2009
‘Man geraakt!’
May 2009


‘Man geraakt!’

Verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen is de kern van resoluut priesterschapswerk.

Afbeelding
President Henry B. Eyring

Ik acht het een eer en zegen dat ik de priesterschap van God kan toespreken. Ik wil u vanavond helpen om uw priesterschapswerk moedig en onverschrokken te doen.

U zult moedig en flink moeten zijn omdat u in deze laatste bedeling in actieve dienst in Gods leger bent. We leven niet in vredestijd. Dat is al zo vanaf de tijd dat Satan zich in het voorsterfelijk bestaan met zijn horden richtte tegen het plan van onze hemelse Vader. We hebben geen details van de strijd toen. Maar we weten wel wat het resultaat was: Satan en zijn volgelingen werden op de aarde neergeworpen. En vanaf de schepping van Adam en Eva is de strijd verder gegaan. Die is zelfs heviger geworden. En de Schrift geeft aan dat die strijd nog heviger zal worden en dat de slachtoffers aan de zijde des Heren zullen toenemen.

Haast iedereen heeft wel eens een slagveld gezien in een film of er wel eens over gelezen. Boven de explosies en het geschreeuw van de soldaten uit, klinkt opeens de kreet ‘Man geraakt!’

Als die kreet klinkt, begeven soldaten zich naar de plek waar de kreet vandaan kwam. Een soldaat of een hospik negeert het gevaar en probeert de gewonde kameraad te bereiken. En de man die is neergeschoten weet dat er hulp op komst is. Met gevaar voor eigen leven zal iemand gebukt of kruipend toesnellen om op tijd bijstand te verlenen. Dat geldt voor elke groep mannen die zich op een moeilijke en gevaarlijke missie hebben begeven, die zij tegen elke prijs willen volbrengen. Uit de annalen blijkt dat er legio verhalen zijn over zulke groepen vastberaden mannen, die vastbesloten waren om niemand op het slagveld achter te laten.

Ik lees u voor uit een officieel verslag.1 Bij gevechten in Somalië in oktober 1993, keken twee Amerikaanse commando’s uit hun helikopter terwijl er een vuurgevecht aan de gang was en zagen dat twee andere helikopters waren neergestort. De twee commando’s, relatief veilig in de lucht, hoorden via de radio dat er geen grondtroepen in de buurt waren om een van de neergeschoten vliegtuigbemanningen te redden. Een groeiend aantal vijandige troepen naderden de rampplek.

De twee mannen die vanuit de lucht toekeken, boden aan om op de grond actie te ondernemen [zijzelf noemden het via de radio ‘te worden neergelaten’], om hun ernstig gewonde kameraden te beschermen. Hun verzoek werd afgewezen, omdat de situatie te gevaarlijk was. Ze vroegen het nogmaals. Weer kregen ze geen toestemming. Pas na hun derde verzoek werden ze op de grond afgezet.

Hoewel slechts bewapend met hun eigen wapens, vochten zij zich een weg naar de neergestorte helikopter en de gewonde piloten. Zij wisten de rampplek te bereiken, ofschoon de naderende vijand hen onder vuur nam met allerlei handwapens. Zij haalden de gewonden uit het wrak. Zij stelden zich verdekt op vóór de gewonden, waarbij zij de gevaarlijkste posities innamen. Zij beschermden hun kameraden totdat ze geen munitie meer hadden en zij dodelijk werden geraakt. Hun moed en hun offer redden het leven van een piloot die zeker zou zijn gesneuveld.

Zij kregen ieder postuum de Medal of Honor, de hoogste Amerikaanse onderscheiding voor moed in een vijandelijk vuurgevecht. In de eervolle vermelding staat dat zij ‘veel meer deden dan van hen verwacht werd’.

Maar ik vraag mij af of zij dat zo zagen toen zij de neergestorte vliegeniers te hulp schoten. Uit loyaliteit voelden zij dat het koste wat het kost hun plicht was om hun kameraden te redden. Hun heldenmoed en hun onbaatzuchtigheid kwamen voort uit het gevoel dat zij verantwoordelijk waren voor het leven, het geluk en de veiligheid van hun kameraden.

