2009
De verantwoordelijkheid van de priesterschap
May 2009


De verantwoordelijkheid van de priesterschap

Een priesterschapsdrager kan een positieve invloed op anderen hebben.

Afbeelding
Elder Claudio R. M. Costa

Ouderling Andersen, namens de zeventigers zeg ik u dat we van u houden en dat we u met hart en ziel steunen.

Broeders, het is mij een heilig voorrecht deel uit te maken van het vorstelijke leger Gods.1 Het stemt mij nederig dat ik voor u sta, u die in plaatsen overal ter wereld bent vergaderd.

In de wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden van 21 juni 2003 verklaarde president Gordon B. Hinckley dat priesterschapsdragers een viervoudige verantwoordelijkheid hebben. Dit waren zijn woorden: ‘Ieder van ons heeft een viervoudige verantwoordelijkheid. Ten eerste zijn we verantwoordelijk voor ons gezin. Ten tweede zijn we verantwoordelijk tegenover onze werkgever. Ten derde zijn we verantwoordelijk voor het werk Gods. En ten vierde zijn we verantwoordelijk voor onszelf.’2

Deze vier gebieden van verantwoordelijkheid zijn van wezenlijk belang.

President Hinckley gaf daarna aan: ‘Het is van het grootste belang dat u uw gezin niet verwaarloost. Niets is waardevoller.’3

Het is de verantwoordelijkheid van de vader om zijn gezin voor te gaan in dagelijks gezinsgebed en schriftstudie, en in de gezinsavond. Laten we de kansen om het geestelijke fundament van ons gezin te leggen en verankeren, voorrang geven en beschermen. President Hinckley heeft gezegd: ‘Probeer er niets tussen te laten komen. Beschouw die tijd als heilig.’4

Over de gezinsavond zei hij: ‘Houd de maandagavond vrij voor de gezinsavond.’5

Onze kinderen krijgen het, evenals hun ouders, steeds drukker met allerhande zaken. Ze hebben activiteiten met de kerk, op school en met vrienden. Veel van onze kinderen zijn het enige lid van de kerk op school. Vaak plannen scholen activiteiten op maandagavond — activiteiten zoals sport, toneel, koor en andere evenementen. We doen er goed aan om onze maandagavonden vrij te houden van andere verplichtingen, zodat de gezinsavond kan worden gehouden. Er is geen activiteit die belangrijker is voor ons gezin.

Op de gezinsavond en bij andere gezinsaangelegenheden bereiden we onze kinderen voor op de zegeningen van de Heer. Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf heeft gezegd: ‘Het is onze verantwoordelijkheid erop te toe te zien dat we gezinsgebed, schriftstudie en gezinsavond hebben. Het is onze taak onze kinderen voor te bereiden op de verordeningen van eeuwig heil en de verhoging.6

De gezinsavond is bij uitstek geschikt om onszelf en onze kinderen te sterken. Het is belangrijk dat het hele gezin betrokken wordt bij de gezinsavond. Een kind kan vertellen over de les die het in het jeugdwerk heeft gehad. Het geloof en het getuigenis van mijn eigen gezin zijn op de gezinsavond tot bloei gekomen.

Dagelijkse schriftstudie is nog zo’n belangrijke gezinsactiviteit. Ik herinner mij dat mijn zoon zeven was. Hij stond tijdens een storm onder de douche toen de stroom in huis uitviel. Mijn vrouw riep tegen hem dat hij zich moest aankleden, een kaars moest aansteken en langzaam naar beneden moest komen voor ons gezinsgebed. Ze waarschuwde hem om de kaars niet op de vloerbedekking te laten vallen, omdat er dan brand kon ontstaan en het huis zou afbranden. Een paar minuten later kwam hij voorzichtig de trap af met in zijn ene hand een kaars en onder zijn andere arm zijn schriften. Zijn moeder vroeg hem waarom hij zijn schriften had meegebracht. Hij antwoordde: ‘Mam, als het huis afbrandt, wil ik wel mijn schriften redden!’ Toen wisten we dat het ons gelukt was om liefde voor de Schrift in zijn hart te laten ontspruiten.

Over onze verantwoordelijkheid jegens onze werkgever heeft president Hinckley gezegd: ‘U hebt een plicht. Wees eerlijk tegenover uw werkgever. Doe geen werk voor de kerk in zijn tijd.’7

Hij wees ons er ook op dat onze baan ons in staat stelt om voor ons gezin te zorgen en een goede dienstknecht in de kerk te zijn.

Priesterschapsdragers dragen veel verantwoordelijkheid en hebben vele taken. We leggen bezoeken af, voeren gesprekken, geven onderricht en dienen onze naaste. Wij dragen de verantwoordelijkheid om de leden van de kerk op te bouwen en hun geloof in en getuigenis van onze Heiland Jezus Christus te vergroten. We krijgen de kans om zorg te geven aan onze huisonderwijsgezinnen, en om de leden te leren hoe zij op de wijze des Heren in het onderhoud van zichzelf, hun gezin, en de armen en behoeftigen kunnen voorzien. Priesterschapsdragers dragen de verantwoordelijkheid om jongeren te motiveren om zich voor te bereiden op een voltijdzending en een tempelhuwelijk.8

President Ezra Taft Benson heeft verklaard: ‘Priesterschapsdragers hebben de plicht quorumleden en hun gezinnen door middel van het huisonderwijs te hoeden.’9

We moeten zorg hebben voor elk lid van de kerk voor wie wij verantwoordelijkheid dragen. Huisonderwijs is een van onze belangrijkste taken.

