2007
Zoek kennis door geloof
September 2007


Zoek kennis door geloof

Afbeelding

We worden in de Schriften herhaaldelijk aangespoord om het evangelie door de Geest te prediken (zie LV 50:14). Ik geloof dat de meeste ouders en leerkrachten in de kerk zich dat beginsel bewust zijn en het doorgaans zo goed mogelijk toepassen. Hoe belangrijk dat beginsel ook is, het is niet meer dan een onderdeel van een veel groter geestelijk patroon. Vaak wordt ons ook gezegd om te leren door geloof (zie LV 88:118). Prediken door de Geest en leren door geloof zijn onafscheidelijke beginselen, die we ons eigen moeten maken en gelijktijdig en consequent moeten toepassen.

Ik vermoed dat we veel meer vertrouwd zijn met docenten die door de Geest lesgeven dan met cursisten die door geloof leren. De beginselen en processen die met lesgeven en leren te maken hebben zijn in essentie geestelijk van aard. Toch geloof ik dat het van vitaal belang is dat we specifiek leren hoe we kennis kunnen zoeken door geloof, zeker als we vooruitkijken en anticiperen op een leven in een steeds chaotischer en roeriger wordende wereld. We kunnen en zullen in ons leven, in ons gezin en in de kerk geestelijke kracht, goddelijke leiding en bescherming ervaren, als we in geloof geestelijke kennis gaan zoeken en toepassen.

Nephi leert ons: ‘Wanneer iemand spreekt door de macht van de Heilige Geest, voert de macht van de Heilige Geest [de boodschap] tot het hart der mensenkinderen’ (2 Nephi 33:1). U ziet dat de macht van de Geest de boodschap tot maar niet noodzakelijkerwijs in het hart voert. Een leerkracht kan uitleggen, demonstreren, overreden en getuigen, en dat op zeer krachtige en doeltreffende wijze doen. Maar uiteindelijk zal de inhoud van de boodschap en de invloed van de Heilige Geest alleen in het hart doordringen als de ontvanger daarvoor openstaat. Leren door geloof ontsluit het pad dat diep in het hart voert.

Het actiebeginsel: Geloof in de Heer Jezus Christus

Volgens de apostel Paulus is geloof de zekerheid van datgene wat men hoopt en het bewijs van datgene wat men niet ziet (zie Hebreeën 11:1). Alma verklaart dat geloof geen volmaakte kennis is; want als we geloof hebben, hopen we op dingen die niet worden gezien, maar die waar zijn (zie Alma 32:21.) Bovendien leren we uit Lectures on Faith dat geloof ‘het eerste beginsel [is] in een openbaringsreligie (…) het fundament van alle gerechtigheid (…) en dat het ook het actiebeginsel is in alle intelligente wezens.’1

Deze leringen belichten drie fundamentele elementen van geloof: (1) geloof als zekerheid van ware zaken die men hoopt, (2) geloof als het bewijs van zaken die men niet ziet, en (3) geloof als het actiebeginsel in alle intelligente wezens. Ik omschrijf deze drie componenten van geloof in de Heiland als tegelijkertijd de toekomst onder ogen zien, terugvallen op het verleden, en in het heden tot handelen overgaan.

Het geloof dat zekerheid biedt over dingen die men hoopt, richt zich op de toekomst. Deze zekerheid is gebaseerd op een juist begrip van God en ons vertrouwen in Hem. Zij maakt het mogelijk dat we in onzekere en vaak moeilijke situaties in de dienst van de Heiland ‘voorwaarts streven’ (2 Nephi 31:20).

Zo, bijvoorbeeld, vertrouwde Nephi op precies deze soort toekomstgerichte geestelijke zekerheid toen hij naar Jeruzalem terugkeerde om de platen van koper te gaan halen — ‘van tevoren niet wetende wat [hij] moest doen. Niettemin ging [hij] verder (…)’ (1 Nephi 4:6–7).