Een dergelijk verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen is de kern van resoluut priesterschapswerk. Onze kameraden lopen verwondingen op in de geestelijke strijd om ons heen. Maar ook de mensen die wij dienen en beschermen tegen het kwaad. Geestelijke wonden zijn niet gemakkelijk herkenbaar, alleen geïnspireerde ogen zien die. Maar bisschoppen, gemeentepresidenten en zendingspresidenten zien wel de gewonden en de wonden onder de medediscipelen van Jezus Christus.

Dat is al jaren zo en overal op aarde. Ik herinner mij dat ik als bisschop in het gezicht en naar de houding van een jongeman in de priesterschap keek en dat er bij mij de gedachte opkwam, zo helder dat het bijna hoorbaar leek: ‘Ik moet hem spreken (…) en snel. Er is iets gaande. Hij heeft hulp nodig.’

Als ik u was zou ik zo’n indruk nooit naast mij neerleggen, omdat ik uit ervaring weet dat de wonden van zonde vaak pas laat door het slachtoffer worden gevoeld. Satan lijkt iets te injecteren om, terwijl hij de wond slaat, de geestelijke pijn te verdoven. Tenzij er iets snel gebeurt om de bekering op gang te brengen, kan de wond verergeren en verder openrijten.

Derhalve zult u, een priesterschapsdrager verantwoordelijk voor de geestelijke veiligheid van een paar kinderen van onze hemelse Vader, in actie komen zonder de kreet, ‘Man geraakt!’ af te wachten. Zelfs iemands beste vriend, andere leiders of ouders zien misschien niet wat u ziet.

Wellicht bent u wel de enige die door inspiratie het gevaar inziet. De anderen denken misschien wat u ook het liefst zou willen denken: misschien beeld ik mij het maar in. Wie ben ik om anderen te oordelen? Dat is niet mijn verantwoordelijkheid. Ik doe niets tot hij om hulp vraagt.

Alleen een bevoegd rechter in Israël heeft de macht en de plicht om na te gaan of iemand een ernstige verwonding heeft, die te onderzoeken en dan onder inspiratie van God de noodzakelijke genezende behandeling voor te schrijven. Maar u heeft zich er wel toe verbonden om naar een geestelijk gewond kind van God toe te gaan. Het is uw plicht om in die mate moedig en flink te zijn dat u er niet voor terugschrikt.

In dat verband wil ik twee dingen zo goed mogelijk uitleggen. Ten eerste, waarom hebt u de plicht om uw gewonde vriend te helpen? En, ten tweede, hoe komt u die plicht na?

Ten eerste hebt u zich ertoe verbonden, en is het aan u uitgelegd toen God zijn vertrouwen in u stelde en u het priesterschap ontving, dat u verantwoordelijkheid neemt voor alles wat u doet of niet doet voor het heil van anderen, hoe moeilijk en gevaarlijk het u ook lijkt.

Er zijn talloze voorbeelden van priesterschapsdragers die deze zware verantwoordelijkheid op zich hebben genomen, en ook u en ik moeten dat doen. Jakob in het Boek van Mormon omschreef die heilige verantwoordelijkheid als volgt toen hij in een moeilijke situatie terechtkwam, waarin hij hulp wilde geven: ‘Welnu, mijn geliefde broeders, volgens de verantwoordelijkheid die ik jegens God draag om mijn ambt in alle ernst groot te maken, en om mijn klederen van uw zonden te kunnen ontdoen, kom ik, Jakob, heden in de tempel om u het woord Gods te verkondigen.’2

Misschien werpt u tegen dat Jakob een profeet was en u niet. Maar uw priesterschapsambt, welke ambt dat ook is, komt met de plicht om de handen te verheffen die slap hangen en de knikkende knieën om u heen te sterken.3 U bent een dienstknecht van de Heer die een verbond is aangegaan om voor anderen zo goed mogelijk te doen wat Hij zou doen.

In Prediker worden uw kansen en uw opdrachten als volgt omschreven:

‘Twee zijn beter dan een, omdat zij een goede beloning hebben bij hun zwoegen.

Want, indien zij vallen, dan richt de een de ander weer op; maar wee de ene die valt zonder dat een metgezel hem opricht!’4

Dat zal u begrip geven van de ware en tot ernst stemmende woorden van Joseph Smith: ‘Alleen dwazen gaan lichtvaardig om met de zielen van mensen.’5 Jakob geloofde dan ook dat de smart van de gevallen man of vrouw die hij had kunnen helpen, aan zijn smart zal worden toegevoegd. Uw geluk en dat van de mensen die u als priesterschapsdrager dient, zijn met elkaar verbonden.

