2009
Pas op voor de gaten
November 2009


Pas op voor de gaten

Gaten kunnen wijzen op zaken die verbetering behoeven of die, als we ze negeren, struikelblokken kunnen worden.

Afbeelding
Barbara Thompson

Een paar jaar geleden ging ik op bezoek bij goede vrienden in Londen (Engeland). Ik reisde toen met de ‘tube’ — zoals de Londense metro in de volksmond wordt genoemd. Op alle drukke metrostations worden de reizigers gewaarschuwd voor mogelijk gevaar. Knipperlichten geven aan dat er een metro in aantocht is en dat men afstand moet houden. Er is ook een waarschuwing aan de reizigers dat ze bij het uitstappen moeten oppassen voor de ruimte tussen de metro en het perron. In het Engels luidt die waarschuwing: ‘Mind the Gap’. Mensen worden zo aangespoord om op te letten dat ze niet in het gapende gat tussen metro en perron stappen of er iets in laten vallen. Die waarschuwing is nodig omdat er een gevaarlijke situatie kan ontstaan. Omwille van de veiligheid moeten de mensen oppassen bij het uitstappen.

Veel mensen hebben last van gaten in hun leven. Soms zit er een gat tussen onze kennis en wat we er daadwerkelijk mee doen, of een gat tussen onze doelen en wat we daadwerkelijk bereiken. Deze gaten kunnen wijzen op zaken die verbetering behoeven of die, als we ze negeren, struikelblokken kunnen worden.

Ik wil graag enkele gaten in mijn leven of in dat van anderen noemen. Vandaag zal ik het over de volgende hebben:

Ten eerste, het gat tussen geloven dat u een dochter van God bent, en met hart en ziel weten dat u een dierbare, geliefde dochter van God bent.

Ten tweede, het gat tussen het voltooien van het jongevrouwenprogramma en een betrokken lid van de ZHV worden — ‘de vrouwenorganisatie van de Heer’.1

Ten derde, het gat tussen geloven in Jezus Christus, en kloekmoedig zijn in het getuigenis van Jezus Christus.

Ten eerste, het gat tussen geloven en weten dat u een dierbare, geliefde dochter van God bent.

Bijna iedereen die langer dan een paar maanden lid is van de kerk, heeft wel eens ‘Ik ben een kind van God’2 gezongen. Ik zong het lied al toen ik nog klein was en heb het ook altijd geloofd. Hoewel de meesten van ons dat wel geloven, lijken we dat in zware of moeilijke tijden vaak te betwijfelen of te vergeten.

Sommigen zeggen dan bijvoorbeeld: ‘Als God echt van me hield, zou Hij mijn kind deze ziekte hebben bespaard.’ ‘Als God van mij hield, zou Hij mij aan een goede man helpen aan wie ik in de heilige tempel verzegeld kan worden.’ ‘Als God van me hield, zouden we genoeg geld hebben om een huis voor ons gezin te kopen.’ Of ‘Ik heb gezondigd en God zal dus nooit meer van me kunnen houden.’

Helaas horen wij dergelijke uitspraken maar al te vaak. U moet weten dat er niets is dat u kan ‘scheiden van de liefde van Christus’. In de Schriften staat duidelijk dat geen verdrukking, benauwdheid, vervolging, macht of enig ander schepsel ons kan scheiden van de liefde Gods.3

Onze hemelse Vader had ons zo lief dat Hij zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft om verzoening voor onze zonden te brengen. De Heiland heeft niet alleen voor iedere zonde geleden, maar ook alle pijn, smart, ongemak, eenzaamheid en verdriet gevoeld die wij ooit kunnen ervaren. Is dat geen grote liefde? President Henry B. Eyring heeft gezegd: ‘Het is de Heilige Geest die getuigt dat God bestaat en die ons in staat stelt de vreugde van zijn liefde te voelen.’4

Wij moeten zijn liefde aanvaarden, en onszelf en anderen liefhebben. Bedenk dat iedere ziel op aarde een kind van God is. Wij dienen liefdevol en vriendelijk met elkaar om te gaan, zoals het kinderen van God betaamt.

De meesten van u doen erg uw best om uw taken te doen, de geboden te onderhouden en de Heer te gehoorzamen. U dient de goedkeuring van de Heer te onderkennen. U moet weten dat de Heer welbehagen in u heeft en uw offer heeft aangenomen.5

Pas op voor dit gat en laat twijfel en onzekerheid geen vat op u krijgen. Weet dat God erg veel van u houdt en dat u zijn dierbare kind bent.

