2020
Het maancakefestival
Augustus 2020


Het maancakefestival

‘Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe’ (Johannes 14:18).

Afbeelding
The Mooncake Festival

‘Niet te ver vooruit lopen!’ riep papa. ‘Het wordt donker en ik wil niet dat je valt.’

Vincent stopte en draaide zich om. ‘Maar jullie lopen zo langzaam. Ik wil bij het festival zijn voordat alle maancakes op zijn!’

‘De maancakes raken heus niet op’, zei papa terwijl mama en hij hem inhaalden. ‘In ieder geval niet tot jij er bent!’

Vincent kon de trommels horen toen ze dicht bij het park kwamen. Rijen gekleurde lantaarns hingen aan de bomen en verlichtten de donkere nacht. Gezinnen zaten op picknickdekens te eten, en wachtten om samen naar de volle maan te kijken.

Mama vond een plekje op het gras en legde hun deken neer. Ze gaf Vincent wat muntgeld om eten te kopen.

‘Bedankt.’ Vincent kon niet wachten om op verkenning te gaan. Hij telde zijn geld tijdens het lopen. Twintig ringgit! Dat was genoeg voor een maancake. Maar welke smaak zou hij kopen? Ham? Eigeel? Doerian? Hij koos uiteindelijk eentje met zwarte sesampasta. Hij liep etend van kraam naar kraam, en keek naar al het eten. Stapels kipsatés. Enorme potten pikante soep met noedels. Misschien kon hij met zijn laatste muntjes een ijsje kopen!

Hij kwam al snel in een gedeelte met minder lantaarns. Het donker bracht hem op een idee.

Hoe ver zou ik kunnen lopen met mijn ogen dicht? Hij sloot zijn ogen en zette een stap. En nog een. Toen bleef zijn voet ergens achter haken. Hij viel!

Au! Zijn kin raakte iets scherps. Het was een groot metalen riooldeksel! Hij voelde aan zijn kin. Hij bloedde.

‘Papa! Mama!’ riep hij. Hij ging snel terug naar de lantaarns, en iemand hielp hem zijn ouders te vinden.

‘We waren ongerust!’ zei mama. Toen zag ze zijn gezicht. ‘We moeten naar het ziekenhuis.’

Al snel zat Vincent met papa en mama in de wachtkamer van het ziekenhuis. Hij was erg bang. Zou het goedkomen?

Hij deed zijn armen over elkaar en dacht aan Jezus. Hij en zijn familie hadden zich een paar maanden daarvoor laten dopen. De zendelingen hadden gezegd dat Jezus hem kon troosten.

Jezus Christus zal me helpen. Jezus Christus zal me helpen, dacht hij steeds weer. Al snel voelde hij zich wat kalmer. Het voelde alsof de Heilige Geest bij hem was.

Papa kneep in zijn hand.

‘Alles komt goed’, zei mama.

Vincent knikte. Hij wist dat ze gelijk had.

De dokter kwam en hechtte zijn kin. Het deed wel pijn, maar niet zoveel. Ze vertelde Vincent dat hij er waarschijnlijk een litteken aan zou overhouden. Maar dat vond hij prima. Altijd wanneer hij het litteken zou zien, zou hij denken aan maancakes, het festival, en die keer dat hij zich getroost voelde door Jezus en de Heilige Geest.