Geloof in Christus is onlosmakelijk verbonden met hoop in Christus in verband met onze verlossing en verhoging. En die zekerheid en hoop maken het mogelijk dat we naar de rand van het licht gaan en een paar passen het duister inlopen — in het volste vertrouwen dat het licht zal opschuiven en de weg verlichten.2 De combinatie van zekerheid en hoop, leidt tot actie in het heden.

Het geloof dat het bewijs levert voor dingen die men niet ziet, is gericht op het verleden en bevestigt ons vertrouwen in God en ons vertrouwen in dingen die waar zijn, maar niet gezien worden. We zijn het duister met zekerheid en hoop ingelopen, en we hebben het bewijs en de bevestiging gekregen toen het licht zich verplaatste en ons zicht verschafte. De bevestiging die we kregen na de beproeving van ons geloof (zie Ether 12:6) is het bewijs waardoor onze zekerheid groeit en zich vergroot.

De elementen zekerheid, handelen en bewijs beïnvloeden elkaar in een voortgaand proces. Deze drievoudige spiraal is te vergelijken met een hechtrank die zich omhoog wentelt en groeit en zich uitbreidt. Deze drie elementen van geloof — zekerheid, actie en bewijs — functioneren niet los van elkaar; ze zijn voortdurend met elkaar verbonden in een opwaartse beweging. En het geloof dat dit voortgaande proces voortstuwt, verandert en ontwikkelt en ontvouwt zich. Wanneer we ons weer omdraaien en een onzekere toekomst in het verschiet zien, leidt zekerheid tot handelen, dat het bewijs produceert, wat onze zekerheid dan weer doet toenemen. Ons vertrouwen wordt sterker, regel op regel, voorschrift op voorschrift, hier een weinig, en daar een weinig.

Een goed voorbeeld van de interactie tussen zekerheid, actie en bewijs wordt ons verschaft door de kinderen Israëls die onder leiding van Jozua de ark des verbonds vervoerden (zie Jozua 3:7–17). Misschien herinnert u zich dat de Israëlieten bij de Jordaan kwamen en de belofte kregen dat de wateren vaneen zouden splijten en dat ze op het droge zouden kunnen oversteken. Het is interessant dat de wateren niet vaneen spleten toen de kinderen Israëls nog op de oever stonden te wachten tot er iets ging gebeuren; pas toen de voeten van de priesters nat waren geworden, spleten de wateren vaneen. De Israëlieten gaven blijk van hun geloof doordat zij het water inliepen voordat het vaneen spleet. Zij liepen de Jordaan in met een toekomstgerichte zekerheid van dingen die men hoopt. Toen de Israëlieten in beweging kwamen, spleet het water vaneen, zij staken over op het droge, keken achterom en zagen het bewijs van zaken die men niet ziet. Bij die gebeurtenis leidde geloof als zekerheid tot actie, waarna het bewijs werd geleverd van zaken die men niet ziet maar die waar waren.

Echt geloof heeft de Heer Jezus Christus als middelpunt en leidt altijd tot handelen. Geloof als actiebeginsel komt in veel bekende schriftteksten tot uitdrukking.

‘Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood’ (Jakobus 2:26; cursivering toegevoegd).

‘En weest daders des woords en niet alleen hoorders’ (Jakobus 1:22; cursivering toegevoegd).

‘Maar zie, indien gij uw vermogens wilt opwekken en wakker schudden, ja, om mijn woorden te beproeven, en een sprankje geloof wilt oefenen’ (Alma 32:27; cursivering toegevoegd).

Geloof als drijfveer van handelen is uitermate belangrijk in het leerproces waarbij men geestelijke waarheden leert toepassen.

Leren door geloof: zelf handelen en niet met zich laten handelen

Hoe heeft geloof als drijfveer van handelen in alle intelligente wezens betrekking op evangelieonderwijs? Wat betekent het dan om te leren door geloof?