Vervolgens het gat tussen het voltooien van het jongevrouwenprogramma, en een betrokken lid van de ZHV worden — de vrouwenorganisatie van de Heer.

In veel landen wordt een meisje met haar achttiende een vrouw. Voor velen is dat een spannende tijd waarop wij ons volwassen voelen en klaar om de wereld te veroveren. Voor de jongevrouwen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is dit ook de tijd waarop wij veel van onze doelen in het programma Persoonlijke vooruitgang afronden, naar de ZHV gaan en roepingen in de kerk gaan vervullen. Ons getuigenis is versterkt in de jongevrouwenorganisatie, en wij hebben een reeks doelen gesteld die uitmonden in een tempelhuwelijk en een eeuwig gezin.

Helaas nemen sommige jonge zusters ‘verlof’ wat de volledige betrokkenheid bij het evangelie en de ZHV betreft. Sommigen hebben de houding: ‘de ZHV komt wel als ik getrouwd ben, als ik ouder ben of als ik het minder druk heb.’

Toen ik van de middelbare school kwam, had ik mij ten doel gesteld om minstens een paar jaar te studeren, met een knappe man te trouwen en vier volmaakte, prachtige kinderen te krijgen (twee jongens en twee meisjes). Mijn man moest een goed inkomen hebben zodat ik niet hoefde te werken, maar in de kerk en de gemeenschap kon dienen. Gelukkig was een van mijn doelen ook om actief en trouw in de kerk te zijn.

Nou ja, zoals u misschien wel weet, zijn veel van mijn doelen niet uitgekomen zoals ik had gehoopt. Ik maakte mijn studie af, ging op zending, kreeg een baan, vervolgde mijn doctoraalstudie en bleef vele jaren werkzaam in mijn beroep. (Ik dacht dertien jaar geleden dat ik zeker zou trouwen toen ik een gelukskoekje opende met de boodschap: ‘Je zult binnen een jaar getrouwd zijn.’) Maar er kwamen geen knappe man, geen huwelijk en geen kinderen. Er was maar één ding dat volgens plan verliep. Ik probeerde actief en trouw in de kerk te zijn. Daar ben ik erg dankbaar voor. Dat bleek van cruciaal belang voor mij te zijn.

Ik heb jarenlang in de jongevrouwenorganisatie mogen werken en jongere vrouwen mogen onderrichten en tot hen mogen getuigen. Zij waren bezig om hun getuigenis te ontwikkelen en vooruitgang te maken op de wijze van de Heer.

Ik ben ook in ZHV-roepingen werkzaam geweest, wat mij heeft geleerd om anderen te dienen en mijn geloof te versterken. Het gaf mij ook een fijn gevoel om ergens bij te horen. Hoewel ik niet getrouwd was en geen kinderen had, vond ik mijn leven zeker zinvol. Ik raakte heus wel eens ontmoedigd en twijfelde wel eens aan het plan.

Een collega op het werk die geen lid van de kerk was, zei tegen mij: ‘Waarom blijf je toch naar een kerk gaan die zo veel nadruk legt op het huwelijk en het gezin?’ Mijn eenvoudige antwoord was: ‘Omdat het waar is!’ Ik kan net zo alleenstaand en net zo kinderloos zijn buiten de kerk. Maar met de kerk en het evangelie van Jezus Christus in mijn leven had ik vreugde gevonden. Ik wist dat ik het pad volgde dat de Heiland goedkeurde. Ik vond vreugde en talloze gelegenheden om te dienen, lief te hebben en te groeien.

Het gaat er niet alleen om wat u door uw actieve deelname in de ZHV ontvangt, maar ook om wat u kunt geven en bijdragen.

Lieve zusters, vooral jullie jongere alleenstaanden, ik getuig tot u dat God u liefheeft, Hij is u indachtig; Hij heeft een plan voor u. Hij heeft u nodig om zijn kinderen te dienen. Hij heeft u nodig om actief en trouw en volledig betrokken vrouwen in zijn kerk te zijn. Hij heeft u nodig om ‘te vertroosten wie treuren’ en hen sterk te maken.6

Zuster Eliza R. Snow, de tweede algemeen ZHV-presidente, sprak in 1873 tot een grote groep zusters — zowel tieners als volwassenen — in Ogden (Utah). Zij gaf de volgende gepaste raad, die ook nu nog van toepassing is.