Nu komen we op de vraag hoe u het beste hulp kunt bieden aan wie u geroepen bent te dienen en te redden. Dat zal afhangen van uw capaciteiten en van welke priesterschapsrelatie u hebt tot de persoon die in geestelijk gevaar is. Ik wil u drie scenario’s aan de hand doen waarmee u in uw priesterschapswerk te maken zou kunnen krijgen.

Laten we beginnen met een onervaren junior huisonderwijscollega, een leraar in het Aäronische priesterschap, die met een ervaren collega aan een jong gezin is toegewezen. Voordat je op bezoek gaat, bid je om de kracht en inspiratie om hun noden te zien en te weten welke hulp je kunt geven. Zo mogelijk heb je dat gebed met je collega en noem je het gezin dat je bezoekt bij naam. Onder het gebed zul je in je hart liefde voor hen en voor God voelen. Jij en je collega zijn het erover eens wat er gedaan moet worden. Daar richt je je plannen op.

Wat je plan ook is, je zult tijdens het bezoek in alle nederigheid geconcentreerd toekijken en luisteren. Je bent jong en onervaren. Maar de Heer kent hun geestelijke toestand en hun noden beter dan wie ook. Hij houdt van hen. En omdat je weet dat Hij je gestuurd heeft om voor Hem te handelen, kun je erop vertrouwen dat je hun noden zult aanvoelen en zult voelen wat je kunt doen om je hulpverlenende plicht te vervullen. Dat zul je voelen als je bij hen thuis bent. Daarom staat deze priesterschapsplicht in de Leer en Verbonden: ‘Om elk lid thuis te bezoeken, en hen aan te sporen om overluid en in het verborgen te bidden, en alle huiselijke plichten na te komen.’6

En dan is er nog een belangrijkere taak, waarvoor je zelfs meer onderscheidingsvermogen zult moeten hebben:

‘De plicht van de leraar is om altijd over de [leden der] kerk te waken, en met hen te zijn en hen te sterken;

‘en erop toe te zien dat er geen ongerechtigheid in de kerk is, noch hardheid onder elkaar, noch liegen, laster of kwaadsprekerij;

‘en erop toe te zien dat de kerk dikwijls tezamen komt, en er ook op toe te zien dat alle leden hun plicht nakomen.’7

Jij en je collega zullen zelden inspiratie ontvangen om in detail te weten of ze voldoen aan die norm. Maar ik kan je wel uit ervaring beloven dat je zult weten wat ze goed doen. En op basis daarvan kun je ze bemoedigen. Er is nog een belofte die ik je kan doen: jij en je collega zullen door inspiratie weten welke veranderingen zij kunnen aanbrengen om de geestelijke genezing te krijgen die ze nodig hebben. De inspiratie die je ontvangt en de woorden die je zult spreken, zullen bijna zeker gaan over de veranderingen die de Heer wil dat ze aanbrengen.

Als je collega zich door inspiratie gedrongen voelt om het over verandering te hebben, kijk dan wat hij doet. De manier waarop de Geest hem ingeeft te spreken, zal je waarschijnlijk verbazen. Er zal liefde in zijn stem doorklinken. Het zal hem lukken om de benodigde verandering aan een zegening te verbinden. Als het de vader of de moeder is die zich moet veranderen, zal hij aangeven hoe dat het geluk van de kinderen ten goede zal komen. Hij zal de verandering brengen als een stap in de goede richting, naar een beter en veiliger plek.

Jouw bijdrage aan het bezoek zal je misschien als gering voorkomen, maar die kan meer invloed hebben dan je voor mogelijk houdt. Je zult door je blik en je manier van doen tonen dat je om het gezin geeft. Ze zullen zien dat jouw liefde voor hen en de Heer je onbevreesd maakt. En je zult flink genoeg zijn om te getuigen van de waarheid. Jouw nederige, eenvoudige en wellicht korte getuigenis kan misschien eerder het hart van iemand beroeren dan het getuigenis van je ervaren collega. Dat heb ik zien gebeuren.

