Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 7: De onsterfelijkheid van de ziel


Hoofdstuk 7

De onsterfelijkheid van de ziel

Ons leven is eeuwig en die kennis zet ons aan tot goede keuzes en troost ons in tijden van rouw.

Uit het leven van George Albert Smith

George Albert Smith was gezegend met een goed begrip van het doel van het leven en daardoor kon hij mensen die door tegenspoed waren getroffen moed inspreken. Hij herinnerde de heiligen er vaak aan dat ‘we een eeuwig leven leiden’ — dat de eeuwigheid niet na dit leven begint, maar dat dit sterfelijke leven een belangrijk deel van de eeuwigheid is. ‘Ik heb weleens tegen mijn vrienden gezegd als ze voor een belangrijke beslissing stonden, en er niet zeker van waren wat ze moesten doen: “Vandaag is het begin van eeuwig geluk of eeuwige teleurstelling voor jou.”’1

President Smith heeft van deze waarheden getuigd in de uitvaartdienst van Hyrum G. Smith, patriarch van de kerk, die op relatief jonge leeftijd overleed en een vrouw en acht kinderen achterliet:

‘Toen ik gevraagd werd om op deze begrafenis te spreken, vroeg ik mij af of mij dat wel zou lukken. Ik had het te kwaad met mijn emoties en ik wist er geen raad mee, maar nu ik in dit gebouw ben is er een prachtige, aangename, vredige invloed over mij gekomen. (…)

‘In plaats van verdriet voel ik nu dank jegens onze Vader in de hemel voor het evangelie van zijn geliefde Zoon dat in onze tijd opnieuw is geopenbaard. (…) Het is een grote zegen om te weten dat het leven eeuwig is — en dat deze goede man in de eeuwigheid de zegeningen zal genieten waarvoor hij hier zijn best heeft gedaan. Zijn sterfelijke leven is voorbij, maar dat is slechts een deel van het eeuwige leven. Hij heeft een stevig en vast fundament gelegd waarop hij heeft gebouwd en in de eeuwigheid zal blijven bouwen. De vreugde die hij hier op aarde heeft ervaren zal daar vermeerderd worden. (…)

‘Wanneer ik bij soortgelijke gelegenheden denk aan de ervaringen van mensen in de wereld verbaas ik mij hoezeer wij zijn gezegend. Ik ben net zo zeker van het eeuwige leven en de onsterfelijkheid van de ziel als ik er zeker van ben dat de zon ’s middags schijnt. (…) Het is bedroevend om afscheid te nemen van onze dierbaren, ook al is het maar tijdelijk. We sturen ze op zending, of ze verhuizen naar de andere kant van de wereld, en we missen ze. En bij zo’n gelegenheid lijkt het wel of ze heel ver weg zijn, maar dat zijn ze in feite niet, en dat moeten we begrijpen. (…) In plaats van de nabestaanden onze deelneming te betuigen, zoals we vaak doen, ben ik meer geneigd om mij te verheugen dat ik weet dat dit niet het einde is. (…)

‘(…) Vandaar dat mijn ziel, nu ik hier voor u sta, en er misschien tranen zouden moeten vloeien, vervuld is van troost en vreugde. Ik bid dat die troost op ieder van de nabestaanden zal neerdalen’2 [Zie suggestie 1 op p. 77.]

Leringen van George Albert Smith

Voordat we op aarde kwamen, leefden we als geest, en onze geest leeft verder na de dood.

Ons begrip van dit leven is dat het leven eeuwig is — dat we nu net zozeer in de eeuwigheid leven als dat we ooit in de eeuwigheid zullen leven. Ons geloof is dat we leefden voordat we hier kwamen; dat wat intelligentie is, dat wat geest is, niet in dit leven is begonnen. We geloven dat we een geestelijke tabernakel hebben gekregen voordat we op deze wereld kwamen. Dat lichaam van geest is naar deze wereld gestuurd, en hier ontving het een stoffelijke tabernakel, het lichaam dat we zien. Het stoffelijke deel dat we zien komt uit de aarde, en is aards [zie 1 Korintiërs 15:47], maar het deel dat het lichaam verlaat als ons leven voorbij is, is wat geestelijk is, en sterft nooit. Het stoffelijke lichaam ligt in het graf — het komt uit de aarde en gaat terug naar moeder aarde. Maar de intelligentie die God erin heeft geplaatst, datgene wat kan redeneren en denken, datgene wat kan zingen en spreken, kent geen dood. Het verlaat slechts deze fase van het eeuwige leven en wacht op de zuivering van de stoffelijke tabernakel, totdat de tijd aanbreekt dat het wordt herenigd met deze tabernakel, die zal worden verheerlijkt, zoals het lichaam van onze herrezen Heer is verheerlijkt, op voorwaarde dat we dat waardig zijn.3

