2007
Wees niet bevreesd
Januari 2007


Participatieperiode

Wees niet bevreesd

‘Indien gij dus geloof hebt, hoopt gij op dingen die niet worden gezien, maar die waar zijn’ (Alma 32:21).

Kijk naar de afbeelding aan de linkerkant. Stel je voor dat je een van de kinderen bent. Zou jij bang zijn om een stromende beek over te steken? Zou jij bang zijn als de Heiland je vasthield?

Deze prachtige afbeelding heet Wees niet bevreesd. De kinderen in de afbeelding hoeven niet bang te zijn omdat de Heiland hen naar de andere kant helpt.

Broeder Greg Olsen, de schilder, heeft gezegd dat de kinderen ons allemaal voorstellen: ‘De beek stelt de moeilijke tijden voor die we allemaal doormaken. Wij moeten ons uiterste best doen, dan zal de Heiland ons veilig naar de overkant leiden.’

Als wij geloof in de Heer Jezus Christus hebben, begrijpen we dat we niet alleen zijn op onze levensreis. Als we nederig zijn en geloof hebben, kunnen we te weten komen dat de Heer ons bij de hand zal leiden en onze gebeden zal beantwoorden. (Zie LV 112:10.) Als we geloof in Jezus Christus hebben, zullen we niet bang zijn.

Activiteit

Plak de afbeelding en de stukken van de lijst op pagina K4 op stevig papier. Knip de afbeelding en de stukken van de lijst uit, en plak ze zorgvuldig samen om de lijst te maken. Doe de lijst om de afbeelding heen, en maak die met plakband of lijm vast. Hang de afbeelding Wees niet bevreesd ergens op zodat je er steeds aan herinnerd wordt om in Jezus Christus te geloven. Stel je voor dat je een van de kinderen bent die zijn hand beetpakt of dat je veilig door Hem wordt vastgehouden.

NOOT: Als je deze pagina’s niet uit het tijdschrift wilt halen, dan kun je de activiteit ook kopiëren of overtrekken. Of ga op het internet naar www.lds.org. Klik voor Nederlands op de wereldkaart.

Ideeën voor de participatieperiode

  1. 1. Leg uit dat als we geloof in de Heer Jezus Christus hebben, we ons door Hem laten leiden, ook als we niet goed begrijpen waar we heen gaan. Gebruik stoelen, tafels en andere voorwerpen om een pad te maken. Laat een kind over het pad lopen. Vraag nu om een vrijwilliger die geblinddoekt wordt. Laat hem of haar over het pad lopen. Vraag om een vrijwilliger die geblinddoekt wordt, maar leg uit dat u het pad nu verlegt. Laat hem of haar een kind kiezen om zich door te laten leiden. Laat de twee kinderen het lokaal verlaten. Verleg het pad. Laat het andere kind het geblinddoekte kind leiden. Hij of zij kan instructies geven en de arm van het kind lichtjes vasthouden. Afhankelijk van de beschikbare tijd kunt u het pad steeds opnieuw verleggen en het proces herhalen. Leg uit dat we op onze levensreis een gids nodig hebben. We moeten een gids uitkiezen die we kunnen vertrouwen. Geef uw getuigenis dat Jezus Christus de beste gids is.

  2. 2. Vraag de kinderen: ‘Wat zou er gebeuren als je eerst je schoenen aandeed voordat je je sokken aantrok?’ of: ‘Wat zou er gebeuren als je met vijf jaar naar de universiteit ging?’ Bespreek hoe belangrijk het is om alles op de juiste volgorde te doen. Vraag de kinderen wat het eerste beginsel van het evangelie is. Laat ze het antwoord in de geloofsartikelen opzoeken. Leg uit dat het eerste beginsel van het evangelie niet alleen ‘geloof’ is, maar ‘geloof in de Heer Jezus Christus’. Vraag de kinderen waarom geloof in Jezus Christus volgens hen het eerste beginsel is, in plaats van enkele andere belangrijke beginselen, zoals bekering, het priesterschap of tiende. Laat de volgende evangelieplaten zien: 100 (De schepping — levende wezens), 243 (Christus loopt over het water), 318 (De broer van Jared ziet de vinger van de Heer), 412 (Mary Fielding en Joseph F. Smith trekken de vlakten over). Neem ieder verhaal in het kort door. Stel de kinderen na het verhaal vragen als: ‘Wat had Petrus nodig voordat hij op het water kon lopen?’ Laat de kinderen als antwoord opzeggen: ‘Ten eerste, geloof in de Heer Jezus Christus.’ Herhaal dat voor ieder verhaal.