Wat je aandeel in het priesterschapsbezoek ook mag zijn, je verlangen om in naam van de Heer naar die mensen toe te gaan om te helpen, brengt minstens twee zegeningen. Ten eerste zul je de liefde Gods voelen voor de mensen die je bezoekt. En, ten tweede, zul je voelen dat de Heiland je dankbaar is dat je verlangde de hulp te bieden, waarvan Hij weet dat ze die nodig hebben.

Hij zond jou naar hen toe, omdat Hij wist dat jij er bij hen op zou aandringen dichter tot Hem komen en gelukkiger te gaan leven.

Naarmate je ouder wordt, zal er zich een andere gelegenheid voordoen in jouw priesterschapswerk. Je zult je medequorumleden beter leren kennen. Misschien speel je basketbal of voetbal met ze, of heb je meegdaan aan dezelfde jeugdactiviteiten en dienstbetoonprojecten. Met sommigen zal je goede vrienden worden.

Je zult aan ze zien wanneer ze gelukkig of verdrietig zijn. Geen van jullie hoeft enig gezag in het quorum te hebben. Maar je zult je verantwoordelijk voelen voor je medelid in de priesterschap. Misschien vertrouwt hij je wel toe dat hij moeite heeft met een bepaald gebod, waarvan jij weet dat dat hem geestelijk zal schaden. Hij zal je om advies vragen, omdat hij je vertrouwt.

Ik kan je uit ervaring vertellen dat als het je lukt om hem van een gevaarlijk pad weg te leiden, je nooit de vreugde zult vergeten die ware vriendschap met zich meebrengt. Als je daar niet in slaagt, beloof ik je dat het verdriet dat hem zeker zal overvallen, ook door jou gevoeld zal worden, alsof het jezelf betreft. Maar als je hebt geprobeerd te helpen, zul je nog steeds zijn vriend zijn. En hij heeft het misschien nog jaren met je over het goede dat had kunnen gebeuren en hoe dankbaar hij is dat je genoeg om hem gaf om het in elk geval te proberen. Dan zul je hem troosten en hem er nogmaals toe bewegen, zoals je in je jongensjaren hebt gedaan, om terug te keren naar het geluk dat nog steeds mogelijk is dankzij de verzoening.

En later in je leven zul je een vader zijn — een vader met het priesterschap. Wat je in je priesterschapswerk hebt geleerd toen je anderen hielp om verdriet te mijden door voor geluk te kiezen, zal je de kracht geven die je nodig hebt en wilt hebben. Jarenlange verantwoordelijkheid voor de zielen van mensen zullen je voorbereiden om later je eigen gezin hulp en bescherming te bieden, waar je meer van zult houden dan je je in je jeugd kunt voorstellen. Je zult weten hoe je hen met je priesterschapsmacht in veiligheid kan brengen.

Het is mijn gebed dat je je leven lang en voor eeuwig vreugde zult vinden in je priesterschapswerk. Ik bid dat je die moed en dezelfde liefde zult krijgen voor de kinderen van onze hemelse Vader, die de zoons van Mosiah ertoe brachten te smeken om de kans met gevaar voor eigen leven het evangelie aan een wreed volk te gaan prediken. Hun verlangen en hun moed vloeiden voort uit hun verantwoordelijkheidsgevoel voor het eeuwige geluk van vreemden om hen te behoeden voor eindeloze kwelling.8

Mogen wij een deel van het verlangen hebben dat Jehova in de vorige wereld had, toen Hij verzocht het eeuwige koninkrijk te mogen verlaten om ons te dienen en zijn leven voor ons neer te leggen. Hij vroeg aan zijn Vader: ‘Zend Mij.’9

Ik getuig dat u door God bent geroepen en bent gezonden om zijn kinderen te dienen. Hij wil dat er niemand achterblijft. President Monson bezit alle sleutels van het priesterschap op aarde. God zal u inspireren en sterk maken om gehoor te kunnen geven aan de taak om zijn kinderen de weg naar het geluk te wijzen, mogelijk gemaakt door de verzoening van Jezus Christus. Daarvan getuig ik tot u in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie The US Army Leadership Field Manual (2004), pp. 28–29.

  2. Jakob 2:2.

  3. LV 81:5.

  4. Prediker 4:9–10.

  5. History of the Church, 3:295.

  6. LV 20:47.

  7. LV 20:53–55.

  8. Zie Mosiah 28:1–8.

  9. Zie Abraham 3:27.