Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 13: Gemoedsrust en tevredenheid dankzij materiële zelfredzaamheid


Hoofdstuk 13

Gemoedsrust en tevredenheid dankzij materiële zelfredzaamheid

‘Voor ons is zelfredzaamheid een basisbeginsel; we moeten voor onszelf zorgen en in onze eigen behoeften voorzien.’

Uit het leven van Gordon B. Hinckley

Gordon B. Hinckley leerde als kind beginselen van zelfredzaamheid door samen met zijn ouders, broers en zussen te werken. Later zei hij daarover:

‘We woonden in een voor mijn gevoel groot huis. […] We hadden een groot grasveld met veel bomen, waar miljoenen bladeren vanaf vielen. Er moest altijd veel gedaan worden.

‘[…] Er stond een kachel in de keuken en in de eetkamer. Later werd er een fornuis geplaatst; dat was toen iets geweldigs. Maar het had een onverzadigbare honger naar kolen en er zat geen automatische stookinrichting op. De kolen moesten het fornuis ingeschept en elke avond netjes opgestapeld worden.

‘Dat beest van een fornuis heeft mij een belangrijke les geleerd: als je warm wilde blijven, moest je kolen scheppen.

‘Mijn vader vond dat zijn jongens moesten leren werken, zowel in de zomer als in de winter. Daarom kocht hij een boerderij van twee hectare, die uiteindelijk uitgroeide tot zo’n twaalf hectare. In de zomer woonden we daar en wanneer de school weer begon, gingen we terug naar de stad.

‘We hadden een grote boomgaard en elk voorjaar moesten de bomen gesnoeid worden. Vader nam ons regelmatig mee naar snoeidemonstraties die door deskundigen van de landbouwschool georganiseerd werden. We leerden een belangrijke waarheid: hoe je in februari snoeide, bepaalde wat voor fruit je in september zou plukken.’1

Met die waarheden die deel van zijn persoonlijk fundament uitmaakten, gaf president Hinckley vaak praktische evangelielessen. Hij getuigde dat hard werken zegeningen voortbracht en hij spoorde de heiligen der laatste dagen aan om niet op grote voet te leven en zich voor te bereiden op mogelijk onheil.

President Hinckley onderwees niet alleen in deze beginselen, maar voorzag de heiligen ook van manieren om ze na te leven. In april 2001 bijvoorbeeld introduceerde hij het permanent studiefonds, waarvan hij zei dat het door de Heer geïnspireerd was.2 Dankzij dat programma kan men financiële bijdragen aan een fonds leveren dat in kortetermijnleningen voorziet. Die leningen worden leden verstrekt die ervoor in aanmerking komen. Meestal zijn dat teruggekeerde zendelingen. Daardoor kunnen ze hoger onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Als de lener zijn lening terugbetaalt, wordt dat geld gebruikt om weer andere mensen te helpen. Het permanent studiefonds heeft al tienduizenden mensen op weg naar zelfredzaamheid geholpen. Het geeft hun, met de woorden van president Hinckley, ‘een glimp van hoop’.3

Afbeelding
vrouw tuiniert

‘Er is geen vervanging voor productieve arbeid. Arbeid is het proces waardoor dromen werkelijkheid worden.’

Leringen van Gordon B. Hinckley

1

Als we met integriteit werken, worden we eeuwig gezegend.

Ik geloof in werken. Er is geen vervangmiddel voor productieve arbeid. Arbeid is het proces waardoor dromen werkelijkheid worden. Arbeid is het proces waardoor passieve visioenen dynamische prestaties worden.4

Af en toe spelen en een beetje nietsdoen is goed. Maar werk is erg belangrijk in het leven van de mens. Door te werken, krijgen we voedsel, kleding en onderdak. We kunnen niet ontkennen dat we met vaardige handen en een ontwikkeld verstand moeten werken om individueel en collectief te groeien en voorspoedig te zijn.5

Ik ben gaan inzien dat het leven geen reeks grote heldhaftige daden is. Het leven is een kwestie van consequente goedheid en betamelijkheid. We moeten zonder ophef doen wat we behoren te doen wanneer het moet gebeuren. Ik heb gezien dat het in deze wereld niet de genieën zijn die de doorslag geven. Ik heb gezien dat het werk van de wereld vooral door doodgewone mensen gedaan wordt die op een buitengewone manier werken.6

Kinderen moeten samen met hun ouders werken: de vaat doen, vloeren dweilen, grasmaaien, bomen en struiken snoeien, schilderen, dingen herstellen, schoonmaken en een heleboel andere zaken. Zo leren ze dat arbeid de prijs is van properheid, vooruitgang en voorspoed.7

Afbeelding
man en jongens met houtstapel

‘Kinderen moeten samen met hun ouders werken. […] Zo leren ze dat arbeid de prijs is van properheid, vooruitgang en voorspoed.’