In de onderverdeling van alle scheppingen Gods zijn er dingen die handelen en dingen die met zich laten handelen (zie 2 Nephi 2:13–14). Als zoons en dochters van onze hemelse Vader hebben wij keuzevrijheid gekregen, het vermogen om zelfstandig te handelen. Voorzien van keuzevrijheid kunnen wij naar eigen believen handelen, en we dienen voornamelijk te handelen en niet met ons te laten handelen — vooral als we geestelijke kennis willen krijgen en toepassen.

Leren door geloof en leren uit ervaring zijn twee belangrijke kenmerken van het geluksplan van de Vader. De Heiland stelde de morele keuzevrijheid veilig door de verzoening en maakte het voor ons mogelijk om te handelen en door geloof te leren. Lucifer kwam in opstand tegen het plan, omdat hij de mens zijn keuzevrijheid wilde afnemen. Hij wilde in feite dat wij in ons leerproces met ons laten handelen.

Denk eens na over de vraag die onze hemelse Vader in de hof van Eden aan Adam stelde: ‘Waar zijt gij?’ (Genesis 3:9.) De Vader wist waar Adam zich verstopt had, maar toch stelde Hij die vraag. Waarom deed hij dat? Omdat een wijze en liefdevolle Vader zijn kind de kans bood om handelend op te treden in het leerproces in plaats met zich te laten handelen. Het was geen eenzijdige preek tot een ongehoorzaam kind, waar velen van ons misschien toe geneigd zouden zijn. De Vader hielp Adam om verantwoordelijkheid op zich te nemen en zijn keuzevrijheid goed te gebruiken.

U herinnert zich dat Nephi meer wilde weten over wat zijn vader had gezien in het visioen van de boom des levens. Het is interessant dat de Geest des Heren zijn onderwijs aan Nephi begint met de vraag: ‘Zie, wat verlangt gij?’ (1 Nephi 11:2.) De Geest wist heel goed wat Nephi verlangde. Waarom dan toch de vraag stellen? De Heilige Geest hielp Nephi om handelend op te treden in het leerproces in plaats van met zich te laten handelen. Let erop dat de Geest in 1 Nephi 11–14 zowel de vragen stelde als Nephi aanmoedigde om te ‘zien’, wat beide actieve elementen in het leerproces zijn.

Uit deze voorbeelden leren we dat we in het leerproces moeten handelen en daders des woords dienen te zijn, geen hoorders die het over zich heen laten gaan. Zijn u en ik initiatiefnemers die handelend optreden en kennis zoeken door geloof, of wachten we af tot ons wat wordt geleerd en er met ons gehandeld wordt? Nemen de kinderen, jongeren en volwassenen die we lesgeven het initiatief en streven ze ernaar om te leren door geloof, of wachten ze af tot hun wat wordt geleerd en laten ze dus met zich handelen? Moedigen u en ik de mensen onder onze hoede aan om te leren door geloof? Wij moeten alleen ijverig vragen, zoeken en kloppen (zie 3 Nephi 14:7).

Een leerling die zijn keuzevrijheid gebruikt door in overeenstemming met correcte beginselen te handelen, stelt zijn hart open voor de Heilige Geest en staat open voor diens onderricht, macht en bevestigend getuigenis. Leren door geloof vereist geestelijke, mentale en fysieke inspanning en niet slechts passief luisteren. Het is de oprechtheid en de vastberadenheid in ons door geloof geïnspireerde handelen waarmee we aan onze hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus aangeven dat we bereid zijn te leren en onderricht te ontvangen van de Heilige Geest. Gelovig leren bestaat dus uit het gebruik van onze morele keuzevrijheid om te handelen naar de zekerheid van dingen die we hopen en leidt tot het bewijs van dingen die men niet ziet van de enige ware leraar, de Geest des Heren.