In de taal van de dichter: ‘Het leven is echt, het leven is menens’ en ‘het graf is niet ons doel.’ [Henry Wadsworth Longfellow, ‘A Psalm of Life’.] De geest die de tabernakel bewoont, is onsterfelijk. Hij leeft voort na het graf. Het lichaam vergaat en keert terug naar de aarde, maar de geest leeft verder.4

Ik ben dankbaar dat er aan ons is geopenbaard en dat ons in deze laatste dagen duidelijk is gemaakt dat dit leven niet het einde is. Het maakt slechts deel uit van de eeuwigheid, en als we ons voordeel doen met onze voorrechten hier, is het een springplank naar mooiere en begerenswaardiger omstandigheden.5 [Zie suggestie 2 op p. 78.]

Ons doel op aarde is ons zo voor te bereiden dat we straks bij onze hemelse Vader kunnen wonen.

Sommige mensen geloven dat hun leven bij de dood eindigt. Als we ons verdiepen in de functies van de natuur, als we onderzoek doen naar het organisme van de mens, de perfectie van zijn lichaam, het kloppen van zijn hart, de opbouw en levenskracht vanaf de kinderjaren tot volwassenheid, en dan de geleidelijke neergang tot dit leven eindigt, kan ik me niet voorstellen dat er kinderen van onze Vader zijn die geloven dat de mens zonder enig doel geboren wordt, opgroeit, oud wordt en sterft.6

Dit leven is ons niet gegeven als tijdverdrijf. Er is een plechtig doel voor onze schepping, voor het leven dat God ons gegeven heeft. Laten we uitzoeken wat dat doel is, zodat we vooruitgang kunnen maken en het eeuwige leven beërven.7

Heiligen der laatste dagen twijfelen niet aan het doel van het aardse leven. We zijn hier om onszelf voor te bereiden, onszelf te ontplooien en onszelf te bekwamen, zodat we in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader kunnen worden toegelaten.8

We geloven dat we hier zijn omdat we onze eerste staat hebben behouden en we het verdiend hebben om naar deze aarde te komen. We geloven dat ons bestaan hier een beloning is voor onze getrouwheid in ons vorige leven, en dat we op aarde de vruchten van onze inspanningen in de geestenwereld genieten. We geloven ook dat we nu het zaad zaaien voor de oogst die we na dit leven zullen binnenhalen. Het eeuwige leven is voor ons de som van het voorsterfelijk bestaan, het sterfelijk bestaan, en de voortzetting van het leven in een onsterfelijk bestaan, leidend tot de macht van oneindige vooruitgang en eeuwig nakomelingschap. Met dat gevoel en die zekerheid geloven we dat ‘zoals de mens nu is, God eens is geweest; en zoals God nu is, de mens eens kan worden.’ [Zie Lorenzo Snow, ‘The Grand Destiny of Man’, Deseret Evening News, 20 juli 1901, p. 22.] Daar we zijn geschapen naar het beeld Gods, geloven we dat het niet misplaatst is, dat het niet onrechtvaardig is, om te hopen dat ons zal worden toegestaan om deel te hebben aan de eigenschappen van God en dat we, bij getrouwheid, zoals God kunnen worden; want als we de natuurlijke wetten van onze Vader, die in dit leven van kracht zijn, aanvaarden en gehoorzamen, worden we zoals Hij; en als we ons voordeel doen met de mogelijkheden die binnen ons bereik liggen, zullen we in dit leven en in het volgende leven grotere mogelijkheden ontvangen. (…)

We behoren een gelukkig volk te zijn omdat we weten dat deze proeftijd ons niet voorbereidt op de dood, maar op het leven; dat de Vader verlangt dat we elke fout mijden en elke waarheid aanvaarden en toepassen, zodat wij zoals Hem worden en zijn tegenwoordigheid waardig zijn.9

Broeders en zusters, dit is een ernstige aangelegenheid. We behoren er ernstig over na te denken. We behoren naar ons eigen leven te kijken en te bepalen of wij wel klaar zijn voor dat grote toekomstige leven, en of we, als we morgen naar huis worden geroepen, wel zijn voorbereid om verslag te doen van onze aardse daden; en of we het gevoel hebben dat onze hemelse Vader ons zou ontvangen met die welkome begroeting: ‘Wél gedaan, gij goede en getrouwe slaaf.’10 [Zie suggestie 3 op p. 78.]

