2022
Ik dacht het instituut niet nodig te hebben, maar het veranderde alles voor mij
Februari 2022


Digitaal thema-artikel: jongvolwassenen

Ik dacht het instituut niet nodig te hebben, maar het veranderde alles voor mij

Toen de waarheid voor mij in nevelen gehuld was, was het instituut de stap die ik moest nemen om me dichter bij mijn hemelse Vader te voelen.

Afbeelding
vijf studenten aan een tafel op het instituut

Toen ik opgroeide, was het instituut niet echt een doel van me. Hoewel ouderling L. Tom Perry (1922–2015) van het Quorum der Twaalf Apostelen het instituut heeft vergeleken met ‘een schild van bescherming om je heen om je te behoeden voor de verleidingen en beproevingen van de wereld’,1 dacht ik dat ik na het seminarie klaar was! Ik dacht dat ik al het mogelijke had geleerd. Mijn geloofszaadje was geplant en ik was klaar om te groeien. Ik dacht dat ik alle evangeliekennis had die nodig was om de wereld aan te kunnen.

Maar al snel merkte ik dat alle verleidingen van de wereld op me af kwamen. Voor mij was de overgang naar jongvolwassenheid niet gemakkelijk. Het seminarie had me de nodige geestelijke hulpmiddelen gegeven, maar ik wist niet hoe ik die moest gebruiken.

Mijn eerste jaren als jongvolwassene bracht ik afwisselend in Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten door. Ik had een studiebeurs voor een universiteit in Massachusetts, en ik merkte dat mijn tijd en focus nooit echt op de kerk gericht waren. Tegen het einde van mijn studie was ik al twee jaar niet naar de kerk geweest en had ik niets met het evangelie gedaan.

Ik had mezelf onbewust kwetsbaar gemaakt in mijn geestelijke strijd tegen de wereld.

En de wereld leek te winnen.

Maar toen ik naar Nieuw-Zeeland terugkeerde om de laatste paar jaar van mijn studie af te maken, veranderde er iets. Ik begon na te denken over de wroeging en schaamte die ik voelde omdat ik mijn spiritualiteit had verwaarloosd. En nadat ik zo lang van het evangelie weg was geweest, had ik vragen en veronderstellingen over de kerk die mijn kleine zaadje van geloof in de kiem smoorden.

Toen ik met gebogen hoofd over de universiteitscampus wandelde, botste ik bijna tegen het instituutsgebouw op. Met een zwaar hart vol vragen en nog maar een kruimeltje geloof bracht ik mezelf ertoe naar binnen te gaan. Ik was sceptisch over het evangelie en ik wilde me liever niet inlaten met iets wat met de kerk te maken had. Ik schreef me evenwel in voor een cursus omdat ik dacht er wat houvast aan te hebben.

Door die ene cursus betrad ik een pad dat mijn leven veranderde. En ik heb er vier waardevolle lessen door geleerd.

1. We worden volkomen liefgehad

Een van de grootste vragen die ik bij het begin van de cursus had, was: ‘Houdt God nog wel van me?’ Ik zat behoorlijk met mijzelf in de knoop door de keuzes die ik had gemaakt toen ik ver weg studeerde. Ik dacht dat er geen weg terug was. Maar toen ik elke week naar het instituut bleef gaan, was er in elke les wel een boodschap die me aansprak: ‘Gods liefde kent geen grenzen.’

We begaan wellicht vergissingen, maar de vriendelijke herinnering van mijn leerkracht dat onze hemelse Vader ons volkomen liefheeft, was tijdens het eerste semester een van de belangrijkste lessen in elke instituutsklas. Ik besefte dat Hij ons liefheeft en ons wil leiden, ook als we dat zelf niet geloven.

2. Onze hemelse Vader wil dat we vragen stellen en naar waarheid zoeken

Ik had in mijn jeugd zoveel vragen over de kerk, maar uit angst voor kritiek had ik nooit het gevoel dat ik ze kon uiten. En als jongvolwassene had ik nog meer vragen.