Bedenk eens hoe zendelingen hun onderzoekers helpen om door geloof te leren. Een onderzoeker die geestelijke toezeggingen doet en nakomt, bijvoorbeeld het Boek van Mormon lezen en erover bidden, de kerk bezoeken, en de geboden bewaren, zal geloof moeten oefenen en moeten handelen. Een van de voornaamste taken van een zendeling is de onderzoeker ertoe te brengen dat hij of zij toezeggingen doet en nakomt — dat wil zeggen: handelt en leert door geloof. Lesgeven, aansporen en uitleggen, hoe belangrijk dat ook is, kunnen een onderzoeker nooit een getuigenis van het herstelde evangelie bezorgen. Alleen als een onderzoeker in geloof tot handelen overgaat en zo het pad naar zijn hart ontsluit, kan de Heilige Geest zijn bevestigende invloed doen gelden. Zendelingen moeten uiteraard leren om met de kracht van de Geest les te geven. Zendelingen hebben echter ook tot taak, en die is even belangrijk, onderzoekers te helpen om door geloof te leren.

Het soort leren waar ik het over heb, gaat veel verder dan begripsvorming, kennisverwerving en kennisbehoud. Het soort leerproces waar ik het over heb, zet ons ertoe aan om de natuurlijke mens af te leggen (zie Mosiah 3:19), ons hart te veranderen (zie Mosiah 5:2), en ons tot de Heer te bekeren en nooit afvallig te worden (zie Alma 23:6). Leren door geloof vergt zowel ‘het hart als een gewillige geest’ (LV 64:34). Leren door geloof vindt plaats wanneer de Heilige Geest de kracht van het woord Gods zowel tot als in het hart voert. Leren door geloof kan niet van de docent op de cursist worden overgebracht door een lezing, een demonstratie of een experimentele oefening; het is veeleer de cursist die geloof moet oefenen en moet handelen om zich die kennis zelf eigen te maken.

De jonge Joseph Smith wist instinctief wat het betekent om door geloof te leren. Een van de bekendste gebeurtenissen in het leven van Joseph Smith is dat hij in het boek Jakobus in het Nieuwe Testament verzen over gebed en geloof las (zie Jakobus 1:5–6). Deze tekst zette Joseph ertoe aan om in een nabijgelegen bos te gaan bidden en geestelijke kennis te zoeken. Let eens op de vragen die Joseph had uitgedacht en in zijn hart had gesloten — en die hij mee het bos had ingenomen. Hij had zich duidelijk voorgenomen om ‘in geloof’ te vragen (Jakobus 1:6) en te handelen.

‘Te midden van deze woordenstrijd en botsende meningen vroeg ik me vaak af: Wat staat mij te doen? Welke van al deze groeperingen heeft gelijk, of hebben ze allemaal ongelijk? Als er één gelijk heeft, welke is dat dan en hoe kom ik dat te weten? (…)

‘Mijn bedoeling toen ik navraag ging doen bij de Heer, was om te weten te komen welke van alle sekten gelijk had, zodat ik zou weten bij welke ik mij moest aansluiten. Zodra ik dus mijzelf weer in de hand had, zodat ik kon spreken, vroeg ik de Personen die boven mij in het licht stonden, welke van alle sekten gelijk had (…) — en bij welke ik mij moest aansluiten.’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:10, 18).

Ziet u dat Josephs vragen niet alleen gingen over wat hij wilde weten, maar ook over wat hij moest doen. Zijn allereerste vraag had zelfs te maken met wat er gedaan moest worden! Zijn vraag was niet slechts: welke kerk heeft gelijk? Zijn vraag was: bij welke kerk moet ik mij aansluiten? Joseph ging het bos in om door geloof te leren. Hij was vastbesloten daarnaar te handelen.

De plicht om door geloof te leren en geestelijke waarheid toe te passen, rust uiteindelijk op ieders schouders. Dat is in toenemende mate een serieuze en belangrijke verantwoordelijkheid in de wereld waar we nu en in de toekomst deel van uitmaken. Wat, hoe en wanneer we leren, wordt ondersteund door — maar is niet afhankelijk van — een leerkracht, een lesmethode, of een specifiek onderwerp of een bepaalde leermethode.

