vrouwen samen om het koninkrijk van de Heer voorwaarts te stuwen.

Het zijn inderdaad de mannen die het priesterschap dragen. Maar mijn vrouw is mijn metgezellin. In deze kerk loopt de man niet vóór of achter zijn vrouw, maar aan haar zijde. Ze zijn in dit leven gelijken in een grote onderneming.19

Er schuilen kracht en grote talenten in de vrouwen van deze kerk. Ze geven doelgericht leiding, zijn in zekere mate onafhankelijk, en toch leveren ze met veel voldoening hun aandeel in het koninkrijk van de Heer, waarin ze samenwerken met de priesterschap om het uit te breiden.20

Ik dank mijn eeuwige Vader voor de herstelling van het heilige priesterschap ‘opdat ieder mens zou kunnen spreken in de naam van God, de Heer, ja, de Heiland van de wereld’ (LV 1:20). Ik heb de schoonheid en het wonder van dat priesterschap bij het besturen van deze opmerkelijke kerk gezien. Ik heb de kracht ervan tot zegen en genezing van zieken door mij heen voelen vloeien. Ik heb gezien dat nederige mannen erdoor veredeld werden en tot grote en zware taken werden geroepen. Ik heb gezien hoe zij met macht en gezag van omhoog spraken, alsof de stem van God door hen sprak.

Ik dank de Heer voor het getuigenis dat hij mij gegeven heeft van de totaliteit van het evangelie — de omvang, het bereik en de diepgang. Het dient om alle mensen, zowel de levenden als de doden, tot zegen te zijn.21

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Neem president Hinckleys leringen in onderdeel 1 over de herstelling van het priesterschap door. Dankzij welke ervaringen hebt u een getuigenis van deze waarheden ontvangen?

  • President Hinckley zegt: ‘Het heilig priesterschap omvat het gezag om op aarde de zaken van het koninkrijk van God te besturen’ (onderdeel 2). Hoe kunnen we die waarheid op ringen en wijken, op quorums en de ZHV toepassen? Hoe sterkt het priesterschapsgezag u in uw werkzaamheden in het koninkrijk van God?

  • Neem in onderdeel 3 de zegeningen door die we allemaal door het priesterschap kunnen ontvangen. Hoe heeft u de macht en zegeningen van het priesterschap ervaren?

  • Wat kunnen we van President Hinckleys leringen over het verschil tussen het gezag en de macht van het priesterschap leren? (Zie onderdeel 4.) Wat betekent het voor priesterschapsdragers om ‘trouw [te] zijn aan het allerbeste in hen’? Waarom mogen priesterschapsdragers niet alleen voor zichzelf leven?

  • Wat spreekt u aan in president Hinckleys beschrijving van priesterschapsquorums en de ZHV in onderdeel 5? Wat kunnen we in onze wijk of gemeente doen om zijn raad op te volgen?

  • Waarom moeten mannen en vrouwen als gelijken samenwerken om het werk van de Heer te volbrengen? (Zie onderdeel 6.)

Relevante Schriftteksten

Hebreeën 5:1–4; 1 Nephi 14:12–14; Alma 13:1–9; LV 84:33–44; 88:133; 112:30–32

Onderwijstip

‘Stel vragen waarop de leerlingen het antwoord in de Schriften en de leringen van de hedendaagse profeten kunnen vinden.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], 62.)

Noten

  1. Sheri L. Dew, Go Forward with Faith: The Biography of Gordon B. Hinckley (1996), 377.

  2. ‘The Father, Son, and Holy Ghost’, Ensign, maart 1998, 5.

  3. ‘Four Cornerstones of Faith’, Ensign, februari 2004, 6–7.

  4. ‘Priesthood Restoration’, Ensign, oktober 1988, 71.

  5. ‘Why We Do Some of the Things We Do’, Ensign, november 1999, 54.

  6. ‘Priesthood Restoration’, 72.

  7. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), 475.

  8. ‘Priesthood Restoration’, 72.

  9. ‘The Stake President’, Ensign, mei 2000, 49.

  10. In ‘News of the Church: Priesthood Restoration Honored’, Ensign, juli 1983, 76.

  11. ‘Personal Worthiness to Exercise the Priesthood’, Ensign, mei 2002, 52.

  12. ‘Trouw’, Liahona, mei 2003, 58–59.

  13. ‘Magnify Your Calling’, Ensign, mei 1989, 47.

  14. ‘Only upon Principles of Righteousness’, Ensign, september 1992, 70.

  15. In ‘News of the Church: Priesthood Restoration Honored’, 76.

  16. ‘Reaching Down to Lift Another’, Ensign, november 2001, 52.

  17. ‘Personal Worthiness to Exercise the Priesthood’, 53–54.

  18. ‘Welfare Responsibilities of the Priesthood Quorums’, Ensign, november 1977, 86.

  19. ‘This Thing Was Not Done in a Corner’, Ensign, november 1996, 49.

  20. ‘Women of the Church’, Ensign, november 1996, 68.

  21. ‘My Testimony’, Ensign, november 1993, 52.