2015
Wat voor leerkrachten behoren wij te zijn?
Januari 2015


Wat voor leerkrachten behoren wij te zijn?

Als we echt meer op de Heiland willen lijken, moeten we leren onderwijzen zoals Hij onderwees.

Afbeelding
Official portrait of the Sunday School general presidency including Tad R. Callister, John S. Tanner, and Devin G. Durrant, 2014.

Links: John S. Tanner, eerste raadgever; midden: Tad R. Callister, president; rechts: Devin G. Durrant, tweede raadgever

De herrezen Heer had zijn bediening in Amerika bijna volbracht. Kort daarvoor was Hij uit de hemel neergedaald om met zijn licht de duisternis te verdrijven die het land van de Nephieten en de Lamanieten na zijn dood overspoeld had. Hij had onderwezen, getuigd en gebeden. Hij had gezegend, vragen beantwoord en zijn kerk gevestigd. Nu bereidde Hij zich voor om afscheid te nemen van zijn discipelen en Hij gaf hun een opdracht die hun vertrouwen moet hebben gegeven:

‘Gij weet de dingen die gij in mijn kerk moet doen; want de werken die gij Mij hebt zien doen, die zult gij eveneens doen […]

‘Wat voor mannen behoort gij daarom te zijn? Voorwaar, Ik zeg u, zoals Ik ben’ (3 Nephi 27:21, 27).

Jezus nodigde ons uit om meer op Hem te lijken, en een van zijn grote eigenschappen is zijn gave om te onderwijzen. Hij is de Meesterleraar. Om meer op Hem te lijken, moeten we zowel in de kerk als thuis liefdevollere en meer levensveranderende leerkrachten worden. Om meer op Hem te lijken, zouden we een brandend verlangen in ons hart moeten hebben om te onderwijzen zoals Hij.

Vragen en uitnodigingen

Afbeelding
The resurrected Jesus Christ with the twelve Nephite disciples. Christ is portrayed wearing a white robe. Christ is selecting the three disciples who would become the "Three Nephites." There is a pyramid shaped building in the background.

Drie Nephieten, Gary L. Kapp

Jezus onderwees vaak met behulp van vragen en uitnodigingen. Denk eens na over dit voorbeeld van toen Hij bij zijn discipelen in Amerika was. Toen ze op een keer aan het bidden waren, verscheen de Heiland aan hen en stelde Hij hun een uitnodigende vraag: ‘Wat wilt gij dat Ik u geven zal?’ (3 Nephi 27:2). Wat zou u antwoorden als de Heiland u die vraag stelde?

De discipelen antwoordden: ‘Heer, wij zouden willen dat Gij ons zegt met welke naam wij deze kerk moeten aanduiden; want er is woordenstrijd onder het volk aangaande die zaak’ (3 Nephi 27:3).

Christus beantwoordde hun vraag met een vraag: ‘Hebben zij de Schriften niet gelezen, waarin staat dat gij de naam van Christus, die mijn naam is, op u moet nemen?’ (3 Nephi 27:5). Door deze vraag werden zijn volgelingen eraan herinnerd dat ze zelf enige moeite moesten doen om hun eigen vragen te beantwoorden en dat ze de antwoorden op veel vragen in de Schriften konden vinden.

Hij herinnerde de discipelen er ten slotte aan hoe belangrijk zijn naam was. Zijn woorden nodigden hen uit om te handelen en beloofden hen een zegening: ‘En wie mijn naam op zich neemt en tot het einde volhardt, die zal ten laatsten dage behouden worden’ (3 Nephi 27:6).

Een onderwijsmodel

In deze paar verzen gaf Jezus Christus ons een goddelijk onderwijsmodel. Hij begon met een diepzinnige vraag om achter de behoeften van zijn leerlingen te komen. Vervolgens wachtte Hij op hun antwoord en luisterde Hij.

Als ze geantwoord hadden, toonde Hij hun wat ze zochten door hen naar de Schriften te verwijzen.

Uiteindelijk gaf Hij hun twee uitnodigingen en beloofde Hij een mooie zegening aan wie bereid waren om naar zijn uitnodigingen te handelen. We kunnen deze onderwijsmethode van Christus in de volgende vijf beginselen samenvatten:

1. Stel doeltreffende vragen.

De Heer vroeg: ‘Wat wilt gij dat Ik u geven zal?’ Op die vraag zijn veel verschillende antwoorden mogelijk. Door zulke vragen te stellen, geven we onze leerlingen de kans om te vertellen wat ze willen leren, en kunnen ze zich op de belangrijkste zaken concentreren; zo betrekken we ze bij actief onderwijs.

