2008
Het geloof om water te keren
Oktober 2008


Het geloof om water te keren

Het was een mooie lentedag in Helsinki. De zon scheen helder en de sneeuw smolt snel. Urenlang was ik met mijn zoons, Juha (8) en Hannu (6), bezig geweest om de smeltende sneeuw ervan te weerhouden onze kelder blank te zetten. De afvoer die dat karwei voor zijn rekening had moeten nemen, was bevroren en zat nog potdicht.

Voor mijn man ’s ochtends naar zijn werk vertrok, zei hij dat we de kelder koste wat kost droog moesten houden. We deden er alles aan, totdat het tijd was om naar het jeugdwerk te gaan. (In die tijd werd het jeugdwerk op een doordeweekse dag gehouden.) Ik zei tegen mijn zoons dat ze het jeugdwerk maar een keertje moesten overslaan, omdat de kelder niet mocht onderlopen. Daar kwam nog bij dat mijn man geen lid van de kerk was en niet zou begrijpen hoe belangrijk het jeugdwerk voor onze zoons was.

In koor verzekerden Juha en Hanno mij dat als wij naar het jeugdwerk gingen, onze hemelse Vader erop zou toezien dat de kelder niet zou onderlopen. Ik liet mijn blik over en weer van het smeltwater naar de gelovige gezichtjes van mijn zoons gaan. Iets in mij zei: ‘Je kunt niet gaan, want dan houd je de kelder met de beste wil ter wereld niet droog.’ Ik riep mijn Vader in de hemel aan in mijn hart. Toen nam ik een moeilijke beslissing.

‘We gaan naar het jeugdwerk!’, verklaarde ik terwijl ik de emmers neergooide. Ongeacht wat de gevolgen waren, ik zou het geloof van mijn kinderen niet schaden.

De jongens hadden een geweldige tijd op het jeugdwerk. Maar hoe dichter we na het jeugdwerk bij huis kwamen, des groter mijn angsten werden. Toen we thuiskwamen, renden de jongens vlug naar de kelderdeur. Ze keken naar beneden en riepen: ‘Mama, zeiden we het niet?’ Ik haastte mij naar de deur. Ik zal nooit vergeten wat ik toen te zien kreeg. De kelder was volkomen droog, alsof hij was aangedweild. Er was nergens water te bekennen. Zelfs nu, veertig jaar later, kan ik nog moeilijk geloven wat ik toen zag.

De glans in de ogen van mijn zoons weerspiegelden blijdschap en vertrouwen in hun hemelse Vader. Blijdschap — en dankbaarheid — namen ook mijn hart in bezit!

Geen macht in de wereld kan het winnen van kinderlijk geloof. In de Schriften staat dat als we geloven en niet twijfelen, we een berg kunnen verzetten (zie Matteüs 17:20). Die dag heeft de kracht van het geloof van mijn kinderen water gekeerd.