Het geniale aan deze kerk is dat we werk verzetten. Iedereen werkt. Je groeit niet als je niet werkt. Geloof, een getuigenis van de waarheid, is net als de spieren van mijn arm. Als je die oefent, worden ze sterker. Als je je arm in een draagdoek doet, worden je spieren zwak en slap. Wij zetten mensen aan het werk. We verwachten veel van ze, en het wonderbaarlijke en geweldige is dat ze succes hebben. Ze brengen dingen tot stand.8

Er gebeurt niets in deze kerk, tenzij we werken. De kerk is als een kruiwagen. Die verroert geen vin, tenzij je de handgrepen vastpakt en duwt. Hard werken stuwt het werk van de Heer voorwaarts. En als je geleerd hebt om met integriteit te werken, is dat je eeuwig tot zegen. Dat meen ik met heel mijn hart. Het zal u eeuwig tot zegen zijn.9

2

Het is onze taak om mensen te helpen om overeind te krabbelen en zelfredzaam te worden.

Er is een oud gezegde: ‘Als je iemand een vis geeft, heeft hij die dag te eten, maar als je iemand leert vissen, heeft hij de rest van zijn leven te eten. […]

Moge de Heer ons visie en begrip schenken zodat wij onze leden niet alleen op geestelijk maar ook op stoffelijk gebied kunnen helpen. Wij hebben een heel ernstige verplichting. President Joseph F. Smith heeft […] gezegd dat een godsdienst die de mens in dit leven niet verder helpt, waarschijnlijk ook niet veel voor zijn leven hierna zal betekenen. (Zie ‘The Truth about Mormonism’, tijdschrift Out West, september 1905, 242.)

Waar onze mensen met wijdverbreide armoede te maken hebben, moeten we al het mogelijke doen om ze de kans te bieden overeind te krabbelen en hun leven door een opleiding op een fundament van zelfredzaamheid te bouwen. Onderwijs is de sleutel tot allerlei mogelijkheden. […]

Dit is onze heilige plicht […]: ‘Kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën’ (LV 81:5). We moeten ervoor zorgen dat ze zelfredzaam en succesvol worden.

Ik geloof dat de Heer niet wil dat zijn volk tot een leven van armoede is veroordeeld. Ik geloof dat Hij wil dat de getrouwen het goede van de aarde genieten. Hij wil dat wij dit doen om hen te helpen.10

Ieder mens, zeggen wij, moet voor zichzelf doen wat hij kan. Als hij geen mogelijkheid meer ziet, vraagt hij zijn familie om hulp. Als de familie het niet kan, springt de kerk in. En als de kerk inspringt, willen we eerst in de basisbehoeften voorzien en hem dan helpen zolang dat nodig is. Maar ondertussen helpen we hem om zich te scholen, werk te vinden, er op een of andere manier weer bovenop te komen. Dat is het hele doel van de geweldige welzijnszorg [van de kerk].11

Wie als ontvanger aan dit programma heeft deelgenomen, is niet aan de ‘vloek van de nutteloosheid en het kwaad van de aalmoes’ onderhevig geweest. Zijn waardigheid en zelfrespect zijn behouden. En de talloze mannen en vrouwen die er geen gebruik van hebben gemaakt, maar die aan het verbouwen en conserveren van voedsel en aan andere soortgelijke activiteiten hebben deelgenomen, geven getuigenis van de vreugde die uit onzelfzuchtig dienstbetoon voortkomt.