Een van de moeilijkste taken waar we in dit leven voor komen te staan, is leren door geloof. De profeet Joseph Smith heeft het leerproces en het resultaat dat ik probeer uit te leggen, goed samengevat. In antwoord op een verzoek van de twaalf apostelen om meer instructie, verklaarde Joseph: ‘Waarheid en wijsheid worden niet in boeken gevonden; de beste manier is om God in gebed erom te vragen en goddelijk onderricht te krijgen.’3

En bij een andere gelegenheid heeft de profeet Joseph uitgelegd dat ‘de ervaringen van anderen lezen, of de openbaringen die zij hebben ontvangen, ons nooit een volledig beeld kan geven van onze toestand en ware relatie tot God.’4

Implicaties voor leerkrachten

De waarheden over leren door geloof hebben grote implicaties voor ouders en leerkrachten. Laten we er drie van bespreken.

Implicatie 1. De Heilige Geest is een leraar, gezonden door de Vader.

De Heilige Geest is het derde lid van de Godheid. Hij is de Leraar en Getuige van alle waarheid. Ouderling James E. Talmage (1862–1933) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd: ‘De functie van de Heilige Geest bij zijn bedieningen onder de mensen wordt in de Schrift uitgelegd. Hij is een leraar gezonden door de Vader; en wie recht hebben op zijn onderricht zal Hij alles openbaren dat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de ziel.’5

We dienen altijd te bedenken dat de Heilige Geest de leraar is die, wanneer daartoe uitgenodigd, in het hart van de leerling kan doordringen. Jazeker, u en ik hebben de plicht om het evangelie door de Geest te prediken, namelijk de Trooster. Dat is een eerste vereiste voordat men door geloof kan leren, wat alleen in en door de Heilige Geest kan worden verwezenlijkt (zie LV 50:14). Wat dat betreft lijken u en ik veel op de lange, dunne glasvezels waarvan optische glasvezelkabels worden gemaakt, waarmee lichtsignalen over lange afstanden worden overgebracht. Net zoals het glas in die kabels zuiver moet zijn om het licht doeltreffend te geleiden, zo moeten wij zuivere kanalen worden en blijven waarlangs de Geest des Heren kan werken.

Maar we moeten in onze dienstbaarheid wel goed bedenken dat wij de kabels en kanalen zijn, wij zijn niet het licht. ‘Want gij zijt het niet, die spreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt’ (Matteüs 10:20). Het draait nooit om mij en het draait nooit om u. In feite is alles wat u en ik als leerkracht doen waarmee we willens en wetens de aandacht op onszelf vestigen — door de boodschap die we presenteren, door de methoden die we gebruiken, of in onze manier van doen — een vorm van priesterlisten die afdoet aan de doeltreffendheid van de Heilige Geest als leraar. ‘Predikt hij door de Geest der waarheid of op een andere wijze? En indien het op een andere wijze gebeurt, is het niet van God’ (LV 50:17–18).

Implicatie 2. We zijn het doeltreffendst als we leren door geloof aanmoedigen en mogelijk maken.

U kent het gezegde: geef een man een vis en hij heeft een dag te eten. Leer een man vissen en hij heeft zijn hele leven te eten. Wij, als ouders en evangelieleerkrachten, houden ons niet bezig met de distributie van vis; het is ons werk om anderen te leren ‘vissen’ zodat ze geestelijk zelfredzaam worden. Dat belangrijke doel wordt het beste bereikt als het ons lukt om leerlingen aan te moedigen en de kans te bieden om in overeenstemming met correcte beginselen te handelen — door ze de kans te bieden om het geleerde in praktijk te brengen. ‘Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt’ (Johannes 7:17).

Let eens op hoe deze implicatie naar voren komt in de raad die president Brigham Young aan Junius F. Wells gaf toen die in 1875 geroepen werd om de jongemannen van de kerk leiding te geven.

