2007
Spencer W. Kimball: Een man van daden
Januari 2007


Spencer W. Kimball: Een man van daden

President Kimball deed altijd wat hij zei: ‘Het gaat er niet zozeer om wat we weten, maar om wat we doen en wie we zijn.’

Ouderling Robert D. Hales heeft als lid van het Eerste Quorum der Zeventig over president Kimball gezegd: ‘Hij is een man van daden, wat blijkt uit het eenvoudige bordje op zijn bureau waarop staat: “Doe het.”’1

Als twaalfde president van de kerk, van december 1973 tot november 1985, heeft deze ‘man van daden’ de heiligen der laatste dagen aangemoedigd om af te rekenen met zelfgenoegzaamheid en meer succes in het evangelie na te streven. ‘Wij moeten onze pas vergroten’, zei hij.2 Hij heeft ook gezegd: ‘Laten we niet vergeten dat het er niet zozeer om gaat wat we weten, maar om wat we doen en wie we zijn. Het plan van de Meester is een actieplan, een levenswijze, niet uitsluitend kennisverwerving. Kennis op zich is niet ons einddoel. Bepalend voor ons karakter zijn een rechtschapen levenswijze en de juiste toepassing van die kennis in ons eigen leven en bij het helpen van anderen.’3

Zijn hele leven heeft president Kimball laten zien dat hij toegewijd het evangelie wil naleven. Zijn leringen zijn zowel praktisch als inspirerend van aard en leren ons hoe wij het evangelie beter kunnen naleven. De volgende voorbeelden zijn gehaald uit Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball, het lesboek dat in 2007 in 26 talen, waaronder het Engels brailleschrift, verschijnt voor gebruik door de Melchizedekse priesterschap en de ZHV.

Gebed

Een van de moeilijkste beproevingen in het leven van Spencer W. Kimball was het verlies van zijn moeder toen hij pas elf was. Hij heeft gezegd dat het nieuws ‘als een donderslag bij heldere hemel [kwam]. Ik rende naar buiten, de achtertuin in, om alleen te zijn met mijn stortvloed aan tranen. Buiten het gezichtsveld en het gehoor van alle anderen bleef ik maar huilen. (…) Mijn elfjarige hart leek te breken.’

Zelfs op jonge leeftijd wist Spencer dat het gebed troost en gemoedsrust brengt. Over die periode van verdriet schreef een vriend van de familie: ‘Mijn kinderen huilden met [mijn vrouw en mij] toen we de gebeden van de jonge Spencer hoorden, en dat het verlies van zijn moeder zwaar op zijn jonge hart drukte, maar dat hij moedig met het verdriet worstelde en troost zocht bij de enig juiste Bron.’4

President Kimball heeft over het gebed gezegd: ‘Bidden is zo’n groot voorrecht — niet alleen om met onze Vader in de hemel te spreken, maar ook om liefde en inspiratie van Hem te krijgen. Aan het eind van ons gebed moeten we aandachtig luisteren — enkele minuten lang. We hebben om raad en hulp gebeden. Dan geldt: “Laat af [wees stil] en weet dat [Hij] God [is]” (Psalmen 46:10).’5

‘De taal van het gebed leren is een vreugdevolle, levenslange ervaring. Soms worden onze gedachten met ideeën overspoeld als we na ons gebed luisteren. Soms komen er bepaalde gevoelens in ons op. Een vredig gevoel verzekert ons ervan dat alles goed zal komen. Maar als we eerlijk en oprecht zijn, zullen we altijd een goed gevoel krijgen — een warm gevoel ten opzichte van onze Vader in de hemel en een gevoel van zijn liefde voor ons. Ik vind het bedroevend dat sommigen van ons niet de betekenis van die rustige, geestelijke warmte hebben leren kennen, als getuigenis dat ons gebed gehoord is. En aangezien onze Vader in de hemel ons nog meer liefheeft dan wij onszelf liefhebben, betekent het dat wij op zijn goedheid kunnen vertrouwen, dat wij Hem kunnen vertrouwen. Het betekent dat als wij blijven bidden en blijven leven zoals we moeten, de hand van onze Vader ons zal leiden en zegenen.’6