Niemand die dit programma en de enorme resultaten ervan aanschouwt, kan redelijkerwijs twijfelen aan de geest van openbaring waardoor het tot stand is gekomen en waardoor het is uitgegroeid tot een praktische organisatie die veel goeds doet.12

We zullen dit werk voortzetten. Er zullen altijd behoeften zijn. Er zullen altijd honger, armoede en rampen zijn. En er zijn altijd mensen die door het licht van het evangelie zijn geraakt, die bereid zijn om gewillig te dienen en te werken en de behoeftigen op aarde te versterken.

We hebben het permanent studiefonds in het leven geroepen. Het is door uw royale bijdragen tot stand gekomen. […] Jonge mannen en vrouwen die de gedragsnormen naleven, kunnen een studielening krijgen. Anders zouden ze net als hun ouders en voorouders in armoede moeten leven. […]

De Geest van de Heer leidt dit werk. Deze welzijnszorg is aardse hulpverlening en wordt uitgedrukt in rijst en bonen, dekens en tenten, kleding en medicijnen, werkgelegenheid en opleiding. Maar dit aardse werk is slechts een uitdrukking van een innerlijke geest — de Geest van de Heer, die is rondgegaan ‘terwijl Hij goeddeed’ (Handelingen 10:38).13

3

Profeten hebben ons aangespoord om ons geestelijk en materieel op rampspoed voor te bereiden.

Voor ons is zelfredzaamheid een basisbeginsel; we moeten voor onszelf zorgen en in onze eigen behoeften voorzien. En dus sporen we de mensen aan om iets opzij te leggen, vooruit te kijken, wat voedsel achter de hand te houden, indien mogelijk een spaarrekening te openen voor onvoorziene omstandigheden. Catastrofes vinden soms heel onverwachts plaats: werkloosheid, ziekte, dat soort dingen.14

Rampen en catastrofes zijn deze oude wereld niet vreemd. Wie bekend zijn met en geloven in de Schriften zijn zich bewust van de waarschuwingen die de profeten hebben laten klinken aangaande rampen die al zijn geschied en die nog in het verschiet liggen. […]

Hoe ontzagwekkend zijn de woorden van een openbaring in de 88e afdeling van de Leer en Verbonden aangaande de rampen die na de getuigenissen van de ouderlingen volgen. De Heer zegt:

‘Want na uw getuigenis komt het getuigenis van de aardbevingen, die gekreun in haar binnenste zullen veroorzaken, en de mensen zullen op de grond vallen en niet kunnen staan.

‘En ook komt het getuigenis van de stem van donderslagen en de stem van bliksemschichten en de stem van orkanen en de stem van de golven van de zee die zich buiten hun grenzen storten.

‘En alle dingen zullen in beroering zijn; en stellig zal het hart van de mensen het begeven, want alle mensen zullen door vrees bevangen worden’ (LV 88:89–91). […]

[…] Net als er in het verleden rampen zijn geweest, kunnen we ze in de toekomst verwachten. Wat doen we dan?

Iemand heeft gezegd dat het niet regende toen Noach de ark aan het bouwen was. Maar hij bouwde hem wel. En daarna begon het te regenen.

De Heer heeft gezegd: ‘Indien u voorbereid bent, zult u niet vrezen’ (LV 38:30).

De belangrijkste voorbereiding wordt ook in de Leer en Verbonden vermeld. Er staat: ‘Daarom, sta op heilige plaatsen en word niet aan het wankelen gebracht, totdat de dag van de Heer komt’ (LV 87:8). […]

We dienen zo te leven dat we de Heer kunnen aanroepen voor bescherming en leiding. Dat is de eerste prioriteit. We kunnen niet verwachten dat we door Hem geholpen worden als we zijn geboden niet willen onderhouden. Wij hebben in deze kerk in de voorbeelden van de Jareditische en Nephitische volken bewijzen genoeg van de straffen voor ongehoorzaamheid. Elk verviel na voorspoed tot volledige vernietiging, omdat ze slecht werden.

We weten uiteraard dat het regent over rechtvaardigen én onrechtvaardigen (zie Mattheüs 5:45). Maar hoewel zelfs de rechtvaardigen sterven, gaan ze niet verloren, maar worden door de verzoening van de Verlosser gered. Paulus heeft aan de Romeinen geschreven: ‘Want als wij leven, leven wij voor de Heere en als wij sterven, sterven wij voor de Heere’ (Romeinen 14:8). […]

Ons volk heeft […] de raad gekregen om dergelijke voorbereidingen te treffen om een ramp te kunnen overleven.