‘In uw bijeenkomsten begint u bovenaan de lijst en vraagt u zoveel leden als de tijd toelaat om hun getuigenis te geven. In de volgende bijeenkomst begint u waar u was geëindigd en vraagt u dat aan anderen, zodat ze allemaal meedoen en de gewoonte aanleren om op te staan en iets te zeggen. Velen zullen denken dat ze geen getuigenis hebben, maar als u ze zover krijgt dat ze opstaan, zullen ze erachter komen dat de Heer hun veel waarheden te spreken geeft, waar ze zelf geen weet van hadden. Er zijn meer mensen die een getuigenis hebben gekregen toen ze opstonden om het onder woorden te brengen dan toen ze er op hun knieën om baden.’6

President Boyd K. Packer, waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft uitgelegd:

‘O, kon ik u maar dit ene beginsel leren. U krijgt een getuigenis door het te geven! Op een bepaald punt in uw zoektocht naar geestelijke kennis, is er die “geloofssprong”, zoals filosofen dat noemen. Dat is het moment dat je bent aangeland bij de rand van het licht en het duister bent ingestapt om te ontdekken dat de weg net een pas of twee voor je uit is verlicht. Zoals in de Schriften staat, is inderdaad “de Geest van de mens (…) een lamp des Heren” (Spreuken 20:27).

‘Enerzijds kun je een getuigenis ontvangen door wat je leest of wat je een ander hoort zeggen; dat is in het begin zeker noodzakelijk. Anderzijds kun je ervaren dat de Geest in je boezem bevestigt dat hetgeen waarvan je hebt getuigd waar is. Zie je dat je een getuigenis krijgt als je het geeft? Doordat je geeft wat je hebt, krijg je er meer voor terug!’7

Ik heb een grote gemene deler ontdekt in de leerkrachten die de grootste invloed op mij hebben gehad. Ze hielpen mij om te leren door geloof. Ze weigerden om mij hapklare antwoorden op moeilijke vragen te geven. Sterker nog, ze hebben me nooit enig antwoord gegeven. Maar ze hebben me wel de weg gewezen en me geholpen om mijn eigen antwoorden te vinden. Ik kon die aanpak niet altijd waarderen, maar de ervaring heeft mij geleerd dat een antwoord van een ander doorgaans niet lang blijft hangen, als het al blijft hangen. Maar een antwoord dat we zelf ontdekken door ons geloof te oefenen, blijft ons een leven lang bij. De belangrijkste levenslessen komen niet zo maar aanwaaien, we moeten er wat voor doen.

Het geestelijke begrip waarmee u en ik zijn gezegend en dat we in ons hart bevestigd gekregen hebben, kan gewoonweg niet aan een ander worden gegeven. Het lesgeld van toewijding en leren door geloof moet betaald worden om dergelijke kennis zelf te ‘bezitten’. Alleen op die manier kan wat in het verstand bekend is, getransformeerd worden tot wat in het hart wordt gevoeld. Alleen op die manier kan iemand die vertrouwt op de geestelijke kennis en ervaring van anderen daarboven uitstijgen en zelf de hand leggen op die zegeningen. Alleen op die manier kunnen we ons geestelijk voorbereiden op wat er komen gaat. Daarom is het advies: ‘Zoekt kennis, ja, door studie en ook door geloof’ (LV 88:118).

Implicatie 3. Ons geloof wordt gesterkt als we anderen helpen om door geloof te leren.

De Heilige Geest, die ons alles kan leren en ons alles in herinnering kan brengen (zie Johannes 14:26), wil ons graag helpen leren als we handelen en geloof in Jezus Christus oefenen. Deze goddelijke hulp bij het leren is misschien nog wel het duidelijkst aanwezig als we onderwijs geven, thuis of in de kerk. Paulus verklaarde aan de Romeinen: ‘Hoe nu, gij, die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet?’ (Romeinen 2:21.)

Luister hoe in de volgende verzen uit de Leer en Verbonden ijverig onderwijs leidt tot goddelijke genade en hemels onderricht.

‘En Ik geef u een gebod dat u elkaar in de leer van het koninkrijk zult onderwijzen.

‘Onderwijst ijverig en mijn genade zal met u zijn, opdat u volmaakter kunt worden onderricht in de theorie, in de beginselen, in de leer, in de wet van het evangelie, in alle dingen die met het koninkrijk van God te maken hebben, die nuttig voor u zijn om te begrijpen’ (LV 88:77–78; cursivering toegevoegd).

Bedenk dat de zegeningen die in deze schriftteksten beschreven worden, specifiek voor leerkrachten zijn: ‘Onderwijst ijverig, en mijn genade zal met u zijn’ — opdat u, de leerkracht, ervan mag leren!

Datzelfde beginsel komt aan de orde in vers 122 van dezelfde afdeling:

‘Stelt onder u een leraar aan, en laten niet allen tegelijk spreken; maar laat er één tegelijk spreken, en laten allen naar zijn woorden luisteren, opdat wanneer eenieder heeft gesproken, allen door elkander mogen zijn opgebouwd, en opdat eenieder een gelijk voorrecht moge hebben’ (LV 88:122; cursivering toegevoegd).

Als iedereen spreekt en iedereen luistert op een waardige en ordelijke wijze, dan wordt iedereen opgebouwd. De individuele en collectieve oefening van geloof in de Heiland leidt ertoe dat de Geest des Heren onderricht geeft en kracht schenkt.

Zoek kennis door geloof: een recent voorbeeld

Het verzoek van het Eerste Presidium vorig jaar augustus om vóór eind 2005 het Boek van Mormon uit te lezen is ons allen tot zegen geweest. President Hinckley beloofde ons dat het getrouw volgen van dit eenvoudige leesplan ertoe zou leiden dat we ‘meer de Geest des Heren’ zouden gaan voelen ‘in ons leven en in ons gezin, de geboden stipter zouden willen naleven en een groter getuigenis zouden krijgen dat de Zoon van God werkelijk leeft.’8

Het is interessant om op te merken dat dit geïnspireerde verzoek een klassiek voorbeeld van leren door geloof is. Ten eerste zijn u en ik niet geboden, gedwongen of geprest om te lezen. Nee, we werden verzocht onze keuzevrijheid te gebruiken en te handelen in overeenstemming met correcte beginselen. President Hinckley, als de geïnspireerde leraar die hij is, moedigde ons aan om te handelen en niet met ons te laten handelen. Ieder van ons moest voor zichzelf beslissen of we gehoor zouden geven aan het verzoek — en of we de leesopdracht zouden afmaken.

Ten tweede moedigde president Hinckley ons met zijn verzoek om te lezen en te handelen aan om kennis te zoeken door geloof. De leden kregen geen nieuw studiemateriaal aangeboden, de kerk kwam niet met nieuwe lessen, klassen of programma’s. Alles wat we hadden was ons boek-van-mormon — en een pad dat dieper in ons hart voerde doordat we ons geloof in de Heiland oefenden in respons op dit verzoek van het Eerste Presidium. Daardoor waren we klaar om onderricht te krijgen van de enige ware leraar, de Heilige Geest.

De plicht om door geloof te leren, rust op ieders schouders, en die plicht zal steeds belangrijker worden nu de wereld waarin we leven steeds verder in verwarring en moeilijkheden raakt. Leren door geloof is van wezenlijk belang voor onze eigen geestelijke ontwikkeling en voor de groei van de kerk in deze laatste dagen. Mogen wij allemaal hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en worden vervuld van de Heilige Geest (zie 3 Nephi 12.6) — en ons richten op leren door geloof.

Naar een toespraak, gehouden voor medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen op 3 februari 2006.

Noten

  1. Lectures on Faith [1985], p. 1.

  2. Zie Boyd K. Packer, ‘De lamp des Heren’, De Ster, december 1983, p. 27.

  3. History of the Church, deel 4, p. 425.

  4. History of the Church, deel 6, p. 50.

  5. The Articles of Faith (1924), p. 162.

  6. Junius F. Wells, ‘Historic Sketch of the YMMIA’, Improvement Era, juni 1925, p. 715.

  7. Tambuli, juli 1983, p. 34.

  8. ‘Een krachtig en waar getuigenis’, Liahona, augustus 2005, p. 6.