Als vader hebben wij ook de heilige verantwoordelijkheid onze kinderen het goede voorbeeld te geven, zodat ze later goede ouders worden en thuis leiding weten te geven. Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd, ik citeer: ‘Wij verzoeken alle priesterschapsleiders, in het bijzonder u, vaders, om uw zoons voor te bereiden. Bereid ze zowel geestelijk als wereldlijk voor om eruit te zien en te handelen als dienstknecht des Heren.’10

Als wij het priesterschap ontvangen, sluiten we een eeuwig verbond om anderen te dienen.11 Een priesterschapsdrager kan een positieve invloed op anderen hebben.

President Thomas S. Monson heeft aangegeven: ‘We kunnen ons gelukkig en gezegend prijzen dat we deel van Gods priesterschap uitmaken. (…)

‘Bedenk altijd dat de mensen op u rekenen voor leiding en dat u het leven van mensen beïnvloedt, ten goede of ten kwade, welke invloed nog generaties lang zal worden gevoeld.’12

Ons voorbeeld spreekt boekdelen. Ik ben in de kerk door het voorbeeld van vele leiders en leden beïnvloed. Ik ken een fantastisch echtpaar dat een groot voorbeeld was voor ons gezin en de hele wijk. Ze hadden zich in 1982 laten dopen. Ik was toen hun bisschop.

Celso en Irene woonden ver van de kerk af. Zij liepen op zondag anderhalf uur heen en terug, en misten nooit een bijeenkomst. Ze waren er altijd en waren altijd goedgeluimd. Ze stonden altijd klaar om te helpen. Marcos, de zoon van Celso en Irene, is verstandelijk en lichamelijk gehandicapt. Ze zorgden uitermate liefdevol voor hun zoon. In 1999 kreeg Celso een hersenbloeding waardoor hij gedeeltelijk verlamd raakte. Celso bleef trouw met zijn gezin naar de kerk komen. Ze betaalden trouw hun tiende en een royale vastengave. Onze zoon, Moroni, is nu hun bisschop en hij heeft mij verteld dat Celso en Irene nog steeds even toegewijd zijn. Niet alleen hebben zij beiden een roeping in de wijk, ook zijn zij voorbeeldige tempelwerkers in de São Paulotempel. Zij zijn elke vrijdag de hele dag in de tempel. Zij zetten bereidwillig hun tijd en middelen in om hun kerktaken toegewijd te vervullen.

President Monson raadde aan: ‘Het merendeel van het dienstbetoon dat priesterschapsdragers verrichten, gebeurt in stilte en zonder veel ophef. Een vriendelijke glimlach, een hartelijke handdruk, een oprecht getuigenis van de waarheid kan letterlijk mensen opbeuren, de menselijke aard veranderen en kostbare zielen redden.’13

Dat is de manier waarop Celso en Irene anderen steun bieden.

Nu we het hebben over het verstandige gebruik van onze tijd en middelen met betrekking tot ons gezin, onze baan en onze kerkroeping is het goed om te beseffen dat niet een priesterschapsdrager zonder geestelijke groei kan. Dat is een verantwoordelijkheid die we jegens onszelf hebben. Het is goed om te onthouden dat er altijd hulp beschikbaar is.14 De raad van onze profeten, zieners en openbaarders is de belangrijkste hulp die we kunnen krijgen.

Onze Redder heeft ons allemaal deze uitnodiging gegeven:

‘Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, En gij zult rust vinden voor uw zielen;

want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’15

Als we zijn werk en zijn wil doen in plaats van onze eigen wil, zullen we tot het besef komen dat zijn juk zacht is en zijn last licht. Hij zal altijd nabij zijn. Hij zal ons precies datgene openbaren wat we nodig hebben om succesvol te zijn in ons gezin, op ons werk en in de taak die we in zijn kerk hebben. Hij zal ons helpen groeien, individueel en als broeders in de priesterschap.

Ik weet dat de kerk waar is. Ik weet dat Joseph Smith een profeet van God is. Ik weet dat president Thomas S. Monson de profeet van de Heer op aarde is. Ik weet dat Jezus de Christus is, onze Redder en Verlosser. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie ‘O ziet! Een vorst’lijk leger’, Heilige lofzangen, nr. 118.

  2. Gordon B. Hinckley, ‘Vreugde in het voorrecht om te dienen’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 21 juni 2003, p. 22.

  3. Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 21 juni 2003, p. 22.

  4. Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 21 juni 2003, p. 22.

  5. Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 21 juni 2003, p. 23.

  6. Russell M. Nelson, ‘Onze heilige taak om de vrouw te eren’, Liahona, juli 1999, p. 47.

  7. Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 21 juni 2003, p. 23.

  8. Brief van het Eerste Presidium, 25 september 1996, ‘Aandachtspunten en training door leiders’.

  9. Ezra Taft Benson, ‘Strengthen Thy Stakes’, Tambuli, augustus 1991, p. 6.

  10. M. Russell Ballard, ‘Prepare to Serve’, Ensign, mei 1985, p. 43.

  11. Zie M. Russell Ballard, ‘The Greater Priesthood: Giving a Lifetime of Service in the Kingdom’, Ensign, september 1992, p. 72.

  12. Thomas S. Monson, ‘Een rechtschapen voorbeeld’, Liahona, mei 2008, pp. 65–66; zie ook N. Eldon Tanner, ‘For They Loved the Praise of Men More Than the Praise of God’, Ensign, november 1975, p. 74.

  13. Thomas S. Monson, ‘Leren, doen, zijn’, Liahona, november 2008, p. 62.

  14. Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 21 juni 2003, p. 23.

  15. Matteüs 11:29–30.