We kunnen wat water, basisvoedsel, medicijnen en warme kleding opzijleggen. We behoren een beetje geld voor onvoorziene omstandigheden achter de hand te hebben.15

We hebben een geolied welzijnsprogramma met voorzieningen zoals graanopslag in verschillende gebieden. Het is belangrijk dat we dat doen. Maar de beste plek om wat voedsel opzij te zetten is thuis, samen met een klein gespaard bedrag. Het beste welzijnsprogramma is ons eigen welzijnsprogramma. Vijf of zes blikken tarwe thuis zijn beter dan een lading in de welzijnsgraanschuur. […]

We kunnen bescheiden beginnen. We kunnen beginnen met een voedselvoorraad van een week en die geleidelijk aan uitbouwen tot een maand, en daarna drie maanden. Ik heb het nu over voedsel om in de basisbehoeften te voorzien. U weet natuurlijk wel dat deze raad niet nieuw is. Maar ik ben bang dat zovelen het gevoel hebben dat een grote voorraad buiten hun bereik is en dat ze er daarom niet eens aan beginnen.

Begin klein […] en werk geleidelijk aan toe naar een redelijk gesteld doel. Spaar regelmatig een klein bedrag en u zult verbaasd zijn hoe snel dat aangroeit.16

4

We genieten onafhankelijkheid en vrijheid als we schulden zoveel mogelijk vermijden en voor tijden van nood sparen.

We hebben steeds opnieuw advies gekregen over zelfredzaamheid, schulden en spaarzaamheid. Zoveel mensen hebben hoge schulden voor bezittingen die niet geheel noodzakelijk zijn. […] Ik vraag u, leden van de kerk, om zo mogelijk uw schulden af te betalen en wat geld te sparen voor onvoorziene omstandigheden.17

De tijd is gekomen om ons huis in orde te brengen. […]

President J. Reuben Clark jr. [heeft] in 1938 in de priesterschapsbijeenkomst van de conferentie [gezegd]: ‘Als je eenmaal schulden hebt, is rente elke minuut van de dag en de nacht je metgezel; je kunt haar niet ontwijken of ontlopen; je kunt haar niet wegsturen; ze bezwijkt niet voor smeekbeden, eisen of bevelen; en als je haar voor de voeten loopt of haar pad kruist of niet aan haar eisen voldoet, zal ze je verpletteren.’ (In Conference Report, april 1938, 103.)

Ik erken uiteraard dat het noodzakelijk kan zijn om geld te lenen voor de aankoop van een huis. Maar laten we een huis kopen dat we ons kunnen veroorloven en zo de betalingen verminderen die ons voortdurend zonder enige genade of enig respijt boven het hoofd zullen hangen. […]

Sinds de beginperiode van de kerk heeft de Heer ons voor schulden gewaarschuwd. Hij heeft door openbaring tot Martin Harris gezegd: ‘Betaal de schuld die u bent aangegaan bij de drukker. Bevrijd u van knechtschap’ (LV 19:35).

President Heber J. Grant heeft het herhaaldelijk over dit onderwerp gehad. […] Hij heeft gezegd: ‘Als er iets is dat het mensenhart en het gezin gemoedsrust en tevredenheid geeft, dan is het wel om niet op grote voet te leven. En als er iets is dat verpletterend en ontmoedigend is, dan is het schulden en verplichtingen te hebben waaraan men niet kan voldoen.’ (Gospel Standards, samengesteld door G. Homer Durham [1941], 111.)

Wij dragen in de kerk een boodschap van zelfredzaamheid uit. We bereiken geen zelfredzaamheid als er een grote schuld op het huishouden drukt. Iemand die verplichtingen tegenover anderen heeft, is noch onafhankelijk noch vrij van slavernij.

Bij het beheer van de zaken van de kerk hebben we geprobeerd een voorbeeld te geven. We hebben het beleid gevolgd om strikt te zijn in het jaarlijks opzijzetten van een percentage van het inkomen van de kerk voor mogelijke tijden van nood.

