‘Koning David’, Verhalen uit het Oude Testament (2022)
‘Koning David’, Verhalen uit het Oude Testament
1 Samuel 18–19; 31; 2 Samuel 1; 5; 11–12
Koning David
De worstelingen van een koning
Koning Saul van Israël was onder de indruk van Davids overwinning op Goliath. Saul stelde David als aanvoerder van zijn legers aan.
David had de Heer lief. Hij wilde altijd doen wat goed was. Het volk van Israël hield van David.
Saul werd jaloers en probeerde David te doden. Maar David volgde de Heer. Die beschermde hem tegen Saul.
De Israëlieten vochten in vele oorlogen. Op een dag stierven Saul en zijn zoons in de strijd. David hield van hen en treurde om hun dood. Nu hadden de Israëlieten een nieuwe koning nodig. De Heer koos David als koning. En de mensen waren daar blij om.
1 Samuel 31:2–6; 2 Samuel 1:11–12; 5:1–5
De Heer zegende koning David en leidde hem. Met de hulp van de Heer versloeg Davids leger hun vijanden.
Maar op een dag dat David eigenlijk moest vechten, bleef hij thuis. Hij zag een mooie vrouw. Ze heette Bathseba, en David wilde met haar trouwen. Maar ze was al getrouwd met Uria, een soldaat in Davids leger.
David wilde met Bathseba trouwen. Daarom stuurde hij haar man, Uria, naar een gevaarlijke veldslag, zodat hij gedood zou worden.
David vernam al snel dat Uria in de strijd was gestorven. David stuurde een bode om Bathseba bij hem in huis te brengen en hij trouwde met haar.
Maar de Heer vond het niet goed wat David gedaan had. De Heer stuurde Nathan, een profeet, naar David. Hij vertelde hem wat een ernstige zonde hij had begaan. David had veel spijt van wat hij Uria en Bathseba had aangedaan. Hij bad en vastte om vergeving van de Heer.