2. Luister naar uw leerlingen.

Jezus Christus luisterde toen ze zeiden: ‘Heer, wij zouden willen dat Gij ons zegt met welke naam wij deze kerk moeten aanduiden.’ Door aandachtig te luisteren, kunnen we beter op de behoeften van onze leerlingen inspelen.

3. Gebruik de Schriften.

Christus zei tegen zijn discipelen: ‘Hebben zij de Schriften niet gelezen, waarin staat dat gij de naam van Christus, die mijn naam is, op u moet nemen?’ Zowel de leerkracht als de leerling dient de les met behulp van de Schriften voor te bereiden. Schriftstudie is een belangrijk onderdeel van de geestelijke voorbereiding van zowel leerkrachten als leerlingen.

4. Nodig uw leerlingen uit om te handelen.

De Heer nodigde zijn discipelen uit om (1) zijn naam op zich te nemen en (2) tot het einde te volharden. In Predik mijn evangelie staat: ‘Als u met mensen praat of hen onderwijst, moet u ze bijna altijd aanmoedigen om iets te doen waardoor hun geloof in Christus wordt versterkt.’1 Die raad is niet alleen op zendelingen, maar ook op evangelieleerkrachten van toepassing.

5. Herinner uw leerlingen aan de beloofde zegeningen die uit gehoorzaamheid volgen.

Uiteindelijk beloofde Jezus Christus zijn leerlingen dat wie naar zijn uitnodigingen handelden ‘ten laatsten dage behouden [zouden] worden’. Christus belooft ons regelmatig zijn uitverkoren zegeningen voor onze gehoorzaamheid (zie LV 14:7). Als leerkrachten van het evangelie kunnen wij hetzelfde doen.

Het voorgaande voorbeeld illustreert een aantal belangrijke onderwijsmethodes die de Heiland gebruikte. Hij onderwees soms ook aan de hand van gelijkenissen of vergelijkingen. Af en toe daagde Hij de mensen uit die geringschattend over Hem spraken of kastijdde Hij hen zelfs. Maar Hij onderwees zelfs wie Hij terechtwees altijd met liefde (zie Openbaring 3:19).

Uw leerlingen liefhebben

Afbeelding
The resurrected Jesus Christ with His arms around the shoulder of the apostle Peter. Christ points to a large number of fish lying on the beach as He speaks to Peter. Two other men and a ship sit on the beach in thebackground.

Hebt gij Mij waarlijk lief, meer dan dezen? David Lindsley

Ook wij moeten altijd met liefde onderwijzen als we net als de Heiland willen onderwijzen. Liefde stelt het hart van zowel de leerkracht als de leerling open, zodat ‘beiden worden opgebouwd en zich tezamen [verblijden]’ (LV 50:22).

In 3 Nephi vinden we een levendig voorbeeld van de liefde van de Heiland voor zijn leerlingen. Hij bidt voor, huilt met en zegent de mensen. Toen Hij voor de Nephieten tot zijn Vader bad, voelden ze zijn liefde: ‘Niemand kan zich de vreugde indenken die onze ziel vervulde op het ogenblik dat wij Hem voor ons tot de Vader hoorden bidden’ (3 Nephi 17:17).

Hij huilde tranen van vreugde voor hen en zegende hen vanwege hun geloof, zo groot was zijn liefde:

‘Gezegend zijt gij wegens uw geloof. En nu zie, mijn vreugde is overvloedig.

‘En toen Hij die woorden had gezegd, weende Hij’ (3 Nephi 17:20–21).

Veel liefde maakt het mogelijk om veel te leren. Er staat: ‘zijn gelaat lachte hen toe’ en ‘hun hart was open en in hun hart begrepen zij’ (3 Nephi 19:25, 33).

Uw leerlingen aansporen om te getuigen

De Heiland gaf zijn leerlingen ook de gelegenheid om hun getuigenis te geven. Bijvoorbeeld: ‘Toen Jezus gekomen was in het gebied van Caesarea Filippi, vroeg Hij aan Zijn discipelen: Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?