In dit leven behoren we te streven naar zaken die van eeuwige waarde zijn.

Misschien hebben we in dit leven een paar zaken gekregen die ons tijdelijk voldoening geven; maar de zaken die eeuwig zijn, de zaken die ‘de moeite waard zijn’, zijn die eeuwige zaken waarnaar we streven, en waarop we onszelf voorbereiden, en waarop we de hand leggen door onze individuele werken.11

Is het niet opmerkelijk dat de zaken waarvoor de wereld vanaf het begin geploeterd heeft, zoals rijkdom, status en al die zaken die het leven aangenaam maken, vandaag de dag ruimschoots aanwezig zijn — er is meer en mooiere kleding dan ooit tevoren, er is meer voedsel dan kan worden geconsumeerd, er is meer rijkdom van elke soort dan de wereld ooit heeft gehad. Onze woningen zijn comfortabeler. De gerieflijkheden van het leven zijn sinds het evangelie op aarde is hersteld in ruime mate toegenomen, en tegenwoordig hebben we alles waar we hard voor hebben gewerkt. Het onderwijs is op zijn hoogtepunt. Nog nooit heeft de mens zoveel kennis van de dingen van deze aarde gehad. Alles waarvoor het mensdom zich vanaf het begin des tijds heeft ingespannen dat als begerenswaardig wordt beschouwd is tegenwoordig verkrijgbaar; en desondanks is er twijfel en vrees over wat de toekomst in petto heeft.

Wat is ons probleem? We hebben ons toegelegd op zaken die het leven veraangenamen, we hebben ons blind gestaard op de eer van mensen, en we hebben ons gericht op die zaken die onze zelfzucht ons ingeeft. We hebben ons op de voorgrond gezet en onszelf hoger geacht dan de andere kinderen van onze Vader.12

We mogen ons niet in slaap laten wiegen, we mogen ons niet laten misleiden door de overvloed van aangename zaken in deze wereld; want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden? [Zie Marcus 8:36.] Zie het doel van onze schepping niet over het hoofd; laten we werken aan het heil van onze ziel.13

Een van de droefheden van dit leven is te zien dat iemand in moeder aarde wordt gelegd en te weten dat hij de grotere zegen geweigerd heeft die onze Vader hem had aangeboden, en dat hij zich is blijven vasthouden aan de zeepbel die uit zichzelf uit elkaar spat. Als ik denk aan de miljoenen kinderen van God in de wereld en het tot mij doordringt hoe weinig zij zich inzetten voor de zaken die echt de moeite waard zijn, ben ik bedroefd.14

Denk eraan dat het de kennis die u opdoet is die eeuwig is, de waarheid die u hier leert en in uw leven toepast, het begrip en de ervaring die u verwerft en waar u uw voordeel mee doet — die zaken zult u meenemen als u naar huis gaat.15

De schatten die we zullen vinden als we aan de andere zijde komen, zijn die welke we hebben verzameld door de andere zoons en dochters van onze Vader, met wie we zijn omgegaan, te dienen. Hij heeft dit voor ons allen mogelijk gemaakt, en gedurende ons verblijf hier zullen we gelukkiger zijn door onze medemens te dienen dan we op enig andere manier zouden zijn.16

Het is niet zo belangrijk hoeveel kostbaarheden en bezittingen u hebt, hoeveel eer van mensen u hebt ontvangen, en welke andere begerenswaardige zaken u ten deel vallen. Datgene wat God u heeft gegeven, wat meer waard is dan al het andere, is de mogelijkheid om het eeuwige leven in het celestiale koninkrijk te beërven en uw dierbaren in alle eeuwigheid aan uw zijde te hebben, uw zoons en dochters, echtgenoot of echtgenote, met wie u hier op aarde samen bent geweest.17 [Zie suggestie 4 op p. 78.]