Zij sprak tot de jongere vrouwen en zei: ‘Als u met elkaar omgaat [de oudere en jongere vrouwen], wordt uw verstand scherper, ontwikkelt u intelligentie en werpt u onwetendheid van u af. De Geest Gods geeft uw verstand instructie en u geeft die aan elkaar door. God zij met u, mijn jonge zusters. Bedenk dat u heiligen Gods bent en dat u een belangrijk werk te doen hebt in Zion.’

Verder gaf ze alle vrouwen de volgende raad: ‘Paulus de apostel sprak weleer van heilige vrouwen. Wij hebben allemaal de plicht om een heilige vrouw te zijn. Wij zullen hoge doelen nastreven als wij heilige vrouwen zijn. Wij zullen merken dat wij geroepen zijn om belangrijke taken te verrichten. Niemand is ervan vrijgesteld. Er is geen zuster die zo geïsoleerd is of wiens invloedssfeer zo beperkt is dat ze Gods koninkrijk op aarde niet kan helpen vestigen.’7

Pas op voor dit gat en laat er op geen enkele wijze een inactiviteitsgat in uw leven ontstaan. U hebt de kerk nodig, en de kerk heeft u nodig.

Tot slot, het gat tussen geloven in Jezus Christus en kloekmoedig zijn in het getuigenis van Jezus Christus.

Veel mensen geloven in Jezus Christus — dat Hij vele jaren geleden uit Maria in Bethlehem in nederige omstandigheden is geboren. De meesten geloven dat Hij een groot leraar is geworden, een vriendelijke en edele ziel. Sommigen geloven dat Hij ons waardevolle beginselen en geboden heeft gegeven en dat als wij die leringen en geboden opvolgen, wij gezegend worden.

Als heiligen der laatste dagen weten wij echter dat we meer moeten doen dan in Christus te geloven. Wij moeten geloof en vertrouwen in Hem hebben, ons van onze zonden bekeren, ons in zijn naam laten dopen en de gave van de Heilige Geest ontvangen, en getrouw tot het einde toe volharden.

Wij behoren ons getuigenis aan anderen te geven. Wij dienen onze verbonden met God trouw na te komen. Wij weten dat alle dingen zullen worden geopenbaard en verleend aan hen ‘die kloekmoedig hebben volhard voor het evangelie van Jezus Christus’.8

Als wij zijn bekeerd, is er een natuurlijke drang om het evangelie aan dierbaren uit te dragen. Lehi was bekeerd en verlangde dat zijn gezin ook de goedheid van het evangelie zou smaken.9 Nephi sprak over Christus, verheugde zich in Christus en predikte Christus, opdat zijn kinderen de Bron zouden kennen voor de vergeving van hun zonden, ofwel weten waar zij vrede en vreugde konden vinden.10

Toen Enos was bekeerd en zijn zonden waren vergeven, maakte hij zich zorgen om het welzijn van zijn broeders. Hij wilde dat zij de zegeningen ontvingen die hij had ontvangen.11

In de Schriften lezen we over mannen en vrouwen die er na hun bekering naar verlangden hun broeders en zusters te ‘versterken’.12

Laat uw stem horen onder de getrouwen door kloekmoedig te verklaren dat Hij leeft13, dat zijn kerk is hersteld en dat het plan van geluk voor iedereen is bestemd.

Als wij oppassen voor deze gapende gaten door goed op te letten en afstand te nemen van de gevaren, zien wij de volheid van de zegeningen van het evangelie steeds meer in vervulling gaan.

Lieve zusters, ik hou van u. Ik weet dat de Heiland leeft. Ik weet dat Hij eenieder van ons liefheeft. Ik weet dat dit zijn kerk is. Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Spencer W. Kimball, ‘Relief Society—Its Promise and Potential’, Ensign, maart 1976, p. 4.

  2. ‘Ik ben een kind van God”, lofzang 195.

  3. Zie Romeinen 8:35–39.

  4. Henry B. Eyring, ‘The Love of God in Missionary Work’ (toespraak gehouden tijdens de instructiebijeenkomst voor zendingspresidenten, 25 juni 2009).

  5. Zie LV 97:27; LV 124:1.

  6. ‘Wij zusters in Zion’, lofzang 200.

  7. Eliza R. Snow, ‘An Address’, Woman’s Exponent, 15 september, 1873, p. 62.

  8. LV 121:29.

  9. Zie 1 Nephi 8:10–12.

  10. Zie 2 Nephi 25:26.

  11. Zie Enos 1:5–11.

  12. Zie Lucas 22:32.

  13. Zie LV 76:22.