Ik ben dankbaar te kunnen zeggen dat de kerk het in al haar activiteiten en zaken, in al haar afdelingen, zonder geleend geld kan doen. En kunnen we dat niet meer, dan zullen we het mes in onze programma’s zetten. Dan zullen we de kosten dusdanig beperken dat ze binnen ons inkomen passen. We zullen niets lenen. […]

Wat is het een geweldig gevoel om vrij van schulden te zijn, om een beetje geld te hebben voor een tijd van nood, weggelegd waar het zo nodig kan worden opgenomen. […]

Ik spoor u aan […] om naar uw financiën te kijken. Ik spoor u aan om bescheiden in uw uitgaven te zijn, om uzelf in uw aankopen te beheersen, om schulden zoveel mogelijk te vermijden. Betaal schulden zo snel mogelijk af en bevrijd u zo van slavernij.

Dit maakt deel uit van het materiële evangelie waarin wij geloven. Moge de Heer u zegenen […] om uw huis in orde te brengen. Als u uw schulden hebt betaald, als u een reserve hebt, al is die klein, dan mogen de stormen om uw huis loeien, maar dan hebt u een toevluchtsoord voor uw [gezin], en hebt u gemoedsrust.18

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • President Hinckley heeft gezegd: ‘Er is geen vervanging voor productieve arbeid’ (onderdeel 1). Hoe is werk een zegen in uw leven geweest? Wat hebt u door hard te werken geleerd? Hoe kunnen ouders hun kinderen leren om te werken?

  • Welke plicht hebben wij tegenover mensen die materiële behoeften hebben? (Zie onderdeel 2.) Hoe kunnen we anderen helpen om zelfredzaam te zijn? Hoe is uw leven beïnvloed door anderen te dienen en doordat anderen u gediend hebben?

  • Neem de voorbereidingen door die we volgens president Hinckley voor tijden van nood moeten treffen (zie onderdeel 3). Wanneer hebt u het belang van voorbereiding voor tijden van nood gezien? Noem enkele kleine dingen die we stapsgewijs kunnen doen om ons voor te bereiden.

  • Neem president Hinckleys raad over schulden en spaarzaamheid door (zie onderdeel 4). Waarom is het belangrijk om geld met de nodige zelfbeheersing uit te geven? Welke materiële en geestelijke gevolgen brengen schulden met zich mee? Hoe kunnen ouders hun kinderen bijbrengen om verstandig met geld om te gaan?

Relevante Schriftteksten

1 Thessalonicenzen 4:11–12; LV 1:11–13; 78:13–14; 104:13–18; Mozes 5:1

Onderwijstip

‘Zorg ervoor dat u goede besprekingen niet te snel afbreekt om al het lesmateriaal te kunnen behandelen. Hoewel het belangrijk is om het lesmateriaal te behandelen, is het belangrijker dat de leerlingen de invloed van de Geest voelen, hun vragen beantwoord krijgen, een groter begrip van het evangelie ontwikkelen en vastbesloten zijn om de geboden te onderhouden.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], 64.)

Noten

  1. ‘Some Lessons I Learned as a Boy’, Ensign, mei 1993, 52.

  2. Zie ‘The Perpetual Education Fund’, Ensign, mei 2001, 52.

  3. ‘Reaching Down to Lift Another’, Ensign, november 2001, 54.

  4. ‘I Believe’, New Era, september 1996, 6.

  5. ‘I Believe’, 6.

  6. One Bright Shining Hope: Messages for Women from Gordon B. Hinckley (2006), 24.

  7. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), 707.

  8. Discourses of President Gordon B. Hinckley, deel 2: 2000–2004 (2005), 532.

  9. ‘Inspirational Thoughts’, Ensign, augustus 2000, 5.

  10. ‘The Perpetual Education Fund’, 52–53.

  11. ‘This Thing Was Not Done in a Corner’, Ensign, november 1996, 50.

  12. ‘President Harold B. Lee: An Appreciation’, Ensign, november 1972, 8; zie ook Heber J. Grant, in Conference Report, oktober 1936, 3.

  13. ‘Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven’, Liahona, mei 2004, 61.

  14. ‘This Thing Was Not Done in a Corner’, 50.

  15. ‘Indien gij zijt voorbereid, zult gij niet vrezen’, Liahona, november 2005, 61–62.

  16. ‘Aan de mannen van de priesterschap’, Liahona, november 2002, 58.

  17. ‘The Times in Which We Live’, Ensign, november 2001, 73.

  18. ‘To the Boys and to the Men’, Ensign, november 1998, 53–54.