Dankzij Jezus Christus zullen we uit het graf opstaan.

Het rechtschapen leven van de Heiland is een volmaakt voorbeeld voor ons allen, en zijn opstanding was de eerste zekerheid voor het mensdom dat ook wij uit het graf zullen opstaan.18

Toen Jezus uit de dood was opgewekt, werd Hij de eersteling van de opstanding. De geest die door de Vader was gevormd (het intelligente deel van zijn ziel) nam zijn stoffelijke, gezuiverde tabernakel weer in bezit, en Hij werd een verheerlijkt celestiaal wezen, en nam zijn plaats in aan de rechterhand van de Vader, als een van de Godheid. Hij bezat de macht om de dood te overwinnen omdat Hij had voldaan aan alle noodzakelijke wetten van zijn Vader; en door de dood te bedwingen, maakte Hij het voor alle mensen mogelijk om uit de dood op te staan. Eveneens kunnen alle mensen worden verheerlijkt door zijn leringen te gehoorzamen, die zo eenvoudig zijn dat iedereen die dat wil eraan kan voldoen.19

Jezus Christus was een man zonder zonde. Op basis van zijn zuiverheid, zijn rechtschapenheid en zijn deugdzaamheid was hij bij machte de deuren van de gevangenis te ontsluiten, de dood en het graf te overwinnen, en de weg te bereiden (…) naar die hemel waar we naar verwachting heen zullen gaan.20

We kunnen afdeling 88 van de Leer en Verbonden opslaan en lezen wat de Heer over onze opstanding zegt, niet alleen over de opstanding van de Heiland, maar over wat ons ten deel kan vallen. (…) In die afdeling lezen we dat ons lichaam uit het graf zal opstaan, niet een ander lichaam, en dat de geest die dat lichaam eerder heeft behuisd datzelfde lichaam in bezit zal nemen, nadat het is gereinigd, gezuiverd en onsterfelijk gemaakt. [Zie LV 88:14–17, 28–33.]21

Nu zijn er veel mensen in de wereld die niet weten wat de opstanding is. Leert u uw kinderen en uw vrienden wat zij inhoudt? (…) [Jezus’] opstanding is duidelijk voor de heiligen der laatste dagen die het evangelie begrijpen, maar er zijn zoveel mensen die niet begrijpen wat de opstanding inhoudt. (…) Het doel van het evangelie van Jezus Christus is iedere man, vrouw en kind voor te bereiden op de tijd dat allen die zijn gestorven uit hun graf zullen komen, wanneer onze hemelse Vader zijn koninkrijk op aarde zal vestigen, en de rechtvaardigen er zullen wonen, en Jezus Christus onze Koning en onze Wetgever zal zijn.22 [Zie suggestie 5 op p. 78.]

Onze kennis van de onsterfelijkheid van de ziel inspireert, bemoedigt en troost ons.

We lezen in Job: ‘Voorwaar, het is de geest in de stervelingen en de adem des Almachtigen, die hun inzicht geeft.’ [Job 32:8.] Wie die inspiratie niet hebben ontvangen, zullen de betekenis van de opstanding uit de dood niet begrijpen, en het lijkt mij dat er zonder dat begrip weinig geluk overblijft voor wie ouder worden en afwachten tot de geest het lichaam verlaat, ongewis over wat zal volgen.23

O, wat treurig als we zouden denken dat de dood een eind maakt aan ons bestaan. Als wij, na onze arbeid op aarde te hebben voltooid, geen kans meer hadden om ons te ontplooien, zou er weinig zijn om ons hier te inspireren om goed te leven. De kennis dat al het goede wat we hier bereiken en alle vooruitgang die we hier maken ons eeuwig geluk ten goede zullen komen, moedigt ons aan om ons best te doen.24

De tijd dat we naar huis worden geroepen, nadert voor ons allen met rasse schreden. Als we niet wisten dat er een volgend leven was, als we niet beseften dat er meer was dan de invloed die we hier tot nu toe ervaren, als er niet meer was dan de leegheid en ergernis van het leven, zouden er, zo lijkt mij, velen zijn die het leven hier al heel snel moe zouden zijn. Maar in zijn genade heeft onze hemelse Vader ons begiftigd met de prachtigste gaven die de mens kan ontvangen.25