‘Zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper, en anderen: Elia, en weer anderen: Jeremia of een van de profeten.

‘Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben?

‘Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God’ (Mattheüs 16:13–16).

Nadat Petrus zijn getuigenis gegeven had, sprak Christus wonderbaarlijke zegeningen over hem uit:

‘Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.

‘En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.

‘En Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven; en wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn’ (Mattheüs 16:17–19).

In ons streven om meesterleraars te worden, moeten we zelf ook regelmatig vragen stellen waardoor onze leerlingen zowel innerlijk als mondeling kunnen getuigen. We moeten onze leerlingen uitnodigen om in hun dagelijkse bezigheden naar getuigenisversterkende ervaringen te streven. Als de sfeer thuis of in het klaslokaal vervolgens bijdraagt tot de Geest, zullen onze leerlingen zich voldoende op hun gemak voelen om over geestelijke ervaringen te vertellen en tot elkaar te getuigen.

Zelf doen wat u onderwijst

Jezus Christus spoorde anderen aan om te doen wat Hij deed (zie 3 Nephi 27:21), Hem te volgen (zie Mattheüs 4:19). Hij deed wat Hij onderwees. Hij gaf dus het goede voorbeeld.

Hij onderwees over dienen door te dienen. Wat een les moet het voor zijn discipelen geweest zijn toen Hij hun voeten waste! ‘Als Ik dan, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, moet ook u elkaars voeten wassen.

Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u zult doen zoals Ik voor u heb gedaan’ (Johannes 13:14–15).

Hij onderwees over liefde door lief te hebben. ‘Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben’ (Johannes 13:34).

Hij onderwees over het gebed door te bidden. Nadat Hij een gebed uitgesproken had dat zo innig en subliem was dat het niet opgeschreven kon worden, zei Hij: ‘En zoals Ik onder u heb gebeden, zo zult gij bidden in mijn kerk. […] Zie, Ik ben het licht; Ik heb u een voorbeeld gegeven’ (3 Nephi 18:16).

Jezus Christus heeft een patroon verschaft aan alle evangelieleerkrachten die op zijn manier willen onderwijzen. We zijn niet volmaakt zoals Hij, maar we kunnen er ijverig naar streven om zelf te doen wat we onderwijzen. Leerkrachten zouden zoals in het kinderliedje moeten kunnen zeggen: ‘Doe nu wat ik doe, volg mij, volg mij na!’2

Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland

We nodigen alle evangelieleerkrachten uit de volgende zes basisbeginselen toe te passen die we uit het voorbeeld van de Heiland leren:

1. Heb uw leerlingen lief.

  • Betrek ieder bij de les.

  • Concentreer u op de behoeften van uw leerlingen.

2. Bereid u geestelijk voor.

  • Doe zelf wat u onderwijst.

  • Stel vast welke hulpmiddelen er beschikbaar zijn.

3. Onderwijs met de Geest.

  • Help uw leerlingen om de Geest te herkennen.

  • Sta er als leerkracht voor open om zelf iets te leren.

  • Schep een optimale leersituatie.

4. Ontdek het evangelie samen.

  • Heb hoge verwachtingen.

  • Spoor uw leerlingen aan om te getuigen.

  • Stel doeltreffende vragen.

  • Luister naar uw leerlingen.

5. Onderwijs in de leer.

  • Gebruik de Schriften.

  • Gebruik verhalen en voorbeelden.

  • Beloof zegeningen en getuig.

6. Nodig uw leerlingen uit om te handelen.

  • Help uw leerlingen met oefenen.

  • Geef een vervolg aan uitnodigingen.

Door deze beginselen toe te passen, worden we betere leerkrachten, betere leerlingen, betere ouders en betere volgelingen van Jezus Christus. Want Hij heeft ons opgedragen elkaar ijverig te onderwijzen, zodat ‘allen door allen opgebouwd zullen zijn’ (zie LV 88:77, 78, 122). Wij bidden dat onze leerlingen in ons een glimp van de Meesterleraar mogen zien en niet alleen kennis mogen opdoen, maar dat ze er ook door veranderd mogen worden.

Noten

  1. Predik mijn evangelie: handleiding voor zendingswerk (2004), p. 212.

  2. ‘Doe nu wat ik doe’, Zing maar mee, D-22.