Toen ik aan het instituut begon, concentreerde ik me meer op mijn onbeantwoorde vragen dan op mijn geloof en de beginselen die ik kende. En toen de COVID-19-pandemie uitbrak, en ik door stress en angst verteerd werd, vond ik het moeilijk om de Geest te voelen. In de hoop iets te voelen, besloot ik om voor het eerst in maanden neer te knielen en te bidden. Voordat ik een woord kon zeggen, vulden mijn ogen zich met tranen omdat ik door een sterk gevoel van liefde werd omhuld. Ik smeekte de Heer om al mijn vragen te beantwoorden, mijn last te verlichten en mij vrede te brengen.

Vlak na dat gebed sprak mijn instituutsleerkracht met mij en een klasgenoot. Hij vroeg ons wat jongvolwassenen nodig hebben. Hij wilde zijn lessen graag op de meest gebruikelijke problemen en vragen afstemmen. Het was een troost om te weten dat hij wilde helpen, en ik sprak openlijk over mijn gevoelens. Toen we die middag over de behoeften van jongvolwassenen in de kerk spraken, kreeg ik antwoord op mijn gebed door wat mijn klasgenoot zei.

Ik besefte dat ik niet de enige met vragen was en dat ik me er niet voor hoefde te schamen, zoals ik eerder dacht.

Na dat gesprek voelde ik me geestelijk opgebouwd. Ik was er voor het eerst van overtuigd dat mijn hemelse Vader mijn vragen serieus nam en dat Hij me in de loop der tijd antwoorden zou helpen vinden.

3. We kunnen van gelijkgestemde jongvolwassenen leren

Jongvolwassenen in de kerk bewandelen verschillende paden en hebben verschillende visies, en het kan moeilijk voor ons zijn om raakvlakken te vinden. Maar we hebben wel het evangelie gemeen.

Door mijn toenemende betrokkenheid bij het instituut was het geweldig om van jongvolwassenen met zoveel unieke ervaringen te horen hoe zij in hun strijd tegen het kwaad hun geestelijke fundament hebben gelegd.

Als ik naar het instituut ging, voelde ik mij minder eenzaam. Door regelmatige begeleiding en gesprekken over het evangelie heb ik vriendschappen gesloten, en door de invloed van die vriendschappen ben ik gezegend en geïnspireerd om mijn geloof te blijven versterken.

4. We moeten ons eigen getuigenis ontwikkelen

Als jongere ging ik naar de kerk omdat mijn ouders dat van me verlangden. Mijn getuigenis van het evangelie was slechts een schaduw van hun getuigenis. Maar toen ik op het instituut bleef groeien en naar waarheid zocht, leerde ik op mijn eigen getuigenis te vertrouwen in plaats van me achter het getuigenis van mijn ouders te verschuilen. Het geloofszaadje dat ik jaren eerder had gezaaid, begon al snel te ontspruiten. Mijn instituutslessen verschaften de aarde en de voedingsstoffen die het zaadje nodig had om te gedijen.

Het instituut heeft uiteindelijk een grote rol in mijn bekering tot het evangelie van Jezus Christus gespeeld. Het instituut blijft een hulpmiddel om mijn geloof te versterken en is een toevluchtsoord waar ik moeilijke vragen kan stellen. Hoewel ik mijn hele leven al lid van de kerk ben, heb ik pas een echt, en eigen, getuigenis gekregen toen ik naar het instituut ging en de evangeliebeginselen begon toe te passen.

Deelname aan het instituut biedt jongvolwassenen talloze zegeningen. President Thomas S. Monson (1927–2018) heeft beloofd: ‘Als je de Schriften ijverig bestudeert, zul je verleiding beter kunnen weerstaan en bij alles wat je doet sterker de leiding van de Heilige Geest voelen.’2

Ik herhaal en benadruk deze zegeningen van het instituut die onze dierbare, voormalige profeet beloofde. Mijn voortdurende strijd om de veranderingen in mijn jongvolwassen leven bij te houden werd makkelijker toen mijn getuigenis van het evangelie sterker werd. Door aan het instituut deel te nemen, heb ik mijn getuigenis ontwikkeld, dat mijn schild is geworden om de verleidingen van de wereld te weerstaan. En door regelmatige Schriftstudie met andere jongvolwassenen ben ik gaan inzien dat het instituut werkelijk een geïnspireerd programma van onze hemelse Vader is.

Noten

  1. L. Tom Perry, ‘Receive Truth’, Ensign, november 1997, 61–62.

  2. Thomas S. Monson, 21 april 2009, institute.ChurchofJesusChrist.org.