De Heer heeft ons gezegend met de kennis dat Hij leeft, dat Hij een lichaam heeft, en dat wij naar zijn beeld zijn geschapen. We geloven niet dat Hij een onstoffelijke macht is of dat Hij ondoorgrondelijk is. Als u net als ik het getuigenis hebt ontvangen en weet dat onze hemelse Vader Zich aan de mensenkinderen heeft geopenbaard, dat Hij een persoonlijke God is, dat we naar zijn beeld zijn geschapen, dat onze geest door Hem gevormd is, dat Hij ons de kans geboden heeft om op de aarde te wonen en een stoffelijk lichaam te ontvangen om ons aldus voor te bereiden om in zijn tegenwoordigheid terug te keren en voor eeuwig bij Hem te wonen, dan zeg ik, als u die zekerheid hebt ontvangen dan hebt u een fundament waarop u uw geloof kunt bouwen. Neem de kennis dat er een God is bij u weg, alsmede de zekerheid dat Jezus Christus de manifestatie van God in het vlees was; neem de zekerheid dat er een letterlijke opstanding uit de dood volgt bij u weg, en dan verkeert u in de positie waar de kinderen van de Vader in de wereld zich in bevinden. En dan vraag ik u: welke troost blijft er dan nog voor u over? Dat zijn de waarheden die van fundamenteel belang zijn.26

Er zijn meer van mijn dierbaren aan de andere zijde dan hier, en het zal niet lang meer duren voordat het leven zijn natuurlijke loop neemt en ook ik naar huis word geroepen. Ik kijk niet in angst of wanhoop naar die tijd uit, maar met de hoop en de zekerheid dat de verandering, wanneer die komt, tot meer geluk en gunsten zal leiden dan we in de sterfelijkheid kunnen hebben.27

Als we beseffen dat de dood slechts een van de stappen is die de kinderen van God in de eeuwigheid zullen nemen, en dat dat volgens zijn plan is, berooft dat de dood van zijn prikkel en confronteert dat ons met de werkelijkheid van het eeuwige leven. Veel families hebben tijdelijk afscheid moeten nemen van een of meer van hun dierbaren. Een sterfgeval schokt ons en leidt tot veel verdriet, als we het toelaten. Maar als onze geestelijke ogen konden worden geopend en we konden zien, zouden we vertroost worden door wat we zouden zien, daar ben ik zeker van. De Heer heeft ons niet zonder hoop gelaten. Integendeel, Hij heeft ons de zekerheid van eeuwig geluk gegeven, als we in dit leven zijn raad en advies opvolgen.

Dat is geen loze droom. Dat zijn de feiten. Voor u die lid zijn van de Kerk van Jezus Christus is dit een eenvoudig verhaal, maar het is wel waar. Onze hemelse Vader heeft ons boeken met Schriftuur gegeven, waarin staat dat we eeuwig zullen leven. (…) De Heer heeft ons deze informatie in alle duidelijkheid gegeven, en uit het diepst van mijn hart dank ik Hem voor de kennis die Hij mij heeft gegeven, dat de treurenden vertroost mogen worden en dat wijzelf het doel van ons bestaan mogen begrijpen. Als degenen die ons zijn voorgegaan ons konden toespreken, zouden ze zeggen: ‘Ga door, ga door, blijf u richten op het doel dat ons samen eeuwig geluk zal brengen.’ Doe datgene wat de Heer van u verwacht, en u zult alles krijgen wat de moeite waard is; dan zult u zich voortdurend schatten in de hemel verzamelen, waar mot noch roest ze ontoonbaar maken en waar geen dieven inbreken of stelen. (Zie Matteüs 6:19–20.)

Ik geef u mijn getuigenis dat ik weet dat we een eeuwig leven leiden en dat de tijdelijke scheiding die de dood tot gevolg heeft (…) slechts een van de stappen op het pad van eeuwige vooruitgang is die uiteindelijk, als we getrouw zijn, zullen resulteren in geluk.28 [Zie suggestie 6 op p. 78.]

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over de onderstaande ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u voorbereidt op uw les. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Lees ‘Uit het leven van George Albert Smith’ (pp. 67–69) en bedenk hoe u iemand zou troosten die met een sterfgeval in de familie wordt geconfronteerd. Wat was het dat president Smith troost schonk?

