Waarom is het een grotere zonde iemand niet te vergeven dan iemand onrecht aan te doen?

De Heer heeft gezegd: ‘Daarom zeg Ik u, dat gij elkaar dient te vergeven, want wie zijn broeder zijn overtredingen niet vergeeft, staat veroordeeld voor het aangezicht des Heren, want in hem verblijft de grotere zonde.

‘Ik, de Heer, zal vergeven wie Ik vergeven wil, maar van u wordt het vereist alle mensen te vergeven’ (Leer en Verbonden 64:9–10).

Als we niet vergeven, plaatsen wij ons beperkte oordeel boven het volmaakte oordeel van de Heer. Hij heeft perfect zicht op het hart en de omstandigheden van de mens en het oordeel is alleen aan Hem. Hij zal iedereen uiteindelijk volmaakte gerechtigheid en volmaakte genade toebedelen — zowel hun die anderen onrecht hebben aangedaan als hun die onrecht geleden hebben.

Daarnaast laat de Heer ons, door te verlangen dat wij vergeven, geluk boven ellende verkiezen, van bittere grieven en wrok afstand doen en genezing door zijn genade ontvangen. Dan ontdekken we waar ouderling Kevin R. Duncan van de Zeventig ons op wees: ‘De verzoening van de Heiland is niet alleen voor wie zich moeten bekeren, maar ook voor wie moeten vergeven’ (zie ‘De genezende zalf van vergeving’, Liahona mei 2016, 35).