Schriftstudie

Als jongen van veertien hoorde Spencer Kimball een toespraak waarin de spreker vroeg wie in de zaal de hele Bijbel had gelezen. Er gingen slechts enkele handen omhoog. Omdat hij zijn hand niet kon opsteken, kreeg Spencer sterk het gevoel dat hij dat heilige boek helemaal moest lezen. En dat deed hij vanaf dat moment ook elke dag bij een olielamp. In ongeveer een jaar had hij de Bijbel helemaal gelezen, een prestatie die aan zijn levenslange liefde voor schriftstudie heeft bijgedragen.7

President Kimball sprak vaak over schriftstudie. ‘Ik vraag ons allen om eerlijk onze prestaties op het gebied van schriftstudie te evalueren. Het is gewoon om enkele schriftpassages tot onze beschikking te hebben, dat ze als het ware in onze gedachten rondzweven, waardoor we de illusie hebben dat we veel van het evangelie weten. In dat opzicht kan het echt een probleem zijn om een beetje kennis te hebben. Ik ben ervan overtuigd dat eenieder van ons op een zeker moment in zijn leven zelf de Schriften moet ontdekken — niet eenmaal, maar keer op keer.’8

‘Ik heb gemerkt dat als mijn relatie met de Godheid oppervlakkig wordt en het erop lijkt dat God niet naar mij luistert of tot mij spreekt, ík heel ver weg ben. Als ik mijzelf in de Schriften verdiep, wordt de afstand kleiner en keert de spiritualiteit terug. Ik merk dan dat ik intenser houd van hen die ik met heel mijn hart, verstand en sterkte moet liefhebben, en omdat ik meer van hen houd, vind ik het gemakkelijker om naar hun raad te luisteren.’9

Eerbied

Toen hij een keer in een kerkgebouw was, zag hij in het toilet enkele papieren handdoekjes op de grond liggen. Hij raapte ze op, gooide ze weg en maakte de wasbak schoon. Een plaatselijke leider was zo onder de indruk van zijn voorbeeld van zorg en respect dat hij vervolgens anderen leerde om meer eerbied te tonen voor kerkgebouwen en andere gewijde plekken.10

President Kimball heeft gezegd:

‘Voor en na bijeenkomsten drommen leden van de kerk vaak bijeen in de kapel om elkaar te begroeten. Sommige schijnbare oneerbiedigheid ontstaat heel onschuldig doordat wij een vriendelijk volkje zijn en de sabbatdag een handige dag is om te praten, vriendschappen te onderhouden en kennis te maken met nieuwe mensen. Ouders behoren hun kinderen een goed voorbeeld te geven door voor of na bijeenkomsten alleen in de gang of elders buiten de kapel met anderen te praten. Na een bijeenkomst kunnen ouders ertoe bijdragen dat de sfeer van de dienst thuis wordt voortgezet door met hun kinderen een gedachte, lofzang of ander positief aspect van de bijeenkomst te bespreken.’11

‘Wij moeten eerbied niet zien als een tijdelijk, somber gedrag dat alleen voor de zondag is bestemd. Ware eerbied behelst geluk, liefde, respect, dankbaarheid en godvrezendheid. Het is een deugd die in onze hele levenswijze tot uiting zou moeten komen. In feite zouden heiligen der laatste dagen de eerbiedigste mensen op aarde moeten zijn.’12

Toewijding aan de Heiland

Tegen het einde van de jaren 1940 kreeg ouderling Spencer W. Kimball, die sinds 1943 apostel was, verscheidene hartaanvallen. In de tijd die daarop volgde, verbleef hij bij vrienden in New Mexico. In een artikel in een tijdschrift van de kerk stond een incident omschreven dat daar toen plaatsvond:

‘Tijdens die herstelperiode werd ouderling Kimballs bed op een ochtend leeg gevonden. Men dacht dat hij een ochtendwandeling aan het maken was en wel op tijd terug zou zijn voor het ontbijt, dus zijn verzorgers gingen door met de orde van de dag. Maar toen hij tegen tien uur nog niet terug was, begonnen ze zich zorgen te maken. Men ging hem zoeken.

‘Ze ontdekten hem kilometers verder onder een dennenboom. Zijn Bijbel lag naast hem, opengeslagen bij het laatste hoofdstuk van het boek van Johannes, en toen men hem naderde, bleef hij net zo stil zitten als toen ze hem voor het eerst uit de verte zagen.

‘Door hun bange stemmen werd hij echter wakker. En toen hij zijn hoofd optilde, zag men sporen van tranen op zijn wangen. Op hun vragen antwoordde hij: “Het is vandaag [vijf] jaar geleden dat ik als apostel van de Heer Jezus Christus werd geroepen en ik wilde gewoon graag de dag doorbrengen met Hem van wie ik getuige ben.”’13

Als bijzondere getuige van Christus getuigde president Kimball van de Heiland:

‘O, wat heb ik de Heer Jezus Christus lief’, zei hij. ‘Ik hoop dat ik Hem mijn oprechtheid en toewijding kan tonen. Ik wil dicht bij Hem leven. Ik wil net zo zijn als Hij en ik bid dat de Heer ons allen zal helpen zodat wij zo mogen zijn als Hij tegen zijn Nephitische discipelen zei: “Wat voor [mensen] behoort gij daarom te zijn?”, waarop Hij zijn eigen vraag beantwoordde met de woorden: “Voorwaar, Ik zeg u: zoals Ik ben” (3 Nephi 27:27).’14

‘Als wij denken aan het grote offer van onze Heer Jezus Christus en het lijden dat Hij voor ons heeft doorstaan, dan zouden wij ondankbaar zijn als we het niet zouden waarderen voor zover onze kracht dat toeliet. Hij heeft voor ons geleden en is voor ons gestorven, maar als wij ons niet bekeren, zijn zijn kwelling en pijn voor ons zinloos geweest.’15

‘Hoe beter we begrijpen wat er werkelijk in Getsemane en op Golgota gebeurd is in het leven van Jezus van Nazaret, hoe beter wij in staat zijn om te begrijpen hoe belangrijk opoffering en onzelfzuchtigheid in ons eigen leven is.’16

Anderen dienen

Een jonge moeder was met haar dochtertje van twee op een vliegveld gestrand. Ze had al urenlang in een rij gestaan om een vlucht naar huis te vinden. Het kind was moe en vervelend, maar de moeder, die zwanger was en geen miskraam wilde krijgen, kon het kind niet optillen. Een arts had de moeder geadviseerd om het kind van twee alleen op te tillen als het absoluut noodzakelijk was. De vrouw hoorde kritische opmerkingen van de mensen om haar heen toen ze haar huilende dochter in de rij met haar voet naar voren duwde. Niemand bood hulp aan. ‘En toen,’ vertelde de vrouw later, ‘kwam er iemand vriendelijk glimlachend op ons af en zei: “Kan ik iets voor u doen?” Met een zucht van opluchting nam ik zijn aanbod aan. Hij tilde mijn snikkende dochtertje van de koude vloer en hield haar teder tegen zich aan terwijl hij haar zachtjes op de rug klopte. Hij vroeg of ze een stukje kauwgom mocht. Toen ze tot rust was gekomen, liep hij een eindje met haar in zijn armen en zei op vriendelijke toon tegen de anderen die voor mij in de rij stonden dat ik hun hulp nodig had. Daar leken ze het mee eens te zijn, en toen liep hij naar de balie [vooraan] en zorgde ervoor dat ik een plaats kreeg op een vlucht die kort daarop zou vertrekken. Hij liep met ons naar een bankje, waar we een tijdje met elkaar spraken totdat hij zich er van had overtuigd dat ik het verder wel zou redden. Toen ging hij weg. Ongeveer een week later zag ik een foto van apostel Spencer W. Kimball en herkende in hem de vreemde op de luchthaven.’17

Er zijn veel voorbeelden die zijn toewijding aan het beginsel dienstbetoon illustreren. Hij heeft gezegd:

‘God ziet ons en waakt over ons. Maar Hij komt meestal door een ander aan onze behoeften tegemoet. Daarom is het van essentieel belang dat wij elkaar in het koninkrijk dienen. De mensen in de kerk hebben elkaars kracht, steun en leiding nodig in een gemeenschap van gelovigen, een enclave van discipelen. In de Leer en Verbonden lezen we hoe belangrijk dat is: “(…) kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën” (LV 81:5). Maar al te vaak bestaat dienstbaarheid uit een eenvoudige bemoediging of hulp met alledaagse taken, maar wat een heerlijke gevolgen kunnen dagelijkse goede daden en onbeduidende, maar bewuste daden hebben!’18

‘Dienstbetoon geeft dit leven een nieuwe dimensie en maakt deze periode, waarin we ons voorbereiden om in een betere wereld te leven, prettiger. Door anderen te dienen leren we hoe we moeten dienen. Als we ijverig werkzaam zijn in de dienst van anderen helpen wij hen niet alleen met onze daden, maar zetten we bovendien onze eigen problemen in een nieuw perspectief. Als we ons meer met anderen bezighouden is er minder tijd om ons druk te maken om onszelf! Als we ons bezighouden met het wonder van dienstbetoon, hebben we de belofte van Jezus dat als we ons erin verliezen, we onszelf vinden! [Zie Matteüs 10:39.]

‘We “vinden” onszelf niet alleen omdat wij de goddelijke leiding in ons leven ervaren, maar hoe meer we onze medemens op gepaste wijze dienen, hoe meer inhoud onze ziel krijgt. Wij gaan als persoon meer betekenen als we andere mensen dienen. We krijgen meer inhoud als we andere mensen dienen. Het is dan echt makkelijker om onszelf te “vinden” omdat er zo veel meer van ons te vinden is!’19

Het evangelie verkondigen

Tijdens een reis naar Quito (Ecuador) die ouderling Spencer W. Kimball als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen ondernam, ging hij naar een restaurant met een groep leden, onder wie vier zendelingen. Ouderling Kimball bestelde brood en melk en vroeg de ober of hij kinderen had. De ober zei dat hij een zoon had. Ouderling Kimball zei toen: ‘Van brood en melk wordt hij gezond, maar hij wordt nóg gezonder als u hem het voedsel geeft dat deze jonge mannen te bieden hebben.’ De ober leek niet helemaal te begrijpen wat dat betekende. Vervolgens legde ouderling Kimball uit dat de jonge mannen zendelingen waren die in het evangelie van Jezus Christus onderwezen. De ober toonde belangstelling voor de lessen van de zendelingen.20

Op het gebied van zendingswerk was president Kimball een man van daden. Hij zei:

‘Ik ben van mening dat de Heer op heel natuurlijke wijze veel mensen in onze kring van kennissen en vrienden heeft geplaatst die klaar zijn om tot zijn kerk toe te treden. Wij vragen u om onder gebed vast te stellen wie dat zijn en vervolgens de Heer om hulp te vragen als u hen met het evangelie wilt laten kennismaken.’21

‘Zendingswerk is een geestelijk avontuur, of u nu verwijzingen geeft aan de zendelingen of met hen meegaat als ze les gaan geven. Het is opwindend en lonend. De tijd, moeite en verwondering die ermee gepaard gaan zijn allemaal de moeite waard als zelfs maar één ziel het verlangen uitspreekt om zich te bekeren en verklaart te geloven en zich wil laten dopen.’22

‘Broeders en zusters, ik vraag me af of we wel alles doen wat in ons vermogen ligt. Zijn wij laks in onze inzet om anderen het evangelie te verkondigen? Zijn we bereid om onze pas te vergroten? En onze visie?’23

Liefde en spiritualiteit thuis

President Kimball was een liefdevolle ouder. Zijn zoon Edward heeft gezegd: ‘Mijn vader was ons zeer toegenegen. Ik wist dat hij van me hield.’ Edward herinnerde zich dat hij en zijn vader een keer een plechtige vergadering in de Salt Laketempel bijwoonde. ‘Er waren duizenden mannen aanwezig. Na afloop van de vergadering zag [mijn vader] mij tussen de leden van een koor dat daar zong. Op weg naar de uitgang kwam hij naar me toe, omhelsde en kuste me.’24

Vanuit het diepst van zijn hart heeft president Kimball het volgende getuigenis gegeven:

‘Hoe lang geleden hebt u uw kinderen, hoe groot of klein ze ook zijn, in uw armen genomen en ze gezegd dat u van ze houdt en dat u blij bent dat ze voor eeuwig bij u kunnen horen?’25

‘God is onze Vader. Hij heeft ons lief. Hij steekt veel energie in onze training en wij moeten zijn voorbeeld volgen en onze kinderen intens liefhebben en hen in rechtschapenheid opvoeden.’26

‘Een thuis van ware heiligen der laatste dagen is een toevluchtsoord voor de stormen en worstelingen van het leven. Spiritualiteit wordt geboren en gevoed door dagelijks gebed, schriftstudie, evangeliebesprekingen en aanverwante activiteiten thuis, gezinsavonden, gezinsraden, samen werken en spelen, elkaar dienen en mensen om ons heen over het evangelie vertellen. Spiritualiteit wordt bovendien gevoed door ons gedrag tegenover elkaar waar geduld, vriendelijkheid en vergevensgezindheid uit blijkt en door de beginselen van het evangelie in de huiselijke kring toe te passen. Thuis worden wij deskundigen en geleerden op het gebied van de evangelische rechtschapenheid door samen de waarheden van het evangelie te leren en ze na te leven.’27

‘Al wat ik moet doen’

Het leven en de leringen van president Kimball herinneren ons eraan hoe belangrijk het is om onze kennis van het evangelie in praktijk te brengen. In het jeugdwerklied ‘Ik ben een kind van God’ (lofzang 195) is een kleine verandering aangebracht om daar nadruk op te leggen. Het lied is oorspronkelijk in 1957 geschreven. Het refrein eindigde toen met de woorden ‘Leer mij al wat ik moet weten dat ik tot Hem wederkeer.’ Enige tijd later heeft ouderling Kimball als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen verzocht om een enkel woord in de laatste zin te veranderen. Nu eindigt het lied met de woorden ‘Leer mij al wat ik moet doen dat ik tot Hem wederkeer.’28

De woorden van dat lied zijn een prachtige samenvatting van het leven en de leringen van president Kimball. In woord en daad heeft hij ons laten weten wat we moeten doen om op een dag bij onze Vader in de hemel terug te keren. Als we op die manier het evangelie naleven — alles doen wat we kunnen — komen we in aanmerking voor de volgende belofte van president Kimball: ‘De schatkist van geluk wordt ontsloten voor hen die het evangelie van Jezus Christus in al zijn zuiverheid en eenvoud naleven. (…) De verzekering van het hoogste geluk, van een succesvol leven hier en de verhoging en het eeuwige leven hierna, vallen hen ten deel die zich voornemen om hun leven te leiden in overeenstemming met het evangelie van Jezus Christus en zich vervolgens consequent aan de uitgezette koers houden.’29

Noten

  1. Geciteerd in Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball (2006), p. XXXVIII.

  2. Leringen van kerkpresidenten, p. 286.

  3. ‘Seek Learning, Even by Study and Also by Faith’, Ensign, september 1983, p. 6.

  4. Zie Leringen van kerkpresidenten, pp. 13–14; zie ook Edward L. Kimball en Andrew E. Kimball jr., Spencer W. Kimball (1977), p. 46.

  5. Leringen van kerkpresidenten, p. 61.

  6. Leringen van kerkpresidenten, p. 64.

  7. Zie Leringen van kerkpresidenten, pp. 67–68.

  8. Leringen van kerkpresidenten, p. 70.

  9. Leringen van kerkpresidenten, p. 75.

  10. Zie Leringen van kerkpresidenten, p. 171.

  11. Leringen van kerkpresidenten, p. 180.

  12. Leringen van kerkpresidenten, p. 173.

  13. Zie Leringen van kerkpresidenten, p. 25.

  14. Leringen van kerkpresidenten, p. 35.

  15. Leringen van kerkpresidenten, p. 33.

  16. Leringen van kerkpresidenten, p. 91.

  17. Zie Leringen van kerkpresidenten, pp. 89–90.

  18. Leringen van kerkpresidenten, p. 92.

  19. Leringen van kerkpresidenten, p. 96.

  20. Zie Leringen van kerkpresidenten, p. 283.

  21. Leringen van kerkpresidenten, p. 287.

  22. Leringen van kerkpresidenten, p. 284.

  23. Leringen van kerkpresidenten, p. 286.

  24. Zie Leringen van kerkpresidenten, p. 223.

  25. Leringen van kerkpresidenten, p. 234.

  26. Leringen van kerkpresidenten, p. 234.

  27. Leringen van kerkpresidenten, p. 231–232.

  28. Zie Leringen van kerkpresidenten, p. 1.

  29. Leringen van kerkpresidenten, pp. 7–8.