  2. President Smith predikte dat ‘dit leven slechts een deel is van de eeuwigheid’ (p. 70). Wat betekent dat voor u? Hoe wordt ons begrip van dit beginsel beïnvloed door de keuzes die we maken?

  3. Bestudeer de paragraaf die op pagina 70 begint. Hoe verschillen de leringen in deze paragraaf van hoe er in de wereld wordt gedacht over het doel van het leven? Wat voor ervaringen hebben we in ons leven die ons kunnen helpen ‘om deel te hebben aan de eigenschappen van God’?

  4. Neem de paragraaf die op p. 71 onderaan begint door, in het bijzonder de laatste vier alinea’s van de paragraaf. Waarom lijkt het streven naar wereldse zaken op ‘zich blijven vasthouden aan [een] zeepbel die uit zichzelf uit elkaar spat’?

  5. Op p. 74 verwijst president Smith naar informatie over de opstanding in Leer en Verbonden 88. Wat leren wij uit de verzen 14–17 en 28–33 in die afdeling over de opstanding? Wat zijn enkele goede manieren om onze kinderen de opstanding uit te leggen?

  6. Lees de paragraaf die op p. 75 begint. Welke beproevingen waarmee het leven u confronteert, worden dragelijker omdat u een getuigenis hebt van de beginselen die in deze afdeling staan?

Relevante teksten: 1 Korintiërs 15:12–26, 35–42, 53–58; 2 Nephi 9:6–13; Alma 12:24; 28:12; Leer en Verbonden 93:19–20, 29–34; 130:18–19; Abraham 3:24–26

Onderwijstip: ‘Vraag de deelnemers aan de les een paragraaf uit te kiezen die zij interessant vinden en laat ze die voor zich lezen. Laat de mensen die dezelfde paragraaf uitkozen in groepjes van twee of drie bij elkaar gaan zitten en bespreken wat ze ervan hebben geleerd’ (zie p. VII van dit boek).

Noten

  1. Conference Report, oktober 1944, p. 94.

  2. Deseret News, 13 februari 1932, kerkkatern, pp. 5, 7.

  3. ‘Mormon View of Life’s Mission’, Deseret Evening News, 27 juni 1908, kerkkatern, p. 2.

  4. Conference Report, april 1905, p. 62.

  5. Conference Report, oktober 1923, pp. 70–71.

  6. Conference Report, april 1905, p. 59.

  7. Conference Report, oktober 1906, p. 48.

  8. Conference Report, oktober 1926, p. 102.

  9. ‘Mormon View of Life’s Mission’, p. 2.

  10. Conference Report, april 1905, p. 63.

  11. Conference Report, oktober 1909, p. 78.

  12. Conference Report, april 1932, p. 44.

  13. Conference Report, oktober 1906, p. 50.

  14. Conference Report, oktober 1923, p. 70.

  15. ‘Mormon View of Life’s Mission’, p. 2.

  16. Deseret News, 26 mei 1945, kerkkatern, p. 6.

  17. Conference Report, april 1948, p. 163.

  18. ‘President Smith Sends Greetings’, Deseret News, 27 december 1950, kerkkatern, p. 3.

  19. ‘Mormon View of Life’s Mission’, p. 2.

  20. Conference Report, april 1905, p. 60.

  21. Conference Report, april 1939, pp. 122–123.

  22. Conference Report, april 1950, pp. 187–188.

  23. Conference Report, april 1939, p. 121.

  24. Conference Report, oktober 1921, p. 41.

  25. Conference Report, oktober 1923, p. 71.

  26. Conference Report, oktober 1921, p. 39.

  27. Deseret News, 26 mei 1945, kerkkatern, p. 4.

  28. ‘Some Thoughts on War, and Sorrow, and Peace’, Improvement Era, september 1945, p. 501.

‘Ik ben dankbaar dat er aan ons is geopenbaard, en dat ons in deze laatste dagen duidelijk is gemaakt, dat dit leven niet het einde is. Het maakt slechts deel uit van de eeuwigheid.’

‘Datgene (…) wat meer waard is dan al het andere, is de mogelijkheid om het eeuwige leven (…) te beërven [met uw] zoons en dochters, echtgenoot of echtgenote.’

‘[Jezus’] opstanding was de eerste zekerheid voor het mensdom dat ook wij uit